8.2.De beoordeling door de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een periode van minder dan een jaar negen strafbare feiten gepleegd. In het algemeen komt over hem het beeld naar voren van iemand die onder invloed van alcohol en cannabis continu schade en hinder voor de maatschappij veroorzaakt.
Zo heeft verdachte onder invloed van alcohol een voordeur ingetrapt, een ruit vernield en een scooter omver geduwd, waardoor schade is ontstaan. Verder heeft hij uit ‘verveling en frustratie’ goederen in zijn cel in brand gestoken en op een ander moment zijn cel met poep besmeurd. Deze handelingen hebben niet alleen schade (en een potentieel brandgevaar) veroorzaakt, maar zijn buitengewoon overlastgevend geweest voor diegenen die de cel van verdachte hebben moeten schoonmaken. Door echter ook mensen te bespugen en te mishandelen, heeft verdachte als het ware nóg een grens overschreden. Wat de rechtbank verdachte het meest kwalijk neemt is dat hij in een speeltuin jonge meisjes van zeven en negen jaar heeft lastiggevallen en twee van hen heeft mishandeld. Dit werkt strafverzwarend bij het bepalen van de strafmaat. Het handelen van verdachte heeft veel impact op de meisjes gehad. Zij waren op dat moment erg bang en hadden last van nachtmerries. Tenslotte heeft verdachte vanuit het niets een jonge vrouw op straat bij haar borst vastgegrepen. Het is schokkend dat verdachte onder invloed van alcohol ook seksueel overschrijdend gedrag pleegt.
Strafverzwarend is ook dat uit zijn strafblad volgt dat verdachte in het verleden al eerder voor meerdere geweldsdelicten is veroordeeld. Er is dan ook sprake van recidive: verdachte gaat keer op keer de fout in. Juist omdat verdachte al een flink strafblad heeft, baart het de rechtbank zorgen dat hij in de periode van mei 2018 tot en met februari 2019 zo veel nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Hierbij komt nog eens dat op de zitting van 8 oktober 2019 naar voren is gekomen dat verdachte ervan wordt verdacht dat hij recent wederom drie mishandelingen heeft gepleegd waar hij nog voor vervolgd zal worden.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 26 juli 2018, opgesteld door klinisch psycholoog M.C. Schipper. Hieruit blijkt dat bij verdachte onder andere sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een forse alcoholproblematiek. De psycholoog heeft geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de strafbare feiten in combinatie met het gegeven dat sprake is van recidive, in principe een forse, onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, alleen al om de maatschappij voor enige tijd tegen verdachte te beschermen. Omdat verdachte echter verminderd toerekeningsvatbaar is en verdachte nog een lang en intensief verplicht behandeltraject te wachten staat, acht de rechtbank in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de periode die hij in voorarrest heeft gezeten, niet passend. De rechtbank zal, gelet op de voortdurende overlast die verdachte veroorzaakt, wel een stevige voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opleggen. Met betrekking tot die bijzondere voorwaarden is het volgende van belang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de reclasseringsrapportages van 11 en 24 juli 2019, waarin naast een deels voorwaardelijke straf, een klinische opname voor de duur van mimimaal één jaar op een FPA geadviseerd wordt. Dit geeft de FPA de mogelijkheid om een behandeling op te starten en met succes af te ronden. Binnen een ambulant kader is het verdachte namelijk niet gelukt om tot structurele gedragsverandering en recidivebeperking te komen.
Na de klinische behandeling zou verdachte volgens de reclassering alsnog een ambulante behandeling moeten ondergaan. Dit houdt in dat verdachte begeleid zal moeten wonen en indien de reclassering dit nodig acht, een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie zal ondergaan. Uit het reclasseringsrapport van 23 september 2019 blijkt dat verdachte is aangemeld bij de FPA Heiloo en daar op 7 november 2019 kan worden opgenomen. Verdachte heeft op de zitting verklaard hier positief tegenover te staan. De rechtbank zal daarom als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte meewerkt aan opname op de FPA Heiloo, en koppelt daar de maximale duur van één jaar aan. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank namelijk van oordeel dat de duur van de klinische opname in verhouding tot de bewezenverklaarde strafbare feiten moet staan. De rechtbank zal ook de andere bijzondere voorwaarden opleggen die door de reclassering zijn geadviseerd: meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf een proeftijd verbinden van drie jaren. De rechtbank acht een proeftijd van drie jaren nodig gelet op het strafblad van verdachte en de omstandigheid dat het noodzakelijke behandel- en resocialisatietraject naar verwachting een lange periode in beslag zal nemen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen beveelt de rechtbank , gelet op artikel 14e, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte zo spoedig mogelijk voor zijn problematiek wordt behandeld om te voorkomen dat hij weer strafbare feiten gaat plegen.
9. Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregelen