ECLI:NL:RBAMS:2018:987

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
13/654211-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in kettingroofzaak na onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, heeft de rechtbank Amsterdam op 13 februari 2018 uitspraak gedaan. De zaak betreft een kettingroof die op 11 oktober 2016 plaatsvond in Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van een ketting van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld zouden zijn gebruikt. Tijdens de zitting op 30 januari 2018 heeft de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, gepleit voor bewezenverklaring op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Ketting, heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te koppelen aan de roof. De beelden toonden de daadwerkelijke roof niet en de beschrijving van de dader door het slachtoffer kwam niet overeen met het uiterlijk van de verdachte. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast is de benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654211-16 (Promis)
Datum uitspraak: 13 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Ketting naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2016 te Amsterdam op de openbare weg de Pieter Vlamingstraat, in elk geval op een openbare weg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader;
  • die [persoon] (toen deze in zijn auto zat) heeft/hebben benaderd en/of
  • nadat die [persoon] het raampje van zijn auto had geopend die ketting van de nek van die [persoon] heeft/hebben getrokken en/of
  • (vervolgens) op een scooter is/zijn weggereden.

3. Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar haar op schrift gestelde requisitoir,
gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, op grond van de door aangever [persoon] bij de politie afgelegde verklaring, de beelden van restaurant [naam restaurant] , de herkenningen van verdachte door vele verbalisanten, alsmede de gebruikte en beschadigde scooter van de broer van medeverdachte [medeverdachte] , die op 1 november 2016 bij verdachte voor de deur stond en de onderling bestaande relatie tussen verdachte en de medeverdachte. Hieruit volgt dat verdachte de ketting van de nek van aangever heeft afgerukt en dat medeverdachte [medeverdachte] klaar stond als bestuurder van de scooter waarop verdachte kon ontkomen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar haar pleitnotitie, verzocht verdachte vrij te spreken. Enerzijds omdat de scooter op de stills niet met zekerheid kan worden gekoppeld aan die welke de verdachten van de roof hebben gebruikt. Anderzijds omdat de herkenningen door verbalisanten te twijfelachtig zijn om op grond daarvan de koppeling te maken tussen de personen op de stills en verdachte.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat er - nog los van de vraag of verdachte één van de personen is op de stills - in het dossier onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat verdachte één van de kettingrovers is. Vooropgesteld is dat op de beelden de daadwerkelijke roof niet is te zien. Verder verklaart aangever [persoon] dat de persoon die de ketting van zijn nek trok een blanke man met kort blond haar was, terwijl verdachte getint is met zwart haar. Bovendien heeft de kettingroof plaatsgevonden midden op de dag in de nabijheid van een van de drukste markten van Amsterdam. Dat laat de mogelijkheid open dat de verkeerde scooter is gekoppeld aan de roof. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

4.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon] vordert € 2.300, - aan materiële schadevergoeding en
€ 600, - aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [persoon] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2018.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.