ECLI:NL:RBAMS:2019:5441

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
13/654030-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen drugshandel en gevangenisstraf voor witwassen van 109.995 euro

Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en voorbereidingshandelingen voor drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen, maar hem wel schuldig bevonden aan het witwassen van een bedrag van 109.995 euro. De verdachte had dit geld in een sporttas verstopt achter een plint onder het keukenblok van de woning waar hij verbleef. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de herkomst van het geld, aangezien zijn vingerafdrukken op de biljetten waren aangetroffen en hij had verklaard het geld te hebben gezien en verstopt. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een witwasvermoeden, omdat het geld niet kon worden verklaard en de verdachte geen verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst ervan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het witwassen van een dergelijk bedrag een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetwitwassen. De rechtbank verwierp de argumenten van de verdediging over de onrechtmatigheid van het vooronderzoek en de doorzoeking van de woning, en oordeelde dat deze rechtmatig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654030-19
Datum uitspraak: 23 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2019. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I. Baardman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich op 2 april 2019, samen met een ander, dan wel alleen, heeft schuldig gemaakt aan
1.witwassen van 1450 euro, 930 euro, 445 euro en 109.995 euro;
2.het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de handel in drugs door een weegschaal, een emmer met daarin een groot aantal handschoenen, bruine tape, vershoudfolie, een sealmachine en PGP encrypted telefoons voorhanden te hebben gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het stadpunt dat beide feiten op grond van de bewijsmiddelen in het procesdossier kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het vooronderzoek
Met betrekking tot de (on)rechtmatigheid van vooronderzoek en de doorzoeking van de woning heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de politie rechtmatig is binnengetreden. Het vermoeden dat aanleiding geeft tot het onderzoek en de doorzoeking baseert de politie op een aantal factoren, zoals onder andere het feit dat verdachte wordt gezien in het gezelschap van een Albanese topcrimineel bij een restaurant waar vaker criminelen afspreken en verdachte dan een woning binnengaat waar vele verschillende personen komen, maar niemand staat ingeschreven. De persoon die op het naambordje bij de deur staat is er in ieder geval nog nooit gezien. Een combinatie van factoren maakt dat de politie op grond van artikel 3 Politiewet heeft gehandeld ter handhaving van de rechtsorde. Dit omvat ook de handhaving van de openbare orde, het voorkomen van wanordelijkheden en criminaliteit. Het binnentreden is voorts rechtmatig gebeurd met toestemming van verdachte.
Ten aanzien van de feiten stelt de officier van justitie het volgende.
Ten aanzien van witwassen
Verdachtes vingerafdruk is aangetroffen op het geld in de sporttas, die verstopt zat achter de plint onder het keukenblok. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er geld in de tas zat en dat hij de sporttas achter de plint heeft verstopt. Hiermee heeft verdachte het geldbedrag van 109.995 euro voorhanden gehad. Gelet op de hoogte van dit bedrag, het feit dat de sporttas verstopt zat achter de plint in de keuken en gelet op de andere spullen die zijn aangetroffen in de woning die duiden op drugshandel, is er sprake van een witwasvermoeden. Het is dan aan verdachte om een verklaring te geven die min of meer verifieerbaar is en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Verdachte heeft verklaard dat het geld in de sporttas niet van hem was, maar van een vriend. Verdachte heeft geen naam genoemd van deze vriend. Deze verklaring is niet verifieerbaar. Het witwassen van 109.995 euro kan worden bewezen.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag dat in een la in de kast op de slaapkamer van [persoon 1] en [persoon 2] lag (1450 euro) en de geldbedragen die in de portemonnees van [persoon 1] (930 euro) en [persoon 2] (445 euro) zaten, omdat daarvan niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich bewust was van de aanwezig van dat geld in de woning waardoor niet is gebleken dat hij die geldbedragen voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen
Ook het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. De meeste goederen zijn in de keuken aangetroffen, die zich in de woonkamer van het appartement bevindt en waar verdachte verblijft. Ook de sporttas is in de keuken aangetroffen. Verdachte moet zich bewust zijn geweest van deze spullen, waarmee drugs worden verpakt. Hierdoor kan worden bewezen dat verdachte zich bezig heeft gehouden met voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het vooronderzoek
Het optreden van de politie is in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en geeft een inbreuk op het recht op privacy, omdat geen concrete aanleiding bestond voor het politieonderzoek. De politie heeft een onderzoek verricht dat alle kenmerken heeft van een opsporingsonderzoek, inclusief het buurtonderzoek, het stellen van vragen, het binnentreden en doorzoeken zonder enig concreet vermoeden dat er überhaupt strafbare feiten zijn gepleegd. Het onderzoek is daarnaast uitsluitend of in overwegende mate gericht op etnische kenmerken, gelet op het feit dat het hele politieoptreden is opgetuigd omdat Albanezen op een terras zijn gezien.
Het vooronderzoek was onrechtmatig en dit moet leiden tot bewijsuitsluiting van de resultaten die met de doorzoeking aan het licht zijn gekomen. Hierdoor dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 (witwassen)
Er is geen sprake van een witwasvermoeden omdat niet kan worden gesproken van feiten en omstandigheden die met zich meebrengen dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank wel een vermoeden tot witwassen aanneemt, dient verdachte te worden vrijgesproken van opzetwitwassen. Slechts schuldwitwassen kan worden bewezen. Verdachte heeft geen verifieerbare verklaring kunnen geven omtrent de herkomst van het geld. Verdachte wil de naam van de vriend niet noemen en vreest voor represailles tegen hem en zijn familie. Hij heeft het geld aangenomen en verstopt als vriendendienst. Verdachte is zich niet geheel bewust geweest van de – mogelijk – criminele herkomst van het geld. Er is ook geen bewijs dat verdachte wist van de criminele herkomst van het geld. Wel had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat er met het geld mogelijk iets niet in de haak zou kunnen zijn en dat hij, zonder naar bijvoorbeeld de herkomst van het geld te vragen, niet min of meer klakkeloos het geld had moeten aannemen.
Ten aanzien van feit 2 (voorbereidingshandelingen)
Verdachte dient te worden vrijgesproken omdat verdachte deze spullen niet voorhanden heeft gehad. Hij is niet op de hoogte geweest van de aanwezigheid van de spullen in de keukenkastjes. Die spullen waren allemaal opgeborgen en uit het zicht. De enkele, niet zichtbare aanwezigheid van deze spullen in het appartement is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De PGP-telefoons lagen dan wel in het zicht, op het tv-meubel, maar dat maakt niet dat verdachte deze telefoons voorhanden heeft gehad. Ook is niet gebleken dat verdachte wist of op zijn minst heeft moeten vermoeden dat die telefoons waren bedoeld om opiumwetdelicten mee te plegen. De telefoons zijn immers aan de buitenkant niet te herkennen als PGP-telefoons. Verdachte heeft slechts voor een korte tijd gebruik gemaakt van de woning en verbleef pas drie dagen in Nederland. Ook zijn er geen DNA-sporen of vingerafdrukken van verdachte op de spullen aangetroffen. Er kan niet worden bewezen dat verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat de spullen – die ieder afzonderlijk beschouwd volstrekt legaal zijn – bestemd waren tot het plegen van drugsdelicten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het vooronderzoek
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatig binnentreden of van een onrechtmatige doorzoeking van de woning waar verdachte verbleef.
De politie heeft in het proces-verbaal van bevindingen van 2 april 2019 de redenen uiteengezet waarom zij bij de woning aan [straatnaam] terecht zijn gekomen. De politie is overgegaan tot het verrichten van een onderzoek ten aanzien van deze woning, nadat zij een persoon naar binnen zagen gaan die enkele momenten daarvoor een gesprek had gehad met een persoon uit de top X/Albanese criminelen, bij een restaurant waar in het algemeen meer van dat soort ontmoetingen hebben plaatsgevonden. Uit dit onderzoek bleek dat in het complex aan [straatnaam] zich drie adressen bevinden waar geen personen staan ingeschreven. Voor één van die appartementen is een verklaarbare reden. Vervolgens wordt gekeken naar de andere twee adressen. Volgens buurtbewoners is sprake van steeds wisselende bezoekers bij de woning op nummer [nummer] , vermoedelijk Oost-Europese of Albanese mensen, en is de vrouw wiens naambordje bij de woning hangt in ieder geval nog nooit gezien. Die combinatie van factoren heeft er vervolgens voor gezorgd dat de politie op grond van artikel 3 Politiewet heeft gehandeld ter handhaving van de rechtsorde en heeft aangebeld bij de woning. Vervolgens heeft verdachte uitdrukkelijk toestemming gegeven aan de politie om de woning binnen te gaan en te kijken in de woning. De binnentreding is daarmee rechtmatig. In de woning worden door de politie meerdere opvallende dingen gezien, zoals een emmer met daarin handschoenen op het keukenblok, meerdere telefoons en dure spullen. Bovendien kwam één van de aanwezigen in de woning voor als subject in de doelgroep top X/criminele Albanezen. Verdachte heeft daarna desgevraagd toestemming gegeven om de woning te doorzoeken door het toestemmingsformulier, waarvan de inhoud hem helder is gemaakt, te ondertekenen. Dit maakt ook de doorzoeking rechtmatig.
Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De verweren worden dus verworpen en de resultaten die het vooronderzoek heeft opgeleverd, mogen worden gebruikt voor het bewijs.
Ten aanzien van het witwassen
In de woning waar verdachte verbleef zijn drie geldbedragen aangetroffen:
  • € 109.995,- in een sporttas, verstopt achter de plint onder het keukenblok in de keuken, bestaande uit 15 briefjes van € 100,-, 1726 briefjes van € 50,-, 1429 briefjes van € 20,- en 254 briefjes van € 5,-.
  • € 1.450,- in de kast op de slaapkamer van de twee medeverdachten [familienaam] , bestaande uit briefjes van € 50,- en € 20,-.
  • € 930,- in een portemonnee in een jaszak in de kast op de slaapkamer van medeverdachten [familienaam] , bestaande uit briefjes van € 50,-, € 20,-, € 10,- en € 5,-.
  • € 445,- in de paarse portemonnee op het keukenblok, bestaande uit briefjes van 50,-,
€ 20,-, € 10,- en € 5,-.
Over de geldbedragen die in de kast, en in de portemonnees zijn aangetroffen het volgende. Verdachte ontkent dat dit geld van hem is en dat hij van de aanwezigheid hiervan op de hoogte was. De kast waarin twee van de bedragen werden aangetroffen, stond in de slaapkamer van medeverdachten [familienaam] . De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte wist dat er geld in de kast en in de jaszak in de kast zat. De [familienaam] ’s hebben over de aangetroffen portemonnees verklaard dat deze van hen zijn. Er kan daarom niet worden vastgesteld dat verdachte deze voorhanden had. Verdachte zal daarom van de bedragen genoemd onder 2, 3 en 4 worden vrijgesproken.
De € 109.995,- is in een sporttas verstopt achter de plint onder het keukenblok aangetroffen. Verdachte zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen op biljetten uit de sporttas. Verdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft gezien en de sporttas achter de plint heeft verstopt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze bedragen voorhanden heeft gehad, omdat hij er wetenschap van had en er ook over kon beschikken.
De rechtbank kan niet vaststellen dat het geld uit een specifiek misdrijf afkomstig is. Om toch tot een bewezenverklaring van witwassen te komen moet in dat geval sprake zijn van zodanige feiten en omstandigheden dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als die situatie zich voordoet mag van de verdachte worden verwacht dat hij een verklaring geeft voor de (legale) herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Wordt zo’n verklaring gegeven dan is het aan het Openbaar Ministerie om die verklaring en de genoemde herkomst van het geld nader te onderzoeken.
Gelet op de hoogte en samenstelling van het contante geldbedrag in de sporttas en het aantreffen van dit geldbedrag in een woning waar ook PGP-telefoons, een kladblok met transactiegegevens en een geldtelmachine zijn aangetroffen en waar de drugshond is aangeslagen op meerdere plekken in de woning, vindt de rechtbank dat zonder meer sprake van een witwasvermoeden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het geld als vriendendienst een paar dagen in de woning zou bewaren. De verklaring van verdachte, dat het geld van een vriend zou zijn, die hij niet bij naam heeft willen noemen, wordt op geen enkele wijze onderbouwd en is als zodanig onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
De rechtbank komt bij gebrek aan een andere verklaring tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het geld – middellijk of onmiddellijk – uit een misdrijf afkomstig is. Het is bij verdachte, zo heeft hij verklaard, niet opgekomen om vragen te stellen over de sporttas. Dit brengt met zich mee dat verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat het geld van misdrijf afkomstig was. Door de tas toch aan te nemen en te bewaren en zonder verdere vragen te stellen over de herkomst van het geld, heeft verdachte die aanmerkelijke kans bovendien aanvaard. Verdachte heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan opzetwitwassen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onderdeel medeplegen omdat uit het dossier niet blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de handel in drugs. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen te komen zoals bedoeld in artikel 10a lid 1 sub 3 van de Opiumwet, dient te worden bewezen dat verdachte de betreffende voorwerpen, die bestemd zijn om het feit mee voor te bereiden, opzettelijk voorhanden heeft gehad. In de woning waar verdachte is aangehouden, en waar zich ook andere mensen bevonden, zijn in de keukenkastjes, en dus niet in het zicht, een weegschaal, bruine tape, vershoudfolie en een sealmachine aangetroffen. Verdachte heeft ontkend van de aanwezigheid van deze spullen op de hoogte te zijn geweest. De rechtbank oordeelt dat de enkele vaststelling dat die spullen bij verdachte in de woning zijn aangetroffen waar hij pas een korte tijd verbleef, onvoldoende is om te kunnen vaststellen dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze goederen.
Dat er twee PGP-telefoons werden aangetroffen op het tv-meubel, en dus wel zichtbaar waren, maakt weliswaar dat verdachte deze telefoons voorhanden heeft gehad, maar vanwege het feit dat deze (legale) telefoons niet als zodanig zijn te herkennen, kunnen deze telefoons worden gezien als alledaagse spullen. Hetzelfde geldt voor de emmer met handschoenen die op het keukenblok stond. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte een ernstig vermoeden had moeten hebben dat die spullen bestemd waren tot het plegen van drugshandel gerelateerde feiten. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 2 april 2019 te Amsterdam, een voorwerp, te weten 109.995 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
Verdachte dient voor beide feiten te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.
8.2
Strafmaatverweer van de verdediging
Verdachte zit al drie maanden in de gevangenis. Gelet op de bepleitte vrijspraak voor de voorbereidingshandelingen en het opzetwitwassen, kan worden volstaan met een straf gelijk aan de tijd die verdachte al heeft vastgezeten.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 109.995,-. Door het witwassen van zo’n fors geldbedrag heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Daarmee worden ook andere strafbare feiten verhuld en het voordeel dat het plegen van delicten oplevert kan daardoor niet worden ontnomen. Het witwassen van crimineel geld vormt daarom een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het economische en financiële verkeer aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de LOVS-oriëntatiepunten die de strafrechters in Nederland hebben afgesproken voor ‘fraude met betrekking tot een bedrag tussen de € 70.000,- en € 125.000.-’ betrokken. Als uitgangspunt geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot negen maanden. Er is niet gebleken van strafverminderende of strafvermeerderende factoren.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het strafblad van verdachte van 5 april 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit strafblad vormt dus ook geen reden om aan verdachte een hogere of lagere straf op te leggen.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank een gevangenisstraf passend van zeven maanden met aftrek van voorarrest.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1.00 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5730773
1.00 STK Zaktelefoon
BQ
5730774
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5730776
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5730778
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5730783
1.00 STK Zaktelefoon
5730785
1.00 STK Zaktelefoon
5730786
1.00 STK Horloge
AUDEMARS PIGUET Royal Oak
5730790
1.00 STK Zaktelefoon
APPLE
5730794
1.00 STK Zaktelefoon
BQ
5730796
1.00 STK Zaktelefoon
SANSUNG
5730798
3.00 STK Schrijfgerei
schrijfblokken
5730814
1.00 STK Horloge
ROLEX
5730820
- Geld Euro 445.00
445,- euro
5730817 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 1450.00
1450,- Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 20.00
2 x 10 euro
5730837 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 40.00
2 x 20 euro
5730833 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 109480.00
109480,-
5730912 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 450.00
5730848 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 5.00
5730849 Dat IBG: 02-04-2019
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is een geldbedrag van € 109.995,-, genoemd onder de nummers 16, 17, 18, 19 en 20 op de beslaglijst, in beslag genomen. Dit is het totale geldbedrag dat is aangetroffen in de sporttas. Dit gelbedrag behoort aan verdachte toe. Gebleken is dat dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Dit geld zal dan ook verbeurd worden verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Ook zijn twee vervalste horloges, genoemd onder de nummers 8 en 13 en NOKIA telefoons, BQ telefoons en een schrijfblok, genoemd onder de nummers 2, 3, 4, 5, 10 en 12 van de beslaglijst, in beslag genomen. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Deze spullen worden daarom onttrokken aan het verkeer.
Terug naar rechthebbenden
De onder nummers 14 en 15 op de beslaglijst in beslag genomen geldbedragen (geldbedragen uit portemonnee en uit lade in de slaapkamerkast) behoren niet aan verdachte toe en zullen aan de rechthebbenden ( [persoon 2] en [persoon 1] ) worden geretourneerd.
Bewaren voor de rechthebbende
De inbeslaggenomen telefoons genoemd onder de nummers 1, 6, 7, 9 en 11 behoren niet aan verdachte toe en zullen worden bewaard voor de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en de maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
verbeurdverklaring van:
- Geld Euro 20.00
2 x 10 euro
5730837 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 40.00
2 x 20 euro
5730833 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 109480.00
109480,-
5730912 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 450.00
5730848 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 5.00
5730849 Dat IBG: 02-04-2019
Gelast de
onttrekking aan het verkeervan:
1.00 STK Horloge
AUDEMARS PIGUET Royal Oak
5730790
1.00 STK Horloge
ROLEX
5730820
1.00 STK Zaktelefoon
BQ
5730774
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5730776
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5730778
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5730783
1.00 STK Zaktelefoon
BQ
5730796
3.00 STK Schrijfgerei
schrijfblokken
5730814
Gelast de
teruggave aan de rechthebbenden( [persoon 2] en [persoon 1] ) van:
- Geld Euro 445.00
445,- euro
5730817 Dat IBG: 02-04-2019
- Geld Euro 1450.00
1450,- Dat IBG: 02-04-2019
Gelast de
bewaring voor de rechthebbendevan:
1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5730773
1.00 STK Zaktelefoon
5730785
1.00 STK Zaktelefoon
5730786
1.00 STK Zaktelefoon
APPLE
5730794
1.00 STK Zaktelefoon
SANSUNG
5730798
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2019.
[..]
.