3.3.1Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank constateert dat de inhoud van het proces-verbaal van verbalisanten [naam verbalisant 1] (hierna [naam verbalisant 1] ) en [naam verbalisant 2] (hierna [naam verbalisant 2] ) (pagina 8-12) in belangrijke mate en op wezenlijke punten afwijkt van hetgeen de rechtbank heeft waargenomen op de camerabeelden van de bodycam, welke beelden ter zitting zijn getoond.
In bedoeld proces-verbaal is, zakelijk weergegeven, opgenomen dat vier personen in een auto zaten, dat zij zich recalcitrant gedroegen en niet mee wilden werken aan een controle. De bestuurder van de auto bleek verdachte te zijn. [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] roken een sterke henneplucht in de auto en wilden overgaan tot een Opiumwetfouillering. Verdachte stapte uit de auto.
[naam verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij verdachte sommeerde om naar de achterzijde van de auto te komen en zijn handen op het dak te leggen om hem te kunnen fouilleren. Beide verbalisanten zagen dat verdachte meermaals recalcitrant reageerde door zijn handen van het dak te halen en zich om te draaien. Volgens [naam verbalisant 1] zei verdachte tegen hem dat hij hem met rust moest laten en andere dingen moest gaan doen. [naam verbalisant 1] vond vervolgens een schroevendraaier in de schoudertas van verdachte en desgevraagd antwoordde verdachte dat hij niet wist waarom hij die bij zich had. [naam verbalisant 1] heeft de schroevendraaier op de grond gegooid. Hij zag dat verdachte zich in zijn richting draaide en hoorde verdachte tegen hem zeggen “mafkees”. [naam verbalisant 1] vroeg verdachte wat hij tegen hem zei en verdachte zei onder andere “wat gooi jij mijn schroevendraaier weg mafkees”. De andere drie jongens uit de auto moesten lachen. Verdachte is hierop aangehouden voor belediging.
Vervolgens heeft [naam verbalisant 1] naar eigen zeggen verdachte bij zijn pols gepakt om hem naar het dienstvoertuig te brengen. Volgens [naam verbalisant 1] heeft verdachte zich met kracht van hem losgerukt en zich naar hem toegedraaid. [naam verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij verdachte tegen [naam verbalisant 1] “tabon djemek” heeft horen zeggen, wat ‘je moeders kut’ betekent. Beide verbalisanten hebben verdachte daarna “je kankermoeder” horen schreeuwen.
Volgens [naam verbalisant 1] heeft verdachte hem hierna met kracht bij diens steekwerend vest gepakt en [naam verbalisant 1] met kracht naar de grond getrokken. Verdachte heeft [naam verbalisant 1] daarna met gebalde vuist op diens lip geslagen. [naam verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij zag dat verdachte [naam verbalisant 1] had geslagen en heeft verdachte met gepast geweld naar de grond gebracht. Verdachte heeft volgens [naam verbalisant 2] toen nog “je kankermoeder, je hoerenmoeder, tabon djemek en je bent niks” geroepen naar [naam verbalisant 1] .
De rechtbank heeft, mede na nadere bestudering van de beelden in raadkamer, het volgende op de camerabeelden waargenomen en gehoord. Verbalisanten treffen een auto aan met daarin vier jongens, onder wie verdachte. Gedurende de controle is te zien en te horen dat verbalisant [naam verbalisant 1] in gesprek is met verdachte, die op dat moment nog in de auto zit. [naam verbalisant 1] zegt daarbij onder meer tegen verdachte dat hij denkt dat hij een ‘speekseltestje’ gaat afnemen bij verdachte waardoor hij zijn rijbewijs kan kwijtraken, terwijl [naam verbalisant 1] enkele momenten eerder in een overleg met zijn collega constateerde dat hij daarvoor niet is opgeleid. In de discussie met verdachte die daarop volgt, zegt [naam verbalisant 1] : ‘Moet je stoer doen omdat je vriendjes erbij zijn, jochie?’ en ‘Ik denk dat je gewoon even netjes moet blijven, pikkie, voordat je bij mij achterin zit’ en ‘Gastjes denken echt dat ze wat zijn, joh, godverdomme m’n sokken hebben meer meegemaakt (ntv)’. Niet te verstaan is wat verdachte in deze discussie zegt, maar hij maakt op de beelden niet een recalcitrante indruk. Nadat wordt aangegeven dat de verbalisanten wiet ruiken en gaan kijken of ze nog meer verdovende middelen kunnen vinden, wordt verdachte gevraagd uit te stappen en naar de achterkant van de auto te lopen. Eén van de overige inzittenden van de auto geeft dan aan dat hij vandaag al voor de tweede keer gecheckt wordt en vraagt of ze niets anders te doen hebben. Verdachte staat achter de auto. Eén van de verbalisanten zegt tegen verdachte dat hij zijn handen op het dak moet houden en dat dit de tweede keer is dat dit wordt gezegd. Verdachte staat stil achter de auto terwijl diezelfde verbalisant de spullen van verdachte bekijkt. Vervolgens vraagt de verbalisant aan verdachte waarom hij een schroevendraaier bij zich heeft. Wat verdachte antwoordt, is niet te horen. De verbalisant gooit de schroevendraaier vervolgens een paar meter achter zich op de grond. Verdachte wordt weer gevraagd zijn handen op het dak te doen. Daarna is te zien dat de verbalisant iets roods uit de tas van verdachte haalt, dan is te horen dat de verbalisant “pardon” zegt, verbalisant gooit het rode ding op de grond en zegt tegen verdachte dat hij is aangehouden voor belediging. Verdachte wordt door de verbalisant naar de zijkant van de auto geleid. Niet is te zien dat verdachte zich daartegen verzet. Enkele seconden later komt een tweede verbalisant om de auto lopen en te zien is dat verdachte direct door hem wordt vastgepakt en naar de grond wordt gewerkt. Te zien is dat de fouillerende verbalisant een schoppende beweging maakt en te horen is dat meermalen wordt gezegd “doe rustig” en daarna “je moet hem niet schoppen”. Vervolgens is te horen dat wordt gevraagd “ga je meewerken”? en “ik haal mijn knie weg als je zegt dat je mee gaat werken”. Te zien is dan dat verdachte niet meteen wil opstaan en te horen is dat wordt gezegd dat hij mee moet werken. Nadat verdachte is geboeid en omhoog is gekomen, zijn de woorden “je kankermoeder” te horen.
De rechtbank overweegt dat zij niet heeft waargenomen of gehoord dat verdachte zich recalcitrant heeft gedragen. Te horen is dat verdachte weliswaar vraagt waarom hij weer wordt gefouilleerd en of de verbalisanten niets anders te doen hebben en dat hem een aantal keer wordt gevraagd zijn handen op het dak te doen, maar het gesprek hierover verloopt rustig en verdachte staat stil achter de auto. Nadat verdachte wordt meegedeeld dat hij is aangehouden voor belediging, wordt hij vastgepakt en komt meteen een tweede verbalisant in beeld, waarna verdachte door beide verbalisanten naar de grond wordt geduwd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit naar de omstandigheden van dat moment een onnodige en disproportionele reactie. Van het zich op dat moment met kracht van [naam verbalisant 1] losrukken, het roepen van “tabon djemek” en “je kankermoeder”, het door verdachte met kracht vastpakken van [naam verbalisant 1] bij diens steekwerend vest, het naar de grond trekken van [naam verbalisant 1] en het slaan van [naam verbalisant 1] op zijn lip, heeft de rechtbank op de beelden niets waargenomen. Te zien is juist dat een van de verbalisanten een schoppende beweging maakt zodra verdachte op de grond ligt, hetgeen wordt ondersteund door de opmerking van, waar de rechtbank van uitgaat, een vriend van verdachte dat de betreffende verbalisant niet moet schoppen. “Je kankermoeder” wordt pas gehoord op het moment dat verdachte geboeid is en naar de dienstauto wordt geleid. Dat verdachte een schoppende beweging maakt nadat hem is gevraagd of mee gaat werken of niet, zoals door verbalisant [naam verbalisant 3] is geverbaliseerd in zijn proces-verbaal waarin hij de beelden van de bodycam beschrijft (pagina 13-14), heeft de rechtbank evenmin waargenomen.
Hier komt bij dat [naam verbalisant 2] blijkens het mede door hem opgemaakte proces-verbaal op pagina 5 en 6 van het dossier niet heeft gehoord wat verdachte heeft gezegd nadat hij voor belediging was aangehouden en later pas hoorde dat [naam verbalisant 1] door verdachte in het gezicht zou zijn geslagen en dat verdachte hem naar de grond had willen trekken. Dit komt niet overeen met het mede door [naam verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal op pagina 8 van het dossier, waarin is opgenomen dat [naam verbalisant 2] heeft gezien dat [naam verbalisant 1] werd geslagen en heeft gehoord dat verdachte tegen [naam verbalisant 1] heeft gezegd wat hierboven al is weergegeven.
Gelet op de geconstateerde discrepanties tussen het door [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal en de waarnemingen van de rechtbank en het proces-verbaal op pagina 5 en 6, zal de rechtbank eerstgenoemd proces-verbaal niet voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank hecht er aan op te merken zij het zorgelijk vindt dat het voornoemde proces-verbaal zo sterk afwijkt van hetgeen op de beelden van de bodycam is waar te nemen. Het op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal neemt in het strafproces een belangrijke rol in als het gaat om de waarheidsvinding, zodat daaraan zeer hoge eisen moeten worden gesteld.
Nu de aangifte van [naam verbalisant 1] overeenkomt met meergenoemd proces-verbaal van [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , zal de rechtbank ook deze buiten beschouwing laten.
Gezien het voorgaande kan de aan verdachte tenlastegelegde wederspannigheid niet worden bewezen.
3.3.2Het oordeel over het onder 2 tenlastegelegde
Verdachte bekent dat hij ‘mafkees’ heeft gezegd tegen één van de verbalisanten, nadat deze zijn tas doorzocht en zijn schroevendraaier op de grond gooide. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op de hierboven beschreven waarnemingen niet op een passende manier werd bejegend door de verbalisant. Het achteloos en zonder (voor verdachte) kennelijk doel een paar meter verderop op de grond gooien van de schroevendraaier heeft verdachte – mede gelet op de context van de controle, doorzoeking en fouillering waarbij niets illegaals is aangetroffen - begrijpelijkerwijs gefrustreerd en ziet de rechtbank het gebruik van het woord ‘mafkees’ als een directe uiting van frustratie en niet dat verdachte daarmee – ook niet in voorwaardelijke zin – de opzet had tot belediging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beledigende karakter van deze uitlating ontbreekt. Verdachte zal daarom voor dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij de woorden ‘je kanker moeder’ heeft gezegd. Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft dit gehoord bij het uitkijken van de beelden, en ook de rechtbank heeft waargenomen dat verdachte dit heeft gezegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, kan worden bewezen dat verdachte ‘je kanker moeder’ heeft gezegd en daarmee – nu dit is gezegd nadat de situatie gekalmeerd was en verdachte door de politie op de been was geholpen - politieambtenaar [naam verbalisant 1] mondeling heeft beledigd.
Gelet op het hiervoor onder 3.3.1 overwogene, hecht de rechtbank voor het bewijs geen waarde aan het proces-verbaal dat is opgemaakt door [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] . Dat verdachte de andere tenlastegelegde woorden, te weten ‘je hoerenmoeder’ of ‘je moeders kut’ (in het Arabisch) heeft geuit, is uit andere stukken in het dossier niet gebleken. Deze woorden zijn door de rechtbank ook niet gehoord bij het bekijken van de camerabeelden. Verdachte zal daarom voor dit gedeelte van de tenlastelegging vrijgesproken.
Voorts ligt de vraag voor of [naam verbalisant 1] is beledigd terwijl hij in de rechtmatige uitoefening was van zijn bediening. Door het hierboven beschreven onnodig op de grond gooien van verdachte’s schroevendraaier en het vervolgens op een zeer disproportionele wijze feitelijk aanhouden van verdachte – door hem direct naar de grond te werken en vervolgens te schoppen terwijl verdachte al op de grond ligt -, is naar het oordeel van de rechtbank de rechtmatigheid aan het optreden van de politie komen te ontvallen.
Wat dan overblijft is een belediging als bedoeld in artikel 266 van het wetboek van strafrecht.