Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 4 juli 2018;
- het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 9 augustus 2018;
- de brief met bijlagen van 14 februari 2019 van de zijde van de man.
- mr. Blakborn;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Zevenbergen.
2.De feiten
€ 48.563,57 dient terug te betalen, met daarover de geldende wettelijke rente vanaf 30 september 2017 tot aan de dag dat de vordering volledig zal worden voldaan.
NJ1992, 356 en Hoge Raad 19 november 1993, nr. 15114,
NJ1994, 241— in zaken van levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 BW, het volgen van de verzoekschriftprocedure als dwingend voorgeschreven moet worden beschouwd (Hoge Raad 2 mei 2003,
NJ2003/467). De rechtbank is derhalve van oordeel dat een vordering uit onverschuldigde betaling - welke voortvloeit uit hoofde van een zaak betreffende levensonderhoud – in de onderhavige procedure kan worden beoordeeld. Dit wordt bovendien uit het oogpunt van de proces-economie praktisch geacht.
Wettelijke rente
1.086,00