Op 13 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 september 2016 in de Pieter Vlamingstraat te Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen een halsketting zou hebben gestolen van een slachtoffer. Tijdens de zitting op 30 januari 2018 heeft de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, onder verwijzing naar verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook naar beelden van een horecagelegenheid en herkenningen door verbalisanten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.P. Vos, heeft echter verzocht om vrijspraak, stellende dat de bewijzen onvoldoende zijn om de verdachte te koppelen aan de roof.
De rechtbank heeft in haar oordeel geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. Er waren onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om te stellen dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de straatroof. De beelden toonden niet de daadwerkelijke roof en de getuigenverklaringen waren niet overtuigend genoeg om de verdachte te identificeren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de scooter die op de beelden te zien was, niet met zekerheid kon worden gekoppeld aan de scooter die door de daders van de roof zou zijn gebruikt. Gezien deze tekortkomingen in het bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, een schadevergoeding gevorderd, maar deze vordering is niet-ontvankelijk verklaard omdat er aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de vordering van de benadeelde partij niet kan worden toegewezen in het licht van de vrijspraak van de verdachte.