Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. C.J. Driessen, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door E. Kok. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van de eiser per 21 januari 2019, na een besluit van het UWV op 27 november 2018. Eiser heeft tegen het besluit van 2 april 2019, waarin het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaarde, beroep ingesteld.
Eiser heeft zich ziek gemeld na een val van de trap en betwist de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Hij stelt dat hij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn verstandelijke en sociale beperkingen, alsook met zijn taalprobleem. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering heeft beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig te werk is gegaan en dat er geen reden is om aan de juistheid van het medisch oordeel te twijfelen.
De rechtbank heeft ook het verzoek van eiser om een deskundige te benoemen afgewezen, omdat het UWV voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geselecteerde functies voor eiser geschikt zijn, ondanks zijn beperkte kennis van de Nederlandse taal. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen in deze procedure. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.