Beoordeling
In conventie en (voorwaardelijke) reconventie
16. Gezien de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld. Kern van het geschil tussen partijen wordt gevormd door de vraag of - ondanks het bepaalde in de CAO PB 2014/2015 - [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] over loonperiode 10 van 2013 tot loonperiode 1 van 2017 recht heeft op betaling van de ORT tijdens zijn genoten verlof.
Individuele afspraken werknemers
17. Ter zitting heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] verduidelijkt dat hij zijn vordering met name grondt op de gemaakte afspraak dat de negen werknemers, die zich reeds voor het onderhande-lingsresultaat bij CNV hadden gemeld, de ORT volledig uitbetaald zouden krijgen, zulks naast de 0,5% loonsverhoging uit het onderhandelingsresultaat. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt dit echter niet uit de overgelegde e-mailcorrespondentie (rov 1.14), noch uit de stellingen van partijen of de daarop gegeven toelichting. Op deze grond kan de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] derhalve niet worden toegewezen.
Artikel 66 lid 1 PB 2014-2015 - nietig of vernietigbaar ?
18. Op grond van artikel 7:639 lid 1 BW heeft een werknemer gedurende zijn vakantie recht op doorbetaling van loon. Artikel 7:639 lid 1 BW stemt inhoudelijk overeen met artikel 7 lid 1 van de Arbeidstijdenrichtlijn 2003/88 (verder de Richtlijn). Voor het antwoord op de vraag wat de omvang van de beloning tijdens verlof dient te zijn, is de tekst van artikel 7:639 BW gelezen in samenhang met artikel 7 van de Richtlijn en de uitleg, die het Hof van Justitie EU daaraan geeft, doorslaggevend. Die uitleg is duidelijk: loon in de zin van artikel 7 van de Richtlijn impliceert het ‘normale’ loon, dat wil zeggen het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij gewerkt had (vgl. Hof van Justitie EU van 15 september 2011 C-155/10, [namen partijen] ). De werkzaamheden die intrinsiek samenhangen met zijn functie en waarvoor de werknemer een vergoeding ontvangt, behoren daarmee tot het normale loon waarop de werknemer recht heeft tijdens zijn vakantie. Anders wordt immers de werknemer ontmoedigd om verlof te nemen. In deze zin dient artikel 7:639 lid 1 BW worden gelezen en uitgelegd. Aangezien de ORT een vergoeding inhoudt voor werkzaamheden die intrinsiek samenhangen met de werkzaamheden van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] , nu het werken tijdens feestdagen en op bijzondere uren bij uitstek samenhangt met werken in de beveiligingsbranche, behoort deze vergoeding tot zijn normale loon, waar hij tijdens vakantie aanspraak op kan maken.
18. Nu artikel 7:639 lid 1 BW van dwingend recht is, is afwijking daarvan, anders dan Securitas bepleit, niet mogelijk en derhalve nietig. Dat geldt ook indien in een cao door partijen een lager dan het normale loon is overeengekomen. Het gevolg van deze nietigheid is, dat hetgeen CAO-partijen in strijd met de wet zijn overeengekomen, niet geldt in de individuele arbeidsovereenkomsten. Nu nietigheden - mede ingevolge artikel 3:41 BW - niet verder strekken dan noodzakelijk, wordt slechts artikel 66 lid 1 CAO PB door nietigheid getroffen en blijft de CAO voor het overige in stand (vgl rov. 27).
Algemeen verbindend verklaring CAO en lidmaatschap vakverenigingen
20. Dat de CAO PB 2014-2015 in een bepaalde periode algemeen verbindend is verklaard, maakt dit niet anders. Immers, een algemeen verbindend verklaarde cao is weliswaar wet in materiele zin, die rechtstreeks doorwerkt in de arbeidsovereenkomsten van de werknemers, maar deze mag niet in strijd komen met een wet in formele zin. Doet een bepaling van de cao dat wel, dan wordt deze bepaling wederom door nietigheid getroffen. Of een werknemer lid is van één van de bij de onderhandelingen betrokken vakverenigingen, maakt - bij nietigheid - evenmin verschil.
Intrinsieke samenhang - structurele ORT ?
21. Securitas heeft aangevoerd dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] niet heeft onderbouwd dat hij alle gevorderde toeslagen structureel ontving tijdens de door hem gewerkte periodes, noch dat hij voor de toeslagen in aanmerking zou zijn gekomen als hij had gewerkt in plaats van vakantie had opgenomen. Volgens Securitas bestaat de ORT uit verschil-lende toeslagen, zoals de feestdagentoeslag, die niet (alle) structureel zijn. De feestdagen- en functiewaarnemingstoeslag hebben volgens Securitas in elk geval geen structureel karakter.
21. Uit de loonstroken van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] blijkt echter dat hij veelvuldig op onregelmatige uren werkt en hij de toeslagen waar de ORT uit bestaat structureel ontving. Weliswaar ontving [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] niet iedere maand ORT tot hetzelfde bedrag, maar dat is ook geen vereiste. Uit de loonstroken van 2015 en 2016 blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] met grote regelmaat een weekend-, avond- en nachttoeslag ontving. Ook toeslagen voor feestdagen komen met regelmaat op de loonstroken terug. Uit het terugkerende karakter van het werken op onregelmatige uren en het ontvangen van een toeslag daarvoor blijkt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam dat sprake is van een intrinsiek verband. Dat het (soms) om een beperkt aantal uren gaat en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] óók in reguliere diensten werkt maakt dat niet anders.
21. Of een werknemer die toeslag zou hebben ontvangen als hij zou hebben gewerkt in de periode dat hij verlof neemt maakt geen verschil. Immers, een werknemer moet in iedere periode vakantie op kunnen nemen zonder daarbij in de ene periode, waarin bijvoorbeeld geen feestdagen vallen of welke relatief rustig is, minder vakantieloon te ontvangen dan als hij vakantie opneemt in een periode waarin hij normaal gesproken op een feestdag of in het weekend zou worden ingezet. Het verweer van Securitas, dat het niet uitbetalen van de ORT toeslag een werknemer niet in een mindere situatie brengt in vergelijking tot werken, en dus niet in strijd met het doel van vakantieloon is, wordt derhalve gepasseerd.
24. Dit alles leidt tot de conclusie dat het bepaalde in artikel 66 lid 1 CAO PB 2014-2015 nietig is en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in beginsel over de periode 10 van 2013 tot 1 van 2017 zijn recht op ORT tijdens vakantie heeft behouden.
25. Dat betekent dat de gevraagde verklaring voor recht, inhoudende dat artikel 66 lid 1 van de CAO PB 2014/2015 nietig is, toewijsbaar is. In de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] ligt de stelling besloten dat dezelfde bepaling in de CAO PB 2012-2013 eveneens nietig is. Securitas heeft voorts verweer gevoerd tegen de loonvordering ingaande loonperiode 10 2013. De loonvordering zal derhalve, nu het in de vordering vervatte standpunt dat artikel 66 lid 1 CAO PB 2012/2013 eveneens nietig is juist is, worden beoordeeld over periode 10 van 2013 tot periode 1 van 2017. Aangezien de gevorderde verklaring voor recht zal worden gegeven, behoeft hetgeen [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft gesteld omtrent permanente nawerking van de CAO PB 2012/2013 geen bespreking meer.
Ongewijzigde instandhouding - 3:41 BW
26. Securitas heeft nog aangevoerd dat de cao-bepalingen een onlosmakelijk geheel vormen en dat wijziging van artikel 66 lid 1 CAO PB tevens wijziging van andere bepalingen van de CAO PB met zich mee zou moeten brengen. Daarmee doelt Securitas met name op de looncomponenten waarmee het verlies aan ORT tijdens vakantie in de CAO is gecompenseerd.
26. Artikel 3:41 BW bepaalt echter dat in geval een deel van een rechtshandeling nietig is, de rechtshandeling voor het overige in stand blijft voor zover die niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat. Een onverbrekelijk verband tussen de nietigheid van artikel 66 lid 1 CAO PB en de door Securitas aangehaalde loonsverhogingen is in de tekst van de CAO niet terug te vinden. Een verval van artikel 66 lid 1 CAO PB staat de uitvoering van de rest van de CAO PB niet in de weg. Dat, indien de cao partijen zich hadden gerealiseerd dat artikel 66 lid 1 nietig was, zij mogelijk op onderdelen een andere cao zou zijn overeengekomen, is onvoldoende om de hele CAO nietig te doen zijn. De nietigheid van de desbetreffende cao-bepaling berust immers niet op het feit dat de cao-partijen wederzijds gedwaald hebben, maar op het feit dat sprake is van een overeenkomst in strijd met de wet.
Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar - 6:248 lid 2 BW
28. Securitas heeft nog aangevoerd dat toewijzing van de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daartoe voert zij onder meer aan dat zij vreest voor precedentwerking en dat zij mogelijk nog een claim van ruim 29 miljoen euro tegemoet kan zien.
28. Dat de financiële gevolgen van het toewijzen van een vordering groot (kunnen) zijn maakt toewijzing daarvan echter nog niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Bovendien heeft Securitas geen stukken overgelegd waaruit blijkt welk deel van voornoemd bedrag door haar gedragen zou moeten worden en/of dat de continuïteit van het bedrijf in het geding zou komen daardoor.
Ook het verweer dat toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is faalt derhalve.
Onvoorziene omstandigheden - 6:258 BW
30. Securitas heeft verder nog aangevoerd dat de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] afgewezen moet worden, nu sprake is van onvoorziene omstandigheden van dien aard dat ongewijzigde instandhouding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van Securitas niet mag worden verwacht. Daarmee doet Securitas een beroep op artikel 6:258 lid 1 BW.
30. Ook dit verweer wordt verworpen. Van CAO-partijen mag worden verwacht dat zij de ontwikkelingen op arbeidsrechtelijk gebied bijhouden. De uitspraak van het Hof van Justitie EU ( [namen partijen] C-155/10) dateert van 15 september 2011 en partijen bij de CAO hadden met de consequenties daarvan rekening moeten en kunnen houden. Voor zover zij dat hebben nagelaten, komen de gevolgen daarvan voor hun rekening en risico (vgl ECLI:NL:GHSHE:2018:1175). Daarbij komt dat FNV in ieder geval reeds op 2 september 2015 heeft meegedeeld te menen dat artikel 66 lid 1 CAO in strijd was met de wet. Echter pas met ingang van 2017 zijn maatregelen getroffen. Ongerechtvaardigde verrijking - 6:212 BW
32. De stelling van Securitas dat sprake zou zijn van ongerechtvaardigde verrijking indien zij zou zijn gehouden de ORT over het opgenomen verlof van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] alsnog uit te betalen, wordt gepasseerd. De betaling van de ORT is immers gegrond op de wet (artikel 7:639 BW) en daarmee niet ongerechtvaardigd. De omstandigheid dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] wellicht thans meer krijgt dan hij zouden hebben gekregen als de CAO PB aan de wettelijke eisen had voldaan en de compenserende maatregelen anders waren vorm-gegeven, betekent nog niet dat de verrijking die optreedt als gevolg van de betaling van de achterstallige ORT ongerechtvaardigd is in de zin van artikel 6:212 BW (vgl ECLI:NL:GHDHA:2016:2587). Vaststellingsovereenkomst - finale kwijting
33. In dit verband wordt door de kantonrechter allereerst overwogen dat een bepaling (inhoudende een finale kwijting) in een vaststellingsovereenkomst tussen partijen bij een CAO, welke overeenkomst niet het karakter heeft van een CAO, de leden van de betrokken vakbonden niet bindt op grond van artikel 9 Wet CAO. Gesteld noch gebleken is dat de VSO gelijk te stellen is met een CAO en dus is [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] aan de VSO niet gebonden. Daarbij kan de uitleg van de - overigens cryptische - zin dat de bonden hebben aangegeven niet te kunnen treden in de rechten van individuele werknemers - achterwege blijven.
Onderhandelingsresultaat CAO PB 2017 - structurele loonverhoging 0,5%
34. Securitas heeft gesteld dat de werknemers reeds zijn gecompenseerd voor het verlies van de ORT in de bewuste periode, middels de in de opvolgende CAO PB 2017 opgenomen additionele structurele loonsverhoging van 0,5%. Die verhoging is bedoeld en gelabeld voor de compensatie voor werknemers in relatie tot de afwikkeling van het Syntro-rapport. Securitas heeft daaraan toegevoegd dat de bedoeling steeds is geweest dat de wijzigingen kosten- en inkomensneutraal zouden zijn en dat het Syntro-rapport heeft berekend dat - onder meer - het verlies van de ORT over verlof, een inkomensachteruitgang van 0,34% voor de werknemers heeft meegebracht. De additionele structurele loonsverhoging van 0,5% was bedoeld die achteruitgang van 0,34% - en daarmee het verlies van de ORT in de bewuste periode - te compenseren. Door toewijzing van de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] nu, zou hij (meer dan) dubbel worden gecompenseerd.
34. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft daartegen aangevoerd dat de additionele, structurele loonsverhoging een collectieve afrekening is, waarbij rekening is gehouden met alle elementen die betrokken waren bij de uitruil in de CAO 2012-2013.
34. Vast staat dat de kennelijk door (een der) CAO-partijen voorgestane bedoeling om met deze loonsverhoging de gemiste ORT te compenseren geen neerslag heeft gevonden in de tekst van de CAO PB 2017. Aan (alleen) die tekst is [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] als lid van één der CAO-sluitende partijen en dus via artikel 9 Wet CAO, gebonden. Een andere uitkomst zou ook voor [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] ten opzichte van andere werknemers, die later in de bewuste periode of zelfs nadien in dienst zijn gekomen, niet redelijk zijn.
34. Daar komt nog bij dat niet wordt ingezien dat met de collectieve regelingen gunstigere gevolgen zijn bereikt voor werknemers dan de (wettelijke minimale) basisregels, hetgeen door Securitas aan de hand van artikel 15 van de richtlijn 2003/88/EC is aangevoerd.
Tussenconclusie
38. De conclusie van het voorgaande is dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] tijdens de periode 10 van 2013 tot 1 van 2017 over de door hem opgenomen verlof dagen alsnog ORT toekomt en dat deze nog niet is gecompenseerd.
Hoogte van de te betalen ORT en ORT vanaf 2017
39. De vraag rijst vervolgens op welke wijze de ORT over verlof van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] berekend dient te worden. In de CAO 2012-2013 is opgenomen dat voor de definitie van vakantieloon wordt aangesloten bij het basissalaris, per uur vermeerderd met de in de drie voorgaande loonperioden of in het voorgaande jaar (de werkgever dient voor 1 van deze 2 systematieken in zijn onderneming te kiezen) gemiddeld verdiende ORT. Geen van partijen heeft gesteld voor welke systematiek Securitas in haar onderneming heeft gekozen vóór de wijziging in 2013.
39. Het komt de kantonrechter redelijk voor dat - gelet op alle omstandigheden van het geval - ervan mag worden uit gegaan dat als Securitas een keuze had gemaakt, zij zou hebben gekozen voor de systematiek met het gemiddelde over het voorgaande jaar. Immers is dat ook wat de CAO-partijen in de vanaf loonperiode 1 van 2017 geldende CAO PB zijn overeengekomen. Securitas heeft de verschillende berekeningen van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] niet cijfermatig weersproken. Zij heeft gesteld dat de berekeningssystematiek van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] onjuist is, maar zijn gespecificeerde en gedetailleerde berekening onweersproken gelaten. Die zal derhalve als uitgangspunt worden genomen en nu deze de kantonrechter verder niet onjuist voorkomt zal de subsidiaire berekening van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] , tot het bedrag van € 1.600,04 bruto worden gevolgd. Dat levert, gezien de oneven verdeling van onder meer de feestdagen door het jaar, ook het meest reële gemiddelde op.
39. Nu in de CAO PB 2017 is opgenomen dat over de vakantiedagen weer ORT dient te worden uitbetaald en niet is gebleken dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] deze sinds loonperiode 1 van 2017 niet ontvangt, heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] geen belang bij zijn vordering Securitas te veroordelen tot betaling van de onregelmatigheidstoeslagen vanaf periode 1 van 2017 totdat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Dit deel van de vordering zal derhalve bij gebrek aan belang worden afgewezen.
De wettelijke verhoging - artikel 7:625 BW
42. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft eveneens de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW gevorderd. Hoewel duidelijk is dat Securitas de ORT had moeten voldoen en artikel 7:625 BW ook ziet op dit soort betalingen, ziet de kantonrechter in de bijzondere omstandigheden van het geval aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging af te wijzen althans te beperken tot nihil.
Buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente en proceskosten
43. Diezelfde bijzondere omstandigheden van het geval zijn voor de kantonrechter - mede gelet op het lidmaatschap van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] van de vakvereniging waar zijn gemachtigde bij in dienst is - reden om de vordering tot voldoening van de buitengerechtelijke kosten af te wijzen. De wettelijke rente zal wel worden toegewezen, vanaf het uitbetalen van de opgenomen verlofdagen, althans (gemakshalve) te berekenen per jaar, telkens na afloop van het jaar.
44. Dit alles betekent dat de in conventie door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen, dat Securitas veroordeeld zal worden tot betaling van een bedrag van € 1.600,04 bruto, met de wettelijke rente als hierboven omschreven en dat de vorderingen voor het overige zullen worden afgewezen, met uitzondering van de gevorderde bruto/netto specificaties, die zullen worden toegewezen.
44. De primaire vordering in voorwaardelijke reconventie van Securitas om terugwerkende kracht aan nietigheid van artikel 66 lid 1 CAO PB te ontzeggen wordt derhalve evenzeer afgewezen. De subsidiaire voorwaardelijke vordering in reconventie is in het bovenstaande reeds aan de orde gekomen.
46. De kantonrechter ziet in de uitkomst van de procedure aanleiding de proceskosten zowel in conventie als in reconventie te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.