In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vastgoedonderneming, eiseres, en een particulier, gedaagde, over de rechtmatigheid van een dakterras. Eiseres had een omgevingsvergunning verkregen voor de uitbreiding van haar appartement met een dakterras, maar gedaagde, eigenaar van het naastgelegen appartement, stelde dat dit dakterras in strijd was met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, dat de privacy van buren beschermt tegen uitzicht op hun erf. De rechtbank oordeelde dat het dakterras van eiseres inderdaad in strijd was met dit artikel, omdat het uitzicht bood op het dakterras van gedaagde zonder diens toestemming. Eiseres voerde aan dat het artikel niet beschermt tegen zijdelings uitzicht, maar de rechtbank volgde dit betoog niet. De rechtbank concludeerde dat het dakterras van eiseres niet alleen een visuele inbreuk op de privacy van gedaagde opleverde, maar ook dat gedaagde's beroep op artikel 5:50 BW niet als misbruik van recht kon worden gekwalificeerd. De rechtbank wees de primaire vordering van eiseres af, maar stond de subsidiaire vordering toe, waarbij het dakterras met een privacyscherm van 1,80 meter hoog werd toegestaan, mits dit scherm ondoorzichtig maar lichtdoorlatend was. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.