In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Mulder, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. L. Schreuders. De zaak betreft de vraag of verweerder een besluit heeft genomen over de arbeids(on)geschiktheid van eiseres en of er tijdig bezwaar is gemaakt tegen dat besluit. Eiseres ontving een Ziektewet-uitkering, maar in een brief van 7 mei 2018 heeft verweerder medegedeeld dat zij niet meer arbeidsongeschikt is en dat haar uitkering per 30 april 2018 wordt beëindigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van 7 mei 2018 wel degelijk een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, omdat het rechtsgevolgen met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar tegen dit besluit niet tijdig was ingediend, maar dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.