PGC c.s . voert – samengevat en voor zover van belang – het volgende verweer. Het Spaanse bodemvonnis in eerste aanleg wordt ieder moment verwacht, de laatste zitting vond plaats in november 2018. Dit zal ingevolge de Spaanse wet van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad zijn. Indien PGC c.s . genoegen zou moeten nemen met een bankgarantie die pas kan worden ingeroepen na een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, zou zij nog jaren moeten wachten totdat zij die garantie zou kunnen uitwinnen, zodat zij in een slechtere verhaalspositie komt te verkeren ten opzichte van de huidige situatie. Propertize doet er alles aan om onder haar betalingsverplichtingen uit te komen. PGC c.s . heeft voor de zekerheid kennisgevingen van de herleving van het beslag doen uitgaan bij deurwaardersexploot. Zij heeft die doen betekenen aan Propertize, haar dochtervennootschappen en derden.
PGC c.s . heeft niet onvoorwaardelijk toegezegd de bankgarantie te accepteren. Bij haar eerste e-mail van 8 februari 2019 had Propertize ook geen concept voor een bankgarantie gevoegd. PGC c.s . is op basis van de daarna toegezonden concept-bankgaranties niet akkoord te gaan; zij wil de garantie kunnen trekken na het Spaanse vonnis in eerste instantie en zou geen genoegen nemen met een termijn van vijf jaar. Het stellen van een bankgarantie mag niet gebruikt worden om de beslaglegger in een slechtere verhaalspositie te brengen. Dan is geen sprake van voldoende zekerheid in de zin van artikel 705 lid 2 Rv.
De vordering van Propertize PGC c.s . te veroordelen een contra-garantie te stellen is tardief. Dat had Propertize moeten vorderen in het eerdere opheffingskortgeding. Bovendien voldoet Propertize niet aan de op haar rustende schadebeperkingsplicht door niet eerder de beslaglegging te voorkomen. PGC c.s . is vanaf het moment van herleven van de beslagen bereid geweest vervangende zekerheid te accepteren, maar Propertize weigert om een bankgarantie te stellen in de vorm zoals door PGC c.s . verlangd. Ook een voorlopige bankgarantie ‘onder protest’ heeft Propertize niet gesteld. Eventuele schade veroorzaakt door de beslagen is daarom niet toe te rekenen aan PGC c.s . Ook is er geen restitutierisico. PGC c.s . investeert in onroerende zaken en daarop is zonodig verhaal mogelijk. Daarnaast verbiedt de Spaanse wet in artikel 526 van het Spaanse wetboek van Rechtsvordering (hierna: SRv) om zekerheid te vragen voor de executie van een vonnis.
PGC c.s . betwist ook dat de beslagen doel hebben getroffen voor het door Propertize gestelde bedrag. Geen van de geretourneerde derdenverklaringen voldoet aan de eisen. De derdenverklaring van Volksbank, waaronder € 1,9 miljoen zou zijn getroffen, is een gebrekkige verklaring, een datum ontbreekt. € 1,9 miljoen was het bedrag dat in augustus 2017 was getroffen, en in de verklaring is niets vermeld over de beschikbaarheid van dat bedrag in januari 2019. Bovendien meldt Volksbank dat sprake is van een pandrecht, zonder de hoogte daarvan te vermelden.
Onder Natwest Markets zou volgens Propertize € 800.000,- zijn getroffen, maar ook dit wordt door PGC c.s . betwist. Natwest Markets heeft zelf de geldigheid van het beslag betwist en heeft een pandrecht voor een onbekende hoogte.
De vordering van € 947 miljoen op de aandeelhouder van Propertize uit hoofde van een lening aan haar moederbedrijf Swan Investments , die onder het beslag zou vallen, is in feite een oninbare vordering op haarzelf, nu de aandeelhouder maar één vermogensbestanddeel heeft en dat zijn de aandelen in Propertize.
Tot slot voert PGC c.s . aan dat het gestelde schadebedrag van € 95 miljoen absurd hoog is en betwist zij dit bedrag. Partijen zijn het erover eens dat het PGC c.s . vrijstaat na een eventueel toewijzend vonnis executoriale maatregelen te treffen. Haar bij conclusie van antwoord gedane bevoegdheidsverweer heeft zij ter zitting ingetrokken. PGC c.s . betwist tenslotte de noodzaak voor het opleggen van dwangsommen.