ECLI:NL:RBAMS:2019:3036
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van witwassen en bezit van cocaïne na onvoldoende bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die gedetineerd was in een penitentiaire inrichting. De zaak betreft de tenlastelegging van witwassen van een geldbedrag van € 162.410,00 en het bezit van 10 kilogram cocaïne, gepleegd op 6 december 2018 in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 19 maart 2019 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. Raza, hun standpunten hebben gepresenteerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op de dag van de aanhouding van de verdachte en medeverdachte in een woning in Amsterdam, zowel cocaïne als een aanzienlijk geldbedrag zijn aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte en medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap en beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en het geldbedrag, aangezien deze niet in het zicht lagen. De enkele omstandigheid dat de verdachte en medeverdachte tijdelijk in de woning verbleven, was niet voldoende om te concluderen dat zij wisten van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het geld. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.