Op 26 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 januari 2019 een filiaal van Action in Amsterdam heeft overvallen. De verdachte, geboren in 1964 en gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, werd beschuldigd van afpersing door de kassière onder bedreiging met een mes te dwingen tot de afgifte van 220 euro. Tijdens de zitting op 12 april 2019 heeft de officier van justitie, mr. A. Kristic, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. E.D. van Tellingen, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangeefster, alsook die van een getuige, gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de kassière met een mes had bedreigd en haar had gedwongen geld af te geven.
De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit vastgesteld en geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgronden waren die de verdachte zouden ontslaan van strafbaarheid. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 15 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en opname in een forensische zorginstelling. Tevens werd de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.