Op 4 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van heroïne en het plegen van voorbereidingshandelingen voor het bewerken van cocaïne. De verdachte, geboren in 1974 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 22 augustus 2019 aangehouden na een politie-inval in een woning in Amsterdam. Tijdens deze inval werden verschillende hoeveelheden heroïne en versnijdingsmiddelen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid van 46,2 gram heroïne aanwezig had en dat hij voorbereidingshandelingen had gepleegd voor het bewerken van cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de feiten en van het aanwezig hebben van een grotere hoeveelheid heroïne die in een wasmand was aangetroffen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hiervan op de hoogte was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 4 maanden op, met aftrek van voorarrest, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de hoeveelheid drugs die bewezen was.