ECLI:NL:RBAMS:2019:4147

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
13/041860-19 + 13/196797-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot ISD-maatregel na vernieling van pinapparaat bij tankstation

Op 12 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 59-jarige man, die op 18 februari 2019 een pinapparaat en andere goederen heeft vernield bij een tankstation in Amsterdam. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de zitting op 29 mei 2019, waar de officier van justitie, mr. M. Modder, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.R.F. Raab van Canstein, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een pinterminal, baliedisplay en displayrekje, die toebehoorden aan het tankstation Esso.

De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde bewezen kon worden op basis van de aangifte, camerabeelden en de verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de goederen heeft vernield. De rechtbank overwoog dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor het handelen van de verdachte en dat hij strafbaar was. De officier van justitie had gevorderd om de ISD-maatregel op te leggen, terwijl de verdediging pleitte voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.

De rechtbank volgde de vordering van de officier van justitie en legde de ISD-maatregel op, waarbij werd gelet op de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de problematiek van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een veelpleger was met een hoog recidiverisico en dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij. De rechtbank legde de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar op, zonder aftrek van voorarrest, en wees de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/041860-19 + 13/196797-18 (tul)
Datum uitspraak: 12 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex “ [naam JC] ” te [plaats] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van wat de officier van justitie, mr. M. Modder en de raadsvrouw van verdachte, mr. M.R.F. Raab van Canstein, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een pinterminal en/of een baliedisplay en/of een displayrekje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan (tankstation) Esso (gelegen aan de [adres 1] ) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt door met voornoemde pinterminal en/of baliedisplay en/of displayrekje te slaan en/of te gooien.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden, op basis van de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 18 februari 2019 een pinapparaat, een baliedisplay en een displayrekje van tankstation Esso te Amsterdam heeft vernield. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 18 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een pinterminal, een baliedisplay en een displayrekje, die aan tankstation Esso gelegen aan de [adres 1] toebehoorden, heeft vernield, door tegen voornoemde pinterminal en baliedisplay te slaan en met het displayrekje te gooien.

5.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1
Standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren met aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte niet de ISD-maatregel moet worden opgelegd, maar dat kan worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf, gelijk aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel dan wel oplegging van de ISD-maatregel met aftrek van het voorarrest.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 20 mei 2019, opgemaakt door N. Boogaard. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er zijn geen aanknopingspunten of bereidwilligheid gevonden bij betrokkene voor gedragsverandering binnen een ambulant kader. Gelet op zijn afwijzende houding en het ontbreken van responsiviteit, het negatieve reclasseringsverloop en het hoge recidiverisico achten wij de kans op gedragsverandering binnen een ambulant kader nihil.
Gezien de afwijzende houding van de heer [verdachte] , is er een risico dat hij zich ook in het kader van de maatregel ISD zal onttrekken aan interventies. Volgens de richtlijn voor strafvordering bij veelplegers is het karakter van de ISD-maatregel primair de langdurige insluiting en is het daarnaast gericht op gedragsbeïnvloeding. Dat betekent dat een
ISD-maatregel ook aangewezen kan zijn voor veelplegers die zich vanwege hun weigerachtige houding/problematiek onttrekken aan interventies. De maatregel dient dan primair ter bescherming van de maatschappij; immers kan de heer [verdachte] zolang er sprake is van vrijheidsbeneming, geen delicten plegen. Binnen de ISD-maatregel krijgt de heer [verdachte] opnieuw een kans om te kiezen voor verandering en te gaan bouwen aan een delictvrij bestaan. De medewerkers van de ISD-instelling blijven de heer [verdachte] motiveren om mee te werken aan interventies. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 mei 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode ten laste gelegde periode meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 mei 2019 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 13/196797-18 afwijzen omdat verdachte de ISD-maatregel opgelegd krijgt. Het ISD-traject moet, gelet op de problematiek van verdachte, zo snel mogelijk van start gaan. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling zou een snelle start in de weg staan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst de
vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer
13/741049-18 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2019.