ECLI:NL:RBAMS:2019:8092

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1332
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder bestuursdwang opgelegd aan bed and breakfast wegens niet voldoen aan brandveiligheidseisen en ontbreken omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers, die een bed and breakfast exploiteren, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft de oplegging van een last onder bestuursdwang aan de eisers omdat hun bed and breakfast niet voldeed aan de brandveiligheidseisen van het Bouwbesluit en er geen omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik aanwezig was. De rechtbank moest beoordelen of de eisers twee of drie gastenkamers hadden, aangezien dit van invloed is op de kwalificatie van hun onderneming als logiesgebouw.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op basis van een huisbezoek door toezichthouders en de brandweer, de eisers drie gastenkamers aanbieden. Dit werd onderbouwd door het rapport van bevindingen en het advies van de brandweer, waarin werd geconcludeerd dat de situatie in het pand brandonveilig was. De eisers voerden aan dat zij slechts twee kamers gebruikten, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende bewijs hadden geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet voldeden aan de brandveiligheidseisen en dat de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers ongegrond, wat betekent dat de last onder bestuursdwang in stand bleef. De eisers kregen geen gelijk en er was geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1332

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiseres 1] , te [woonplaats] , eiseres 1,

[eiseres 2] , te [woonplaats] , eiseres 2,

hierna samen te noemen: eisers,
(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2018 heeft verweerder aan eiseres 1 een last onder bestuursdwang opgelegd. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2019. Eiseres 1 heeft zich door de gemachtigde en [naam] laten vertegenwoordigen. Eiseres 2 is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] , [functie] .

Waar gaat deze zaak over?

1.1
[eiseres 1] is [functie] van het pand aan de [adres] en de [adres] . Het gaat om één pand, waaraan deze twee adressen zijn toegekend. [eiseres 2] huurt het pand sinds februari 2018 en exploiteert vanaf dat moment de in het pand gevestigde [naam] (de [naam] ).
1.2
Op 10 juli 2018 hebben toezichthouders van verweerder samen met Brandweer Amsterdam -Amstelland (de brandweer) een huisbezoek afgelegd. De bevindingen van dit huisbezoek staan in een rapport van bevindingen van 12 juli 2018. In dit rapport hebben de toezichthouders opgenomen dat de drie kamers op de tweede, derde en vierde etage van het pand “toeristisch ingedeeld en ingericht” zijn. In alle kamers is een tweepersoonsbed, keuken en badkamer aanwezig. In de kamer op de tweede etage zijn twee toeristen aangetroffen.
1.3
De brandweer heeft in een advies van 11 juli 2018 geconcludeerd dat sprake is van een logiesgebouw met een vlucht- en brandonveilige situatie. De brandweer achtte het noodzakelijk dat deze situatie zo spoedig mogelijk zou worden beëindigd.

Besluitvorming verweerder

2.1
Op grond van het rapport van bevindingen en het advies van de brandweer heeft verweerder een last onder bestuursdwang opgelegd aan eisers en andere gebruikers van het logiesgebouw om het gebruik als logiesgebouw/hotel onmiddellijk te (laten) staken en gestaakt te houden. Verweerder is vervolgens op dezelfde datum als het huisbezoek overgegaan tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang door de sloten van de deuren naar de bovenste drie etages van het pand te vervangen. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat sprake is van handelen in strijd met brandveiligheidseisen in het Bouwbesluit 2012 en de Woningwet (overtreding 1) en handelen zonder omgevingsvergunning brandveilig gebruik (overtreding 2).
2.2
Verweerder onderbouwt overtreding 1 met de stelling dat de [naam] drie gastenkamers heeft en daarmee kwalificeert als logiesgebouw. [1] Verweerder heeft op de zitting nog gewezen op de toelichting bij het Bouwbesluit. Daarin is bepaald dat een “kleine bed en breakfastgelegenheid met bijvoorbeeld twee gastenkamers voor één of twee personen” niet als logiesfunctie wordt beschouwd maar als woonfunctie. [2] De rechtbank begrijpt dit zo, dat een [naam] met twee gastenkamers voor maximaal vier personen in totaal niet als logiesgebouw kwalificeert en daarom niet hoeft te voldoen aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit. Omdat de [naam] volgens verweerder drie gastenkamers heeft, vindt verweerder dat deze wel kwalificeert als logiesgebouw.
2.3
Verweerder onderbouwt overtreding 2 met de stelling dat met de drie gastenkamers bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verschaft aan meer dan vier personen, zodat een omgevingsvergunning brandveilig gebruik nodig is. [3]

Wat vindt de rechtbank van deze zaak?

Was sprake van een overtreding?
3.1
De rechtbank stelt vast dat voor beide overtredingen van belang is of in de [naam] een verblijf aan meer dan vier personen werd aangeboden. Omdat de [naam] gastenkamers aanbiedt voor twee personen, moet dus worden bepaald of de [naam] twee of drie gastenkamers heeft.
3.2
Bij de beoordeling door de rechtbank is van belang dat een besluit tot toepassing van bestuursdwang een belastend besluit is. Dat betekent dat verweerder de gegevens moet aandragen aan de hand waarvan aannemelijk is dat de [naam] drie gastenkamers heeft. Indien verweerder daarin slaagt, ligt het op de weg van eisers om de onjuistheid daarvan aannemelijk te maken.
3.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat ook de kamer op de vierde etage als gastenkamer wordt gebruikt. Daarbij is voor de rechtbank van belang dat de kamer op de vierde etage nagenoeg hetzelfde is ingericht als de kamers op de tweede en derde etage, waarvan tussen partijen vaststaat dat deze wel voor de [naam] worden gebruikt. Uit de foto’s die zijn gemaakt tijdens het huisbezoek blijkt dat alle kamers beschikken over dezelfde voorzieningen: magnetron, koelkast, strijkplank, koffiezetapparaat, tafel met stoelen en badkamer met toiletartikelen van hetzelfde merk. De kamer op de vierde etage is dus ook niet wezenlijk anders ingericht dan te zien is op de foto’s op de website [naam] . In het trappenhuis naar de vierde etage zijn verder dezelfde Engelstalige waarschuwingsbordjes (met onder andere de tekst “
[tekst]”) aangebracht als op de andere etages, wat impliceert dat toeristen ook gebruikmaken van dit deel van het trappenhuis. Deze feitelijke situatie, in samenhang met de omstandigheid dat de kamer ook te zien is op de website van de [naam] en [naam] , maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat de kamer ter beschikking stond voor de [naam] . Verweerder heeft daarmee aannemelijk gemaakt dat de kamer op de vierde etage één van de gastenkamers van de [naam] is.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat eisers daartegenover niet, althans onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de kamer alleen voor privédoeleinden wordt gebruikt. Ter onderbouwing van dit standpunt wijzen eisers eerst op in de kamer aanwezige privé-eigendommen, zoals een stofzuiger, oude lampen en wasgoed. De rechtbank overweegt dat deze objecten erop kunnen wijzen dat de kamer ook privé wordt gebruikt. Daarmee is echter nog niet aannemelijk gemaakt dat de kamer niet als gastenkamer wordt gebruikt. Daarbij wegen voor de rechtbank de voorzieningen en waarschuwingsbordjes die zijn genoemd onder 3.3 zwaarder dan de hiervoor genoemde objecten, omdat deze voorzieningen en bordjes niet zijn te verwachten op een etage die alleen privé wordt gebruikt. Eisers hebben hun standpunt verder onderbouwd aan de hand van de agenda van de [naam] . De rechtbank kan eisers volgen dat uit deze agenda zou kunnen blijken dat er niet meer dan twee kamers tegelijk zijn gebruikt, maar kan aan de hand daarvan niet vaststellen of dit alleen de kamers op de tweede en derde etage waren. Boven de agenda staat “Kamer 1, Kamer 2 en Kamer 3”, wat impliceert dat de agenda wordt gebruikt voor drie kamers. Eisers stellen dat deze aanduiding dateert van de periode waarin nog wel drie kamers werden gebruikt, maar hebben dit niet onderbouwd met verifieerbare gegevens. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank tot slot onvoldoende duidelijk gemaakt waarom de foto’s van de kamer nog te zien waren op de website van de [naam] en [naam] . Eisers voeren aan dat zij er niet bij hadden stilgestaan dat de foto’s daarop nog aanwezig waren en dat zij de websitebeheerder hadden gevraagd om de foto’s van de kamer op de vierde etage van de website te verwijderen. Los van het feit dat deze stellingen niet met elkaar lijken te stroken, hebben eisers ook deze stellingen niet onderbouwd met verifieerbare gegevens.
3.5
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de [naam] drie gastenkamers heeft en dus kwalificeerde als logiesgebouw. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers niet voldoen aan de in een dergelijk geval geldende brandveiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit en geen omgevingsvergunning brandveilig gebruik hebben. Dit betekent dat overtredingen 1 en 2 zijn komen vast te staan.
Was verweerder bevoegd om handhavend op te treden?
3.6
Verweerder is in beginsel verplicht om handhavend op te treden in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag verweerder weigeren dit te doen. Van een bijzondere omstandigheid kan sprake zijn indien concreet zicht op legalisatie bestaat of indien handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [4]
3.7
De rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden. Verweerder was daarom bevoegd om handhavend op te treden. Omdat sprake was van een brandonveilige situatie mocht verweerder ook spoedeisende bestuursdwang toepassen.
3.8
De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat het optreden van verweerder onevenredig was omdat het de toegang tot de bovenste drie etages heeft afgesloten terwijl ook alleen de deuren naar de gastenkamers hadden kunnen worden afgesloten. Verweerder heeft meegewerkt aan verzoeken van eisers om toegang te krijgen tot de bovenste etages en was bereid om alleen de deuren van de kamers af te sluiten. Dat verweerder daaraan de voorwaarde verbond dat eisers de kosten van deze aanpassing zouden betalen, is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk. Op grond van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht komen de kosten van de bestuursdwang immers in beginsel voor rekening van eisers. Dat eisers deze kosten niet wilden betalen, betekent niet dat het optreden van verweerder onevenredig is.
Conclusie
3.9
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Breugem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.H. Kosters, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012.
2.Zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.1, tweede lid, in de Integrale nota van toelichting van Bouwbesluit 2012.
3.Zie artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.2, eerste lid, onder a, van het Besluit omgevingsrecht, artikel 4.1 van de Bouwverordening Amsterdam 2013.
4.Zie bijv. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1752.