Op 19 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Bucharest Tribunal in Roemenië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1962, die in Nederland verblijft. De vordering tot overlevering is ingediend door de officier van justitie op 4 april 2016. Tijdens de zitting op 7 juni 2016 werd de termijn voor uitspraak verlengd omdat de rechtbank meer informatie nodig had over de detentieomstandigheden in Roemenië. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Roemenië, vooral door overbevolking in de gevangenissen.
Op 19 februari 2019 werd de behandeling van de vordering voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw waren niet verschenen. De rechtbank heeft opnieuw de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de overlevering. De officier van justitie heeft aangegeven dat er geen nieuwe informatie uit Roemenië is ontvangen die garanties biedt over de detentieomstandigheden.
De rechtbank concludeert dat er geen informatie beschikbaar is die het risico van onmenselijke behandeling uitsluit en dat de redelijke termijn is overschreden. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De overleveringsdetentie is beëindigd, en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank.