Op 22 februari 2018 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 oktober 2017 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 10,91 kilo cocaïne heeft vervoerd en/of aanwezig gehad. De verdachte, geboren in 1992 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 8 februari 2018 gehoord in de rechtbank. De officier van justitie, mr. N.M. Smits, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.G. Roethof.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de verkeerscontrole op de Droogbak in Amsterdam werd de verdachte aangehouden na het aantreffen van een verborgen ruimte in de kofferbak van zijn auto, waarin de cocaïne was verstopt. De verdachte heeft verklaard dat de auto van een vriend was, maar de rechtbank oordeelde dat hij op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van de cocaïne.
De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verkeerscontrole op etnische gronden was uitgevoerd en concludeerde dat de verdachte uitdrukkelijk toestemming had gegeven voor de doorzoeking van de auto. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne. De strafmaat werd vastgesteld op 36 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank oordeelde dat er geen rechtvaardigingsgronden waren voor de verdachte.