ECLI:NL:RBAMS:2019:3040

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
7341451
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op pensioenopbouw na overgang van onderneming en de verplichtingen van de nieuwe werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een werknemer, en haar voormalige werkgevers, Stichting Exploitatie Serviceflats De Drecht (SES De Drecht) en Stichting Dienstverlening Serviceflats (SDS). De kern van het geschil betreft de vraag of [eiseres] recht heeft op pensioenopbouw bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) na de overgang van haar arbeidsovereenkomst van Cordaan naar SES De Drecht per 1 maart 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW, waarbij de rechten en verplichtingen van de arbeidsovereenkomst van [eiseres] van rechtswege zijn overgegaan naar SES De Drecht. De kantonrechter oordeelde dat SES De Drecht onrechtmatig heeft gehandeld door niet zorg te dragen voor de aansluiting van [eiseres] bij het PFZW, ondanks dat zij hiertoe verplicht was op basis van de arbeidsovereenkomst en de toepasselijke cao. De rechtbank heeft SES De Drecht veroordeeld om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis met terugwerkende kracht aan te sluiten bij het PFZW en [eiseres] als deelnemer aan te melden. Daarnaast is SES De Drecht veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 37.108,00, vermeerderd met wettelijke rente, en tot vergoeding van de kosten van de actuariële berekening van € 834,90. De vorderingen tegen SDS zijn afgewezen, omdat er geen arbeidsovereenkomst met SDS bestond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7341451 CV EXPL 18-25171
vonnis van: 30 april 2019
fno.: 34906

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. A. Lof
t e g e n

1. Stichting Exploitatie Serviceflats De Drecht

gevestigd te Amsterdam

2. Stichting Dienstverlening Serviceflats

gevestigd te Neerijnen
gedaagden
nader te noemen: SES De Drecht (gedaagde sub 1) en/of SDS (gedaagde sub 2)
gemachtigde: mr. S.F.H. Jellinghaus

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaardingsexploten van 30 oktober 2018 en 5 november 2018 met producties;
- antwoord met productie;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 20 maart 2019. [eiseres] is in persoon verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. Voor gedaagden is verschenen [naam 1] en mr. J. Tarmond, waarneemster van mr. Jellinghaus. Partijen zijn gehoord en hebben hun standpunten mede aan de hand van door beide partijen overgelegde pleitnotities toegelicht. Zij hebben verder vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Wooncentrum De Drecht (hierna: De Drecht) is een wooncentrum voor ouderen te Amsterdam, welk gebouw in eigendom is van Woningstichting Stadgenoot (hierna: Stadgenoot).
1.2.
[eiseres] is op 1 april 1998 als receptioniste in dienst getreden van de Stichting Cordaan Thuiszorg (hierna: Cordaan).
1.3.
Stadgenoot heeft sinds 2009 de verzorging van servicediensten, zoals receptie en alarmopvolging, in De Drecht opgedragen aan Cordaan.
1.4.
[eiseres] verricht haar werkzaamheden in De Drecht.
1.5.
In de op 18 januari 2011 gedateerde arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Cordaan staat in artikel 7:
“De werkgever draagt zorg voor aanmelding bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn”.
1.6.
Als verplicht bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (hierna: PFZW) aangesloten zorginstelling heeft Cordaan [eiseres] aangemeld als deelnemer in dat pensioenfonds.
1.7.
Artikel 11 van voornoemde arbeidsovereenkomst bepaalt:
“De bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Verpleeg-, Verzorgingshuizen & Thuiszorg 2010-2012, zoals deze luidt of zal komen te luiden en de daarin vastgestelde arbeidsvoorwaarden, vormen met deze overeenkomst één geheel”.
1.8.
In de cao-VVT, die heeft gegolden van 1 maart 2010 tot 1 maart 2012, is in artikel 3.1.14 bepaald;
“1. De rechten en verplichtingen van de werkgever en de werknemer, betrekking hebbend op de voor de werknemer geldende pensioenregeling, daaronder begrepen de regeling inzake de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse premie, worden geregeld in de bepalingen van het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn c.q. in een in het kader van dit pensioenfonds goedgekeurde regeling.
2. De werkgever verhaalt een deel van de aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn af te dragen premies op de werknemer door toepassing van een jaarlijks door partijen bij deze CAO vast te stellen berekeningsformule. Deze formule wordt zodanig vastgesteld, dat, gebaseerd op een jaarlijkse opgave van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van de totale premielasten verbonden aan de deelnemers in het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van de branche Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (-) 50% van deze aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn af te dragen premies op de werknemers wordt verhaald”.
1.9.
Eenzelfde bepaling heeft ook vanaf 1 maart 2012 deel uitgemaakt van de cao-VVT.
1.10.
SDS is op 17 december 1996 opgericht en heeft als doel dienstverlening seniorenhuisvesting.
1.11.
SES De Drecht is op 13 december 2011 opgericht en heeft als doel dienstverlening servicediensten aan de bewoners van De Drecht.
1.12.
Op 31 januari 2012 heeft Cordaan de betrokken werknemers, waaronder [eiseres] , geïnformeerd over de overgang van de receptie- en alarmeringsdiensten in De Drecht per 1 maart 2012.
1.13.
Bij brief van 16 februari 2012 heeft Cordaan onder meer aan [eiseres] een gespreksverslag van 31 januari 2012 gestuurd. In deze brief staat onder meer:
“Sinds 2009 heeft Cordaan een dienstverleningscontract met Stadgenoot voor het leveren van receptiediensten en alarmopvolging in De Drecht. Stadgenoot heeft eind vorig jaar besloten de dienstverlening met Cordaan op te zeggen en met een andere, goedkopere partij in zee te gaan, te weten: SDS, Stichting Dienstverlening Serviceflats. Het contract liep tot 31 december 2011 en in eerste instantie wilde Stadgenoot per 1 januari 2012 SDS laten starten. Dit vond Cordaan niet correct. Ten eerste, omdat er daarvoor nog geen sprake was van opzegging en ten tweede vanwege het feit dat er personeel bij betrokken is. Hierop is Cordaan in gesprek gegaan met Stadgenoot en SDS.
Tijdens deze gesprekken heeft Cordaan geprobeerd de overeenkomst met een aantal maanden te verlengen, maar Stadgenoot heeft een grens getrokken op 1 maart 2012. Ook is duidelijk geworden dat op de overname van de receptie van De Drecht, door de Stichting Exploitatie Serviceflat De Drecht, de Wet Overname Ondernemingen van toepassing is. Dit houdt concreet in dat SDS ook het personeel van Cordaan moet overnemen. SDS heeft hiervoor de Stichting Exploitatie Serviceflat De Drecht opgericht. Uw arbeidsovereenkomst gaat per 1 maart 2012 van rechtswege over naar werkgever Stichting Exploitatie Serviceflat De Drecht. Dit met behoud van alle arbeidsvoorwaarden (salaris en CAO) die u bij Cordaan geniet, met uitzondering van de aansluiting bij pensioenfonds PFWZ. … Cordaan is, naast SDS, nog een jaar hoofdelijk verbonden voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, die zijn ontstaan voor de overgang naar SDS”.
1.14.
Bij brief van 13 februari 2012 heeft [naam 2] , namens het bestuur van de Stichting Exploitatie De “Drecht” [eiseres] meegedeeld dat de stichting haar dienstverband met Cordaan één op één heeft overgenomen met uitzondering van het pensioenreglement en de opgebouwde vakantiedagen bij Cordaan.
1.15.
Het PFZW heeft [eiseres] bericht dat zij per 1 maart 2012 niet langer deelnemer is in de pensioenregeling van dit pensioenfonds, omdat SES De Drecht niet een verplicht bij dit pensioenfonds aangesloten instelling is en zij zich ook niet vrijwillig bij PFZW heeft aangesloten. [eiseres] kon haar deelneming in PFZW niet vrijwillig voortzetten.
1.16.
Op 1 maart 2012 heeft [eiseres] een arbeidsovereenkomst getekend met SES De Drecht. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 7 bepaald:
“De werkgever zal zorgdragen voor een pensioen”en in artikel 11:
“De bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Verpleeg-, Verzorgingshuizen & Thuiszorg 2010-2012, zoals deze luidt of zal komen te luiden en de daarin vastgestelde arbeidsvoorwaarden, vormen met deze overeenkomst één geheel”.
1.17.
Haar loon kreeg [eiseres] vanaf 1 maart 2012 uitbetaald door SES De Drecht. Op het bruto loon werd ingehouden
“OP-Premie”en
“AP-Premie”.
1.18.
Eind oktober 2012 heeft het PFZW SES De Drecht in de gelegenheid gesteld zich vrijwillig bij het pensioenfonds aan te sluiten, uit coulance met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2012, onder de voorwaarde dat zij al haar werknemers, die tot eenzelfde groep behoren, aansluit bij het pensioenfonds. SES De Drecht heeft dat aanbod niet aanvaard.
1.19.
In de loop van 2014 heeft het PFZW SES De Drecht opnieuw laten weten dat vrijwillig aansluiting kon plaatsvinden. SES De Drecht heeft zich niet vrijwillig aangesloten.
1.20.
In september 2017 heeft SDS [eiseres] laten weten dat het samenwerkingsverband tussen haar en MaBo B.V. heeft geresulteerd in een fusie per 1 oktober 2017 en dat zij verdergaan onder de naam MaBo B.V.
1.21.
Bij brief van 24 mei 2018 heeft de gemachtigde van [eiseres] SES De Drecht gesommeerd tot nakoming van haar verplichting tot vrijwillige aansluiting bij het PFZW, zulks met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018. Tevens is SES De Drecht gesommeerd te verklaren dat zij bereid is om de door [eiseres] geleden en nog te lijden pensioenschade te vergoeden. SES De Drecht heeft laten weten niet aan de sommatie te zullen voldoen en geen aansprakelijkheid te erkennen.
1.22.
Bij vonnis van 15 januari 2018 heeft de rechtbank Amsterdam in een zaak van een collega van [eiseres] geoordeeld dat per 1 maart 2012 sprake is geweest van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. Daarnaast zijn SES De Drecht en SDS veroordeeld om aan deze collega van [eiseres] de door hem geleden en nog te lijden pensioenschade te vergoeden. Van dit vonnis hebben SES De Drecht en SDS hoger beroep ingesteld.
1.23.
Bij brief van 17 december 2018 aan [eiseres] heeft het bestuur van Stichting Vlabio [eiseres] meegedeeld dat er een naamswijziging van de werkgever, Stichting Exploitatie Serviceflat De Drecht heeft plaatsgevonden en dat per 7 december 2018 de nieuwe naam van haar werkgever is Stichting Vlabio.

vordering en verweer

2. [eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat SES De Drecht en SDS onrechtmatig tegenover [eiseres] hebben gehandeld doordat zij hebben verzuimd zich per 1 maart 2012 (dan wel met terugwerkende kracht nadien) vrijwillig, contractueel, aan te sluiten bij het PFZW en [eiseres] als deelnemer aan te melden bij het PFZW;
SES De Drecht en SDS hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres] te betalen € 37.108,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
althans subsidiairSES De Drecht en SDS hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling van de vanaf 1 maart 2012 tot en met de datum van het in deze te wijzen vonnis op haar loon ingehouden pensioenpremies, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en rente;
SES De Drecht en SDS hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 834,90 ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW;
SES De Drecht te veroordelen om zich binnen 30 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis met terugwerkende kracht per 1 september 2018, althans per 1 januari 2018 vrijwillig, contractueel, aan te sluiten bij PFZW en [eiseres] als deelnemer aan te melden bij het PFZW, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat SES De Drecht hiermee in gebreke blijft;
SES De Drecht en SDS hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen de door [eiseres] betaalde eigen bijdrage ad € 360,00, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en –voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3. Aan haar vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag. Per 1 maart 2012 is sprake van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW, waarbij Cordaan de overdragende onderneming en SDS de verkrijger is. De rechten en verplichtingen die op 1 maart 2012 voor Cordaan voortvloeiden uit haar overeenkomst met [eiseres] zijn van rechtswege op SDS overgegaan, waardoor op SDS de verplichting rustte om ervoor zorg te dragen dat de deelneming van [eiseres] in het PFZW per 1 maart 2012 aansluitend en onverminderd werd voortgezet. Deze verplichting rustte ook op SES De Drecht, nu SDS de van Cordaan overgenomen onderneming op haar beurt, direct per 1 maart 2012, aan SES De Drecht heeft overgedragen. Door zulks na te laten heeft SDS/SES De Drecht als opvolgend werkgever onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld en is zij gehouden de schade die zij als gevolg daarvan lijdt en/of zal lijden te vergoeden. [eiseres] baseert haar vorderingen tevens op nakoming van de tussen haar en SES De Drecht bestaande arbeidsovereenkomst.

verweer

4. SDS stelt zich op het standpunt dat zij op geen enkele wijze met [eiseres] verbonden is. Zij is geen partij bij de arbeidsovereenkomst, heeft geen kennis van de onderhandelingen en is geen pensioen of salaris verschuldigd aan [eiseres] .
5. SES De Drecht, als werkgever van [eiseres] per 1 maart 2012, stelt dat [eiseres] geen recht heeft op pensioenopbouw bij het PFZW. De argumenten voor deze stelling zullen, voor zover nodig, hierna worden behandeld.

beoordeling

6.
Nietigheid dagvaarding ten aanzien van SDS?
SDS heeft opgeworpen dat de dagvaarding nietig is, nu deze ten aanzien van haar geen of onvoldoende gronden bevat. Dit beroep wordt verworpen. In de dagvaarding wordt uiteengezet dat en waarom SDS wordt aangesproken in haar rol als overnemende partij en dat zij daarbij, kort samengevat, steken heeft laten vallen. Daarbij komt dat SDS kennelijk niet geheel buiten beeld is, naast SES De Drecht, nu zij bij brief van september 2017 [eiseres] expliciet informeert over op handen zijnde fusieplannen met MaBo B.V.. Van gronden om tot nietigheid van de dagvaarding te concluderen is dan ook niet gebleken.
7.
Kernvraag
Tussen partijen is in geschil of [eiseres] recht kan doen gelden op, eveneens kort gezegd, aansluiting bij en pensioenopbouw volgens de regels van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn, hierna PFZW. Zij baseert haar aanspraak op de overgang van onderneming dan wel op de (nakoming van de) arbeidsovereenkomst die zij na de overgang van onderneming met SES De Drecht is aangegaan.
8.
Overgang onderneming van Cordaan naar SDS/SES De Drecht in 2012?
Partijen hebben uitvoerig gedebatteerd over de vraag of per 1 maart 2012 sprake is geweest van een overgang van (een onderdeel van de) onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW. Gedaagden hebben betwist dat van een dergelijke overgang sprake is, maar zij hebben niet weersproken dat de receptie- en alarmeringsdiensten die Cordaan voorafgaand aan 1 maart 2012 in opdracht van Stadgenoot door onder meer [eiseres] heeft doen uitvoeren door Cordaan aan SDS/SES De Drecht op basis van een overeenkomst zijn overgedragen. Ook overigens is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de voorwaarden die in artikel 7:663 BW aan de overgang van rechten en verplichtingen jegens een werknemer in het kader van de overgang van een onderneming worden gesteld.
9. De vraag is echter of hiermee ook onverkort de met Cordaan gemaakte afspraken rond de aanspraak op de opbouw van pensioen bij PFZW op SDS/SES De Drecht zijn overgegaan. De kantonrechter is van oordeel dat deze kwestie in deze zaak in het midden kan blijven, nu er tussen [eiseres] en SES De Drecht een (nadere) arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. In deze overeenkomst zijn tevens bedingen met betrekking tot de pensioenaanspraak te vinden, welke naar het oordeel van de kantonrechter in de plaats komen van eventuele tot dan toe geldende aanspraken op dit punt. De onderhavige zaak verschilt in dit opzicht met die van een collega van [eiseres] , de heer Bij de Vaate, in welke zaak de kantonrechter te Amsterdam op 15 januari 2018 een beslissing heeft gegeven, tegen welke beslissing hoger beroep is ingesteld. In het geval van Bij de Vaate is er van een nadere arbeidsovereenkomst met de opvolgend werkgeefster waarmee hij (over de hele linie) heeft ingestemd geen sprake. [eiseres] daarentegen heeft, zoals onbetwist is komen vast te staan, ingestemd met een met ingang van 1 maart 2012 geldende arbeidsovereenkomst met SES De Drecht. In deze arbeidsovereenkomst zijn nadere afspraken te vinden (zie r.o. 1.16) over onder meer pensioen.
10.
Aanspraak op aansluiting bij en pensioenopbouw volgens PFZW op grond van arbeidsovereenkomst met SES De Drecht?
[eiseres] heeft naar voren gebracht dat haar vordering tevens op basis van de arbeidsovereenkomst dient te worden toegewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] op dit punt het gelijk aan haar zijde. Daartoe wordt het volgende overwogen.
11. Volgens artikel 7 van deze arbeidsovereenkomst draagt de werkgever zorg voor een pensioen. Desgevraagd heeft de directeur van SES De Drecht ter zitting meegedeeld dat aan deze toezegging invulling is gegeven door inhoudingen op het loon te plegen. Deze inhoudingen worden tot op heden door SES De Drecht “intern” gespaard. Van verdere reglementering of het onderbrengen bij een externe partij is tot op heden geen sprake geweest. Aan de uitnodigingen van PFZW om tot vrijwillige aansluiting over te gaan is SES De Drecht steeds niet overgegaan.
12. Aldus doende lijkt SES De Drecht in strijd te handelen met artikel 7:655 BW in samenhang met artikel 7 van de Pensioenwet, nu [eiseres] op geen enkele wijze nader is geïnformeerd over de invulling van de pensioenovereenkomst. Daarnaast staat de handelwijze van SES De Drecht op gespannen voet met artikel 23 van de Pensioenwet, in welk artikel is bepaald dat een werkgever is gehouden, kort gezegd, de pensioenaanspraak extern onder te brengen. Nu de vordering van [eiseres] niet op schendingen van deze verplichtingen is gebaseerd, zal deze kwestie niet verder worden besproken.
13. Volgens artikel 11 (r.o. 1.16) van de arbeidsovereenkomst is de Cao VVT 2010-2012 van toepassing. Het betreft hier een zogenaamd incorporatiebeding, hetgeen inhoudt dat partijen hebben afgesproken dat de bepalingen van de betreffende Cao op de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst van toepassing zijn. Volgens vaste rechtspraak (zie Hoge Raad 8 juli 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO7000) dient bij eventuele uitleg van het incorporatiebeding de zogenaamde Haviltex-norm te worden toegepast.
14. SES De Drecht betwist dat [eiseres] via een beroep op artikel 3.1.14 van deze Cao recht kan doen gelden op aansluiting bij PFZW, nu zij niet onder de werkingssfeer van deze Cao valt. De kantonrechter overweegt dat in artikel 3.1.14 is bepaald dat de rechten en verplichtingen van de werkgever en de werknemer, betrekking hebbend op de voor de werknemer geldende pensioenregeling, daaronder begrepen de regeling inzake de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse premie, worden geregeld in de bepalingen van het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn c.q. in een in het kader van dit pensioenfonds goedgekeurde regeling. De vraag is dus hoe in het onderhavige geval het zinsdeel “betrekking hebbend op de voor de werknemer geldende pensioenregeling” moet worden uitgelegd.
15. De kantonrechter stelt voorop dat uit de brieven van het PFZW (r.o. 1.18 en 1.19) is af te leiden dat vrijwillige aansluiting van SES De Drecht tot de mogelijkheden behoort. In die zin staat in beginsel niets aan aansluiting bij PFZW in de weg. Het feit dat geen sprake is van verplichte aansluiting doet hieraan, anders dan SES De Drecht lijkt aan te voeren, niet af.
16. Verder is van belang dat SES De Drecht ook steeds de indruk heeft gewekt dat de facto een aansluiting bestond bij PFZW. [eiseres] heeft onbetwist naar voren gebracht dat de OP- en de AP premies op dezelfde wijze werden ingehouden als ten tijde van haar dienstverband bij Cordaan. Daarnaast stond op haar loonstrook vermeld, zoals ook uit de in geding gebrachte voorbeelden blijkt, dat rekening is gehouden met de “DTFAC PFZW”, hetgeen ook duidt op een verbinding met PFZW.
17. Temeer nu SES De Drecht is tekortgeschoten in het geven van invulling van haar verplichtingen uit hoofde van de pensioenovereenkomst (zie r.o. 12), komt het erop aan wat partijen bedoeld hebben met de verwijzing naar de Cao en meer in het bijzonder naar artikel 3.1.14 daarvan. Gegeven voormelde omstandigheden en gelet op hetgeen partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, is de kantonrechter van oordeel dat de rechten en plichten die voortvloeien uit de tussen partijen bestaande pensioenovereenkomst, worden beheerst door de bepalingen van het pensioenreglement van PFZW.
18.
Toerekenbare tekortkoming SES De Drecht en bespreking vorderingen
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat SES De Drecht toerekenbaar is tekort-geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. Zij is daarom gehouden tot vergoeding van de geleden en eventueel nog te lijden schade van [eiseres] .
19. Het beroep op verjaring door SES De Drecht wordt verworpen. De verjaringstermijn bedraagt ingevolge artikel 3:310 BW vijf jaar. Door de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 24 mei 2018 (r.o. 1.21) is een eventuele verjaring gestuit. Dat betekent dat het beroep op verjaring hoogstens betrekking kan hebben op schade die betrekking heeft op de periode van 1 maart 2012 tot en met 24 mei 2013. De termijn begint echter pas te lopen vanaf het moment van bekendheid met de schade bij [eiseres] . Naar de mening van SES De Drecht was dat vanaf 1 maart 2012 het geval, omdat toen al duidelijk is gemaakt dat de pensioenregeling die bij Cordaan gold niet zou worden overgenomen. Naar het oordeel van de kantonrechter ligt de zaak tenminste genuanceerder. In de brief van Cordaan van 16 februari 2012 staat dat de kwestie van het al dan niet aangesloten blijven bij PFZW nog niet 100% zeker is. [eiseres] heeft aangevoerd dat het voor haar nadien niet erg helder was hoe een en ander was geregeld, ook gelet op de vermeldingen op haar loonstrook, zoals hiervoor besproken. Uit de zaak van haar collega Bij de Vaate werd haar eerst duidelijk hoe het werkelijk zat. Onder deze omstandigheden en mede gelet op de onzekerheid die SES De Drecht zelf in het leven heeft geroepen door geen transparante regeling te treffen ten aanzien van de invulling van de pensioenovereenkomst, is de kantonrechter van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat [eiseres] niet vijf jaar voor 1 maart 2017 van eventuele schade op de hoogte is geweest. Het beroep op verjaring treft daarom geen doel.
20. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat SES De Drecht jegens [eiseres] verplicht is ervoor zorg te dragen dat zij deelneemt in PFZW, en dat SES De Drecht aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden en nog zal lijden zolang SES De Drecht dit niet doet. SES De Drecht zal daarom worden veroordeeld om zich binnen 30 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis met terugwerkende kracht per 1 september 2018, althans per een datum waarover met PFZW overeenstemming wordt bereikt vrijwillig, contractueel, aan te sluiten bij PFZW en [eiseres] als deelnemer aan te melden bij het PFZW, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat SES De Drecht hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,00.
21. [eiseres] heeft een actuariële berekening overgelegd van de schade die zij als gevolg van het tekortschieten van SES De Drecht heeft geleden in verband met gederfd pensioen. Dat betreft over de periode van 1 maart 2012 tot 1 september 2018 een bedrag van € 37.108,00. SES De Drecht heeft de juistheid van de berekening niet of onvoldoende bestreden. Ook dit onderdeel van de vordering van [eiseres] zal daarom, inclusief de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden, worden toegewezen, nu het schade betreft waarvan vaststaat dat deze rechtstreeks voortvloeit uit het nalaten van SES De Drecht. De wettelijke verhoging zal worden afgewezen, nu de schade geen loon betreft in de zin van artikel 7:625 BW.
22. [eiseres] heeft een actuaris moeten inschakelen om voormelde berekening op te stellen en zij vordert vergoeding van de kosten ter grootte van € 834,90. SES De Drecht heeft betwist tot vergoeding hiervan te zijn gehouden. De kantonrechter overweegt dat, nu de berekening heeft gediend ter onderbouwing van de vordering van schade van [eiseres] , het om kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW gaat, welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Ook dit onderdeel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
23.
Afwijzing vordering tegen SDS
In het voorgaande heeft de kantonrechter de aanspraken van [eiseres] op basis van de in 2012 met SES De Drecht aangegane arbeidsovereenkomst gehonoreerd. Van een arbeidsovereenkomst met SDS is geen sprake, zodat de tegen deze stichting ingediende vorderingen zullen worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten, welke kosten, gelet op de nauwe samenhang met het verweer in de zaak tegen SES De Drecht, op nihil worden begroot.
24.
Proceskosten
Als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij zal SES De Drecht de kosten van deze procedure hebben te dragen, welke kosten worden begroot op € 79,00 aan griffierecht, € 800,00 in verband met salaris gemachtigde en € 360,00 in verband met de door [eiseres] betaalde eigen bijdrage toevoeging, in totaal € 1.239,00. De in deze zaak gemaakte explootkosten zijn in verband met de verleende toevoeging door de griffier voorgeschoten. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk. De nakosten zullen als na te melden worden toegewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt SES De Drecht om zich binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis met terugwerkende kracht per 1 september 2018, althans per een datum waarover met PFZW overeenstemming wordt bereikt vrijwillig, contractueel, aan te sluiten bij PFZW en [eiseres] als deelnemer aan te melden bij het PFZW, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat SES De Drecht hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,00;
veroordeelt SES De Drecht tot betaling aan [eiseres] van
€ 37.108,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt SES De Drecht tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 834,90;
veroordeelt SES De Drecht in de proceskosten, welke aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 1.239,00;
veroordeelt SES De Drecht in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 60,00 salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat SES De Drecht niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.