In deze zaak heeft eiseres, gevestigd te Amsterdam, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 20 september 2018 verzocht om een schadevergoeding, maar verweerder heeft pas op 17 oktober 2019 beslist. De rechtbank heeft op 22 november 2019 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure, waarbij het beroep gegrond is verklaard. Tijdens de zitting op 29 oktober 2019 is vastgesteld dat verweerder te laat heeft beslist en dat de gemaximeerde dwangsom verschuldigd is. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 174,- dient te vergoeden. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.024,-, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.