ECLI:NL:RBAMS:2019:10215
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte voor het aanwezig hebben van cocaïne in zijn woning
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne in zijn woning. De zaak kwam voort uit een melding van een overval in de woning van de verdachte op 6 september 2013. Bij het onderzoek dat volgde, werd in de woning een bruine handschoen aangetroffen met daarin verpakte brokken cocaïne. De verdachte en zijn medeverdachte, die ook in de woning verbleef, ontkenden echter enige kennis te hebben van de drugs. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs.
De rechtbank oordeelde dat om tot een bewezenverklaring te komen, moest worden aangetoond dat de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid ervan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij op de hoogte was van de drugs, aangezien deze niet openlijk aanwezig waren en er geen andere bewijsstukken waren die zijn kennis van de drugs konden bevestigen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij opzettelijk cocaïne aanwezig had in zijn woning.