ECLI:NL:RBAMS:2019:9058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
19/2431
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen en dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres, gevestigd te Amsterdam, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 20 september 2018 verzocht om een schadevergoeding, maar verweerder heeft pas op 17 oktober 2019 beslist. De rechtbank heeft op 22 november 2019 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure, waarbij het beroep gegrond is verklaard. Tijdens de zitting op 29 oktober 2019 is vastgesteld dat verweerder te laat heeft beslist en dat de gemaximeerde dwangsom verschuldigd is. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 174,- dient te vergoeden. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.024,-, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: R.D. van den Heuvel).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft bij e-mail van 20 september 2018 verweerder verzocht om een schadevergoeding. Verweerder heeft bij besluit van 17 oktober 2019 beslist.
2. Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat verweerder te laat heeft beslist en de gemaximeerde dwangsom verschuldigd is. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond.
3. De rechtbank zal de verbeurde dwangsom vaststellen op het maximale bedrag van € 1.442,-.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.