Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2]
DSB Bank N.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis in het incident van 6 maart 2019;
- de conclusie na vonnis in incident van de kant van KBC.
2.Verdere beoordeling in het incident
Volgens KBC heeft DNB door falend toezicht onrechtmatig gehandeld jegens DSB Bank zelf als gevolg waarvan schade is geleden door DSB Bank. Die schade is niet beperkt tot
‘voor zich (als beheerders en vereffenaars van de boedel van DSB Bank) en ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement van DSB Bank.’
De curatoren hebben aangevoerd dat deze vordering onvoldoende bepaald is en dat onvoldoende per document is gemotiveerd waarom afschrift daarvan nodig zou zijn om aan te kunnen tonen dat de door de curatoren gestaakte procedure tegen DNB in hoger beroep een redelijke kans van slagen zou hebben. KBC kan immers (zoals blijkt uit de dagvaarding) ook haar eigen analyse maken en heeft daarvoor de gevraagde stukken niet nodig, aldus de curatoren. Zij heeft daarom bij afschrift daarvan geen rechtmatig belang.
welke wijzede curatoren het besluit om te gaan procederen of om daarmee te stoppen hebben genomen en hoe zij dat besluit hebben voorbereid is daarvoor niet van belang. In dit geding zal het gaan om
het besluitom niet in hoger beroep te gaan
zelfen de vraag zal zijn of de curatoren door dat besluit te nemen onrechtmatig hebben gehandeld gezien het gevoerde geding tot dan toe en de uitspraak van de rechtbank. Daarom is juist het gevorderde afschrift van alle processtukken wel toewijsbaar. Immers juist op basis van die processtukken zal moeten worden beoordeeld of de keuze om niet in hoger beroep te gaan juist was. De processtukken zijn daarvoor onmisbaar, zodat KBC een rechtmatig belang heeft bij het verstrekken van een afschrift daarvan. De processtukken zijn ook voldoende bepaald. Dit onderdeel van de vordering kan worden toegewezen.
3.De beslissing
24 juli 2019en beveelt de curatoren op de voet van artikel 22 Rv op die datum het volledige procesdossier van de onder 2.3 bedoelde procedure in het geding te brengen;
in de hoofdzaak
21 augustus 2019voor het nemen van een conclusie van antwoord door de curatoren en houdt iedere verdere beslissing aan.