Op 28 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van 994 gram cocaïne en 398 gram hennep. De verdachte werd op 17 oktober 2013 in Amsterdam aangehouden, samen met een medeverdachte, na observaties door de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte samen het café binnenliepen en later schichtig wegrenden, wat duidt op hun wetenschap van de drugs in de tas. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het aanwezig hebben van de drugs, en dat hij als medepleger moet worden beschouwd. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft echter besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van witwassen, omdat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld dat bij hem was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie onvoldoende bewijs had geleverd voor de beschuldiging van witwassen.