ECLI:NL:RBAMS:2019:896
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag persoonlijke lening door Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam als privaatrechtelijke handeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had een aanvraag ingediend voor een persoonlijke lening van € 3500,- bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA) voor het inrichten van zijn woning. De GKA heeft deze aanvraag op 19 juni 2018 afgewezen, omdat er volgens de geldende normen onvoldoende ruimte in het inkomen van de eiser was voor het nakomen van de aflossingsverplichtingen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de afwijzing van de lening geen publiekrechtelijke rechtshandeling is, maar een privaatrechtelijke overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat er geen wettelijke grondslag is voor het verstrekken van een persoonlijke lening door de GKA op basis van de Participatiewet of de Wet Financiering Decentrale Overheden. De rechtbank concludeert dat de beslissing van de GKA niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.
De uitspraak benadrukt het onderscheid tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke handelingen en de voorwaarden waaronder een rechtshandeling als publiekrechtelijk kan worden gekwalificeerd. De rechtbank wijst erop dat de GKA geen specifieke criteria heeft geformuleerd voor de persoonlijke lening en dat er geen sprake is van bekostiging uit publieke middelen, wat bijdraagt aan de conclusie dat de afwijzing van de lening geen publiekrechtelijke handeling is.