2.2.De Svb heeft bij brief van 24 november 2017 eiser eveneens meegedeeld dat de in het verleden opgelegde boete en de terugvordering is komen te vervallen. Eiser krijgt een nabetaling over zijn AOW-uitkering over de periode 1 augustus 2015 tot en met 31 maart 2016.
3. Eiser voert – samengevat – aan dat geen sprake is van een gemeenschappelijke huishouding, maar dat hij bij [de persoon 1] woont om voor hem te zorgen en dat er een zorgrelatie bestaat. Verder stelt eiser dat hij de Nederlandse en Duitse samenleving veel kosten bespaard. Eiser wil een uitkering naar de norm van een alleenstaande en vordert daarnaast vergoeding van de schade die hij heeft geleden in de afgelopen vier jaar.
4. De Svb verwijst naar het bestreden besluit. Verder overweegt de Svb dat in de periode 1 januari 2007 tot 28 november 2014 een specifieke regeling gold voor zorgrelaties. Voorwaarde was dat beide personen ieder beschikken over een woning en daarvoor de financiële lasten dragen. Op grond van overgangsrecht blijft deze regeling gelden voor zorgrelaties die voor 28 november 2014 ingaan of zijn ingegaan, zolang aan de voorwaarden is voldaan. Omdat eiser niet voldoet aan de eis van het hebben van een zelfstandige woning, heeft er geen onderzoek plaatsgevonden of er mogelijk sprake is van een zorgrelatie.
5. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder a, van de AOW wordt voor de toepassing van deze wet als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het een bloedverwant in de eerste graad betreft. Het vierde lid van genoemd artikel bepaalt dat sprake is van een gezamenlijke huishouding indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben (het huisvestingscriterium) en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar middels het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins (het criterium van de wederzijdse zorg).
6. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de AOW, in combinatie met artikel 9, vijfde lid, van de AOW, heeft de gehuwde pensioengerechtigde een zelfstandig recht op ouderdomspensioen ter hoogte van 50% van het minimumloon, terwijl de ongehuwde pensioengerechtigde 70% van het minimumloon ontvangt.
7. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de AOW vindt geen herziening van het ouderdomspensioen plaats indien:
a. sprake is van zorg voor een pensioengerechtigde die hulpbehoevend is als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Algemene nabestaandenwet (Anw);
b. door deze zorg een gezamenlijke huishouding ontstaat van twee pensioengerechtigden, en
c. de pensioengerechtigde en de hulpbehoevende pensioengerechtigde ieder beschikken over een woning en daarvoor de financiële lasten dragen.
Het oordeel van de rechtbank
8. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) moet de vraag of in een bepaald geval sprake is van een gezamenlijke huishouding worden beantwoord aan de hand van objectieve criteria. Daarbij zijn de omstandigheden die tot het voeren van een gezamenlijke huishouding hebben geleid, de motieven van de betrokkenen en de aard van hun onderlinge relatie niet van belang.
9. Partijen zijn het erover eens dat eiser en [de persoon 1] (in ieder geval) met ingang van 1 april 2016 op hetzelfde adres wonen en daar hun hoofdverblijf hebben. Aan het huisvestingscriterium is dus voldaan.
Het criterium van de wederzijdse zorg
10. Of voldaan is aan het criterium van wederzijdse zorg kan blijken uit een bepaalde mate van financiële verstrengeling tussen de betrokkenen die verder gaat dan het uitsluitend delen van de woonlasten en hiermee samenhangende lasten. Indien van een zodanige verstrengeling niet of slechts in geringe mate sprake is, kunnen ook andere feiten en omstandigheden voldoende zijn om aan te nemen dat de betrokkenen in zorg voor elkaar voorzien. Een afweging van alle ten aanzien van betrokkenen gebleken feiten en omstandigheden, die niet van subjectieve aard zijn, zal bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of aan het zorgcriterium in een concreet geval is voldaan (zie de uitspraak van de Raad van 15 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4622). 11. De rechtbank stelt vast dat eiser meermalen expliciet aangeeft dat hij voor [de persoon 1] zorgt. Ook blijkt dit uit alle omstandigheden die eiser in zijn beroepschrift naar voren brengt. [de persoon 1] kookt. Er is verder sprake van (meer of mindere mate van) financiële verstrengeling. Met dit alles is in beginsel voldaan aan de criteria van een gezamenlijke huishouding. Voor zover eiser een beroep doet op de uitzondering zoals opgenomen in artikel 17, tweede lid, van de AOW, dat sprake is van een zorgrelatie, kan dit niet slagen. Vaststaat dat eiser met [de persoon 1] op één adres woont en eiser heeft niet gesteld dat hij over een eigen woning beschikt.
12. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder terecht eiser een AOW-uitkering toekent naar de norm van een gehuwde.
13. De rechtbank begrijpt dat eiser graag een oordeel wil over de daadwerkelijke uitwerking van zijn verzorging voor [de persoon 1] voor de Nederlandse en Duitse samenleving. Eiser vindt dat hij wordt gestraft voor zijn hulp aan [de persoon 1] , terwijl de verzorging die hij biedt de Nederlandse en Duitse samenleving juist (veel) geld bespaart. Verder blijkt uit eisers toelichting dat hijzelf (zeer) sober leeft en veel kosten van [de persoon 1] voor zijn rekening neemt. De rechtbank merkt daar nog over op dat het niet gaat om de vraag of eisers hulp aan [de persoon 1] in financieel opzicht gunstig is voor de belastingbetaler, maar om de vraag of eisers situatie voldoet aan de wettelijke criteria voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding. Dat is in het geval van eiser zo. Dat neemt niet weg dat het zeer te loven is dat eiser zoveel hulp en steun biedt aan [de persoon 1] . Eisers onbaatzuchtige inzet om te waarborgen dat [de persoon 1] aan het openbare leven kan deelnemen is zeer genereus. Dit kan echter niet leiden tot een toekenning van een AOW-uitkering naar de norm van een alleenstaande.
14. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk. De AOW-uitkering is terecht herzien naar de norm van een gehuwde, omdat sprake is van een gezamenlijke huishouding in de zin van de AOW.
15. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
16. Het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen nu geen sprake is van een onrechtmatig besluit.