ECLI:NL:RBAMS:2019:7510

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
13/654185-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederspannigheid en beoordeling van belediging van politieambtenaar in Amsterdam

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2019, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde wederspannigheid en is er een oordeel geveld over de belediging van een politieambtenaar. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting, bijgestaan door zijn raadsman mr. I. Baardman. De officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, had gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank constateerde dat het proces-verbaal van de verbalisanten op wezenlijke punten afweek van de camerabeelden van de bodycam, waardoor het proces-verbaal niet voor bewijs kon worden gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van de wederspannigheid, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat hij zich verzet had tegen zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het woord 'mafkees' door de verdachte een uiting van frustratie was en niet als belediging kon worden aangemerkt. Echter, de uitspraak dat de verdachte 'je kanker moeder' had gezegd werd wel als beledigend beschouwd, maar de rechtbank legde geen straf of maatregel op, gezien de omstandigheden van de aanhouding en het gedrag van de politie. De rechtbank vond de aanhouding van de verdachte onnodig en disproportioneel, wat leidde tot de beslissing om geen straf op te leggen. De benadeelde partij, de politieambtenaar, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654185-18 +13/012046-18 (TUL)
Datum uitspraak: 4 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 20 september 2019 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was als raadsman van verdachte aanwezig mr. I. Baardman.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich op 30 november 2019 heeft schuldig gemaakt aan
1. het zich verzetten tegen zijn aanhouding, ten gevolge waarvan de politieambtenaar [naam verbalisant 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen;
2. belediging van politieambtenaar [naam verbalisant 1] .
De precieze tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, kort gezegd, verzocht om verdachte vrij te spreken van de onder 1 tenlastegelegde wederspannigheid. Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde belediging heeft de raadsman zich ten aanzien van de woorden ‘mafkees’ en ‘je kanker moeder’ gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de overige onder 2 tenlastegelegde woorden heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank constateert dat de inhoud van het proces-verbaal van verbalisanten [naam verbalisant 1] (hierna [naam verbalisant 1] ) en [naam verbalisant 2] (hierna [naam verbalisant 2] ) (pagina 8-12) in belangrijke mate en op wezenlijke punten afwijkt van hetgeen de rechtbank heeft waargenomen op de camerabeelden van de bodycam, welke beelden ter zitting zijn getoond.
In bedoeld proces-verbaal is, zakelijk weergegeven, opgenomen dat vier personen in een auto zaten, dat zij zich recalcitrant gedroegen en niet mee wilden werken aan een controle. De bestuurder van de auto bleek verdachte te zijn. [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] roken een sterke henneplucht in de auto en wilden overgaan tot een Opiumwetfouillering. Verdachte stapte uit de auto.
[naam verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij verdachte sommeerde om naar de achterzijde van de auto te komen en zijn handen op het dak te leggen om hem te kunnen fouilleren. Beide verbalisanten zagen dat verdachte meermaals recalcitrant reageerde door zijn handen van het dak te halen en zich om te draaien. Volgens [naam verbalisant 1] zei verdachte tegen hem dat hij hem met rust moest laten en andere dingen moest gaan doen. [naam verbalisant 1] vond vervolgens een schroevendraaier in de schoudertas van verdachte en desgevraagd antwoordde verdachte dat hij niet wist waarom hij die bij zich had. [naam verbalisant 1] heeft de schroevendraaier op de grond gegooid. Hij zag dat verdachte zich in zijn richting draaide en hoorde verdachte tegen hem zeggen “mafkees”. [naam verbalisant 1] vroeg verdachte wat hij tegen hem zei en verdachte zei onder andere “wat gooi jij mijn schroevendraaier weg mafkees”. De andere drie jongens uit de auto moesten lachen. Verdachte is hierop aangehouden voor belediging.
Vervolgens heeft [naam verbalisant 1] naar eigen zeggen verdachte bij zijn pols gepakt om hem naar het dienstvoertuig te brengen. Volgens [naam verbalisant 1] heeft verdachte zich met kracht van hem losgerukt en zich naar hem toegedraaid. [naam verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij verdachte tegen [naam verbalisant 1] “tabon djemek” heeft horen zeggen, wat ‘je moeders kut’ betekent. Beide verbalisanten hebben verdachte daarna “je kankermoeder” horen schreeuwen.
Volgens [naam verbalisant 1] heeft verdachte hem hierna met kracht bij diens steekwerend vest gepakt en [naam verbalisant 1] met kracht naar de grond getrokken. Verdachte heeft [naam verbalisant 1] daarna met gebalde vuist op diens lip geslagen. [naam verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij zag dat verdachte [naam verbalisant 1] had geslagen en heeft verdachte met gepast geweld naar de grond gebracht. Verdachte heeft volgens [naam verbalisant 2] toen nog “je kankermoeder, je hoerenmoeder, tabon djemek en je bent niks” geroepen naar [naam verbalisant 1] .
De rechtbank heeft, mede na nadere bestudering van de beelden in raadkamer, het volgende op de camerabeelden waargenomen en gehoord. Verbalisanten treffen een auto aan met daarin vier jongens, onder wie verdachte. Gedurende de controle is te zien en te horen dat verbalisant [naam verbalisant 1] in gesprek is met verdachte, die op dat moment nog in de auto zit. [naam verbalisant 1] zegt daarbij onder meer tegen verdachte dat hij denkt dat hij een ‘speekseltestje’ gaat afnemen bij verdachte waardoor hij zijn rijbewijs kan kwijtraken, terwijl [naam verbalisant 1] enkele momenten eerder in een overleg met zijn collega constateerde dat hij daarvoor niet is opgeleid. In de discussie met verdachte die daarop volgt, zegt [naam verbalisant 1] : ‘Moet je stoer doen omdat je vriendjes erbij zijn, jochie?’ en ‘Ik denk dat je gewoon even netjes moet blijven, pikkie, voordat je bij mij achterin zit’ en ‘Gastjes denken echt dat ze wat zijn, joh, godverdomme m’n sokken hebben meer meegemaakt (ntv)’. Niet te verstaan is wat verdachte in deze discussie zegt, maar hij maakt op de beelden niet een recalcitrante indruk. Nadat wordt aangegeven dat de verbalisanten wiet ruiken en gaan kijken of ze nog meer verdovende middelen kunnen vinden, wordt verdachte gevraagd uit te stappen en naar de achterkant van de auto te lopen. Eén van de overige inzittenden van de auto geeft dan aan dat hij vandaag al voor de tweede keer gecheckt wordt en vraagt of ze niets anders te doen hebben. Verdachte staat achter de auto. Eén van de verbalisanten zegt tegen verdachte dat hij zijn handen op het dak moet houden en dat dit de tweede keer is dat dit wordt gezegd. Verdachte staat stil achter de auto terwijl diezelfde verbalisant de spullen van verdachte bekijkt. Vervolgens vraagt de verbalisant aan verdachte waarom hij een schroevendraaier bij zich heeft. Wat verdachte antwoordt, is niet te horen. De verbalisant gooit de schroevendraaier vervolgens een paar meter achter zich op de grond. Verdachte wordt weer gevraagd zijn handen op het dak te doen. Daarna is te zien dat de verbalisant iets roods uit de tas van verdachte haalt, dan is te horen dat de verbalisant “pardon” zegt, verbalisant gooit het rode ding op de grond en zegt tegen verdachte dat hij is aangehouden voor belediging. Verdachte wordt door de verbalisant naar de zijkant van de auto geleid. Niet is te zien dat verdachte zich daartegen verzet. Enkele seconden later komt een tweede verbalisant om de auto lopen en te zien is dat verdachte direct door hem wordt vastgepakt en naar de grond wordt gewerkt. Te zien is dat de fouillerende verbalisant een schoppende beweging maakt en te horen is dat meermalen wordt gezegd “doe rustig” en daarna “je moet hem niet schoppen”. Vervolgens is te horen dat wordt gevraagd “ga je meewerken”? en “ik haal mijn knie weg als je zegt dat je mee gaat werken”. Te zien is dan dat verdachte niet meteen wil opstaan en te horen is dat wordt gezegd dat hij mee moet werken. Nadat verdachte is geboeid en omhoog is gekomen, zijn de woorden “je kankermoeder” te horen.
De rechtbank overweegt dat zij niet heeft waargenomen of gehoord dat verdachte zich recalcitrant heeft gedragen. Te horen is dat verdachte weliswaar vraagt waarom hij weer wordt gefouilleerd en of de verbalisanten niets anders te doen hebben en dat hem een aantal keer wordt gevraagd zijn handen op het dak te doen, maar het gesprek hierover verloopt rustig en verdachte staat stil achter de auto. Nadat verdachte wordt meegedeeld dat hij is aangehouden voor belediging, wordt hij vastgepakt en komt meteen een tweede verbalisant in beeld, waarna verdachte door beide verbalisanten naar de grond wordt geduwd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit naar de omstandigheden van dat moment een onnodige en disproportionele reactie. Van het zich op dat moment met kracht van [naam verbalisant 1] losrukken, het roepen van “tabon djemek” en “je kankermoeder”, het door verdachte met kracht vastpakken van [naam verbalisant 1] bij diens steekwerend vest, het naar de grond trekken van [naam verbalisant 1] en het slaan van [naam verbalisant 1] op zijn lip, heeft de rechtbank op de beelden niets waargenomen. Te zien is juist dat een van de verbalisanten een schoppende beweging maakt zodra verdachte op de grond ligt, hetgeen wordt ondersteund door de opmerking van, waar de rechtbank van uitgaat, een vriend van verdachte dat de betreffende verbalisant niet moet schoppen. “Je kankermoeder” wordt pas gehoord op het moment dat verdachte geboeid is en naar de dienstauto wordt geleid. Dat verdachte een schoppende beweging maakt nadat hem is gevraagd of mee gaat werken of niet, zoals door verbalisant [naam verbalisant 3] is geverbaliseerd in zijn proces-verbaal waarin hij de beelden van de bodycam beschrijft (pagina 13-14), heeft de rechtbank evenmin waargenomen.
Hier komt bij dat [naam verbalisant 2] blijkens het mede door hem opgemaakte proces-verbaal op pagina 5 en 6 van het dossier niet heeft gehoord wat verdachte heeft gezegd nadat hij voor belediging was aangehouden en later pas hoorde dat [naam verbalisant 1] door verdachte in het gezicht zou zijn geslagen en dat verdachte hem naar de grond had willen trekken. Dit komt niet overeen met het mede door [naam verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal op pagina 8 van het dossier, waarin is opgenomen dat [naam verbalisant 2] heeft gezien dat [naam verbalisant 1] werd geslagen en heeft gehoord dat verdachte tegen [naam verbalisant 1] heeft gezegd wat hierboven al is weergegeven.
Gelet op de geconstateerde discrepanties tussen het door [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal en de waarnemingen van de rechtbank en het proces-verbaal op pagina 5 en 6, zal de rechtbank eerstgenoemd proces-verbaal niet voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank hecht er aan op te merken zij het zorgelijk vindt dat het voornoemde proces-verbaal zo sterk afwijkt van hetgeen op de beelden van de bodycam is waar te nemen. Het op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal neemt in het strafproces een belangrijke rol in als het gaat om de waarheidsvinding, zodat daaraan zeer hoge eisen moeten worden gesteld.
Nu de aangifte van [naam verbalisant 1] overeenkomt met meergenoemd proces-verbaal van [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , zal de rechtbank ook deze buiten beschouwing laten.
Gezien het voorgaande kan de aan verdachte tenlastegelegde wederspannigheid niet worden bewezen.
3.3.2
Het oordeel over het onder 2 tenlastegelegde
Verdachte bekent dat hij ‘mafkees’ heeft gezegd tegen één van de verbalisanten, nadat deze zijn tas doorzocht en zijn schroevendraaier op de grond gooide. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op de hierboven beschreven waarnemingen niet op een passende manier werd bejegend door de verbalisant. Het achteloos en zonder (voor verdachte) kennelijk doel een paar meter verderop op de grond gooien van de schroevendraaier heeft verdachte – mede gelet op de context van de controle, doorzoeking en fouillering waarbij niets illegaals is aangetroffen - begrijpelijkerwijs gefrustreerd en ziet de rechtbank het gebruik van het woord ‘mafkees’ als een directe uiting van frustratie en niet dat verdachte daarmee – ook niet in voorwaardelijke zin – de opzet had tot belediging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beledigende karakter van deze uitlating ontbreekt. Verdachte zal daarom voor dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij de woorden ‘je kanker moeder’ heeft gezegd. Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft dit gehoord bij het uitkijken van de beelden, en ook de rechtbank heeft waargenomen dat verdachte dit heeft gezegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, kan worden bewezen dat verdachte ‘je kanker moeder’ heeft gezegd en daarmee – nu dit is gezegd nadat de situatie gekalmeerd was en verdachte door de politie op de been was geholpen - politieambtenaar [naam verbalisant 1] mondeling heeft beledigd.
Gelet op het hiervoor onder 3.3.1 overwogene, hecht de rechtbank voor het bewijs geen waarde aan het proces-verbaal dat is opgemaakt door [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] . Dat verdachte de andere tenlastegelegde woorden, te weten ‘je hoerenmoeder’ of ‘je moeders kut’ (in het Arabisch) heeft geuit, is uit andere stukken in het dossier niet gebleken. Deze woorden zijn door de rechtbank ook niet gehoord bij het bekijken van de camerabeelden. Verdachte zal daarom voor dit gedeelte van de tenlastelegging vrijgesproken.
Voorts ligt de vraag voor of [naam verbalisant 1] is beledigd terwijl hij in de rechtmatige uitoefening was van zijn bediening. Door het hierboven beschreven onnodig op de grond gooien van verdachte’s schroevendraaier en het vervolgens op een zeer disproportionele wijze feitelijk aanhouden van verdachte – door hem direct naar de grond te werken en vervolgens te schoppen terwijl verdachte al op de grond ligt -, is naar het oordeel van de rechtbank de rechtmatigheid aan het optreden van de politie komen te ontvallen.
Wat dan overblijft is een belediging als bedoeld in artikel 266 van het wetboek van strafrecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 2:
op 30 november 2018 te Amsterdam opzettelijk [naam verbalisant 1] , in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: 'je kanker moeder'.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Geen straf of maatregel

Op grond van de omstandigheden waaronder het bewezen geachte is begaan, zal geen straf of maatregel aan verdachte worden opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is op een vervelende manier bejegend door de politie en na het ontstaan van irritaties aan beide kanten op zeer disproportionele wijze aangehouden. De rechtbank weegt mee dat verdachte een schop krijgt van één van de aanhoudende agenten terwijl hij al op de grond lag en in bedwang wordt gehouden door een andere agent.
De negatieve ervaring die verdachte heeft moeten ondergaan nadat de politie besloot hem en de andere inzittenden te controleren, is al groot genoeg geweest en staat feitelijk in geen verhouding tot de door verdachte geuite belediging. Leedtoevoeging door het opleggen van een straf zou die disbalans alleen maar groter maken. De rechtbank acht het daarom passend dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam verbalisant 1] vordert € 350,00 (driehonderdvijftig euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waardoor de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

7.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 5 december 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/012046-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 21 maart 2018 van de politierechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank acht het echter – met verwijzing naar de argumenten waarom geen straf aan verdachte zal worden opgelegd – niet opportuun de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk straf te gelasten. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

8.Beslissing

Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
eenvoudige belediging
Bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart
[naam verbalisant 1]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/012046-18 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en R.H.G. Odink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2019.