ECLI:NL:RBAMS:2019:9350

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1629
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op verhuiskostenvergoeding wegens medische noodzaak bij verhuizing naar benedenwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een man met COPD, en de gemeente Amsterdam over het recht op een verhuiskostenvergoeding. Eiser had op 18 juli 2018 een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), omdat hij vanwege zijn medische klachten aangewezen was op een benedenwoning. De gemeente wees deze aanvraag af, met als argument dat eiser in 2014 had kunnen voorzien dat hij naar een ongeschikte woning verhuisde. Eiser was het hier niet mee eens en startte een procedure bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte de aanvraag had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat er een medische noodzaak was voor de verhuizing, omdat eisers beperkingen niet te voorzien waren. Eiser had al 30 jaar in zijn vorige woning op de derde verdieping gewoond en was gedwongen te verhuizen naar de eerste verdieping vanwege renovatie. De rechtbank vond het aannemelijk dat eiser geen keuze had en dat de gemeente niet van hem kon verwachten dat hij de verhuizing had moeten weigeren. Bovendien was er geen bewijs dat de nieuwe woning binnen afzienbare tijd ongeschikt zou zijn voor eiser.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente, herstelde het primaire besluit en kende eiser een verhuiskostenvergoeding toe van € 2.412,72. Daarnaast moest de gemeente het griffierecht van € 47,- en de proceskosten van € 2.048,- aan eiser vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van medische noodzaak bij aanvragen voor verhuiskostenvergoedingen en de verantwoordelijkheden van zowel de burger als de gemeente in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1629

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

5 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. D.S. de Ploeg),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder (hierna: de gemeente)
(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Conclusie

1. De rechtbank stelt [eiser] (eiser) in het gelijk. De gemeente wees eisers aanvraag om een verhuiskostenvergoeding ten onrechte af. De rechtbank kent eiser een verhuiskostenvergoeding toe. De rechtbank legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe zij tot haar oordeel komt.

Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?

2.1.
Eiser heeft een chronische longziekte, COPD, waardoor hij last heeft van benauwdheid en kortademigheid. Hij kan hierdoor moeilijk traplopen. Eiser vroeg daarom op 18 juli 2018 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij de gemeente een verhuiskostenvergoeding aan om te verhuizen naar een benedenwoning of een woning met lift.
2.2.
De gemeente wees eisers aanvraag af met het primaire besluit van 9 augustus 2018. Nadat eiser hiertegen bezwaar maakte, hield de gemeente deze afwijzing in stand met het bestreden besluit van 5 februari 2019. [1] De gemeente liet het Indicatieadvies Bureau (IAB) eiser medisch onderzoeken. Op basis van de medische adviezen van het IAB concludeert de gemeente dat eiser geen recht heeft op een verhuiskostenvergoeding. Eiser is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure bij de rechtbank.
Waarom oordeelt de rechtbank dat eiser recht heeft op een verhuiskostenvergoeding?
S
tandpunten van partijen
3.1.
Het IAB onderzocht eiser en concludeert dat hij vanwege zijn medische klachten inderdaad is aangewezen op een benedenwoning of een woning met lift. Partijen verschillen dus niet van mening over de vraag dat er een medische noodzaak is dat eiser verhuist. De gemeente vindt echter dat eiser geen recht heeft op een verhuiskostenvergoeding, omdat hij in 2014 had kunnen voorzien dat hij naar een ongeschikte woning verhuisde. Toen eiser in 2014 in de woning ging wonen, wist hij al dat hij een chronisch progressieve aandoening had. Eiser kon zich er op dat moment dus van bewust zijn dat het voor hem te inspannend zou zijn om de woning via de trappen te bereiken.
3.2.
Eiser is het niet eens met het standpunt van de gemeente en legt dit uit in zijn beroepsgronden.
Beoordelingskader
3.3.1.
Om tot een oordeel te komen kijkt de rechtbank naar de wet- en regelgeving en naar wat de hogerberoepsrechter oordeelt in soortgelijke zaken. In de regels van de gemeente staat dat een eerste voorwaarde om in aanmerking te komen voor een verhuiskostenvergoeding is dat een verhuizing medisch noodzakelijk is vanwege beperkingen in het normale gebruik van de woning. Van noodzaak kan alleen sprake zijn als de beperkingen niet te voorzien waren, doordat ze bijvoorbeeld plotseling zijn ontstaan. [2]
3.3.2.
De hogerberoepsrechter oordeelt dat er ruimte is om van burgers te eisen dat zij bij een verhuizing rekening houden met de beperkingen die zij hebben en met de te verwachten ontwikkeling hiervan. De gemeente kan de gevraagde voorziening weigeren als een burger verhuist, zonder hier rekening mee te houden. Als een burger hierin niet zijn verantwoordelijkheid neemt, kan hij de gevolgen daarvan niet afwentelen op de overheid. [3]
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
De rechtbank oordeelt - anders dan de gemeente en met eiser - dat eisers beperkingen niet te voorzien waren. In de eerste plaats woonde eiser al 30 jaar in zijn vorige huurwoning op de derde verdieping, toen zijn particuliere verhuurder hem vanwege renovatie in 2014 verzocht te verhuizen naar een woning in een pand ernaast op de eerste verdieping. Eiser legde op de zitting uit dat hij geen keuze had en wel moest verhuizen naar die woning. Er waren geen andere woningen beschikbaar. Zijn verhuurder zou anders een procedure tegen hem starten. De rechtbank vindt eisers verhaal aannemelijk. De gemeente kan daarom niet van eiser vragen dat hij destijds de verhuizing had moeten weigeren of had moeten verhuizen naar een woning op de begane grond.
3.4.2.
Daar komt bij dat niet blijkt dat - op het moment dat eiser verhuisde in 2014 - voorzienbaar was dat de nieuwe woning binnen afzienbare tijd voor hem ongeschikt zou zijn wegens zijn ziekte. Allereerst legde de gemachtigde van eiser een medisch artikel over, waaruit blijkt dat COPD volgens de richtlijnen niet langer per definitie als een progressieve ziekte wordt aangemerkt. Aangetoond is dat de ziekte zeker niet bij iedereen wordt gekenmerkt door een versnelde longfunctieachteruitgang. De medische deskundige van het IAB stelde bovendien zelf ook dat het mogelijk is dat de achteruitgang van eisers longklachten in deze mate niet te verwachten was, maar dat dit misschien is veroorzaakt omdat hij nog rookte. Eiser legde ten slotte uit dat hij in de periode tussen 2007 en 2014 weinig longproblemen had vanwege medicatie. Eiser kon dus niet weten hoe zijn ziekte bij hem zou verlopen.
3.4.3.
Omdat eiser vanwege zijn medische klachten aangewezen is op een benedenwoning en zijn beperkingen niet te voorzien waren, is de verhuizing van eiser medisch noodzakelijk en heeft hij recht op een verhuiskostenvergoeding. Het beroep van eiser is gegrond.

Wat zijn de gevolgen van het oordeel van de rechtbank?

4. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. Dit betekent dat de rechtbank de afwijzing van de aanvraag door de gemeente ongedaan maakt en zelf voorziet in de zaak. De rechtbank bepaalt dat eiser recht heeft op een verhuiskostenvergoeding van € 2.412,72. [4] Deze uitspraak komt in de plaats van de besluitvorming van de gemeente.

Krijgt eiser de kosten voor deze procedure vergoed?

5.1.
Omdat de rechtbank eiser in het gelijk stelt, bepaalt zij dat de gemeente aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt.
5.2.
Eiser schakelde voor deze procedure een advocaat in. De rechtbank veroordeelt de gemeente in de proceskosten die eiser daarvoor maakte. De hoogte van deze kosten volgen uit het Besluit Proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank vast op
€ 2.048,- (1 punt voor de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluiten en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat eiser recht heeft op een verhuiskostenvergoeding van € 2.412,72;
- draagt de gemeente op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de gemeente in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.048,-.
Dit is de uitspraak van mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. A. Teggelaar, gerechtsjurist.
Rechter
Gerechtsjurist(griffier op zitting)

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen. [5]
Als hoger beroep is ingesteld, kunnen partijen bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening. [6] Aan het instellen van hoger beroep en het indienen van een voorlopige voorziening zijn kosten verbonden.

BIJLAGE I

Procesverloop

Aanvraag financiële tegemoetkoming meerkosten verhuizing: 18 juli 2018
Primaire besluit: 9 augustus 2018
Eerste IAB advies: 3 augustus 2018
Tweede IAB advies: 15 november 2018
Besluit op bezwaar: 5 februari 2019
Beroep bij de rechtbank: 15 maart 2019
Zitting bij de rechtbank: 5 december 2019
Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig bij de rechtbankzitting. De gemeente was niet aanwezig en meldde dit voor de zitting.

BIJLAGE II

Wettelijk kader

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Artikel 1.2.1.
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015
Artikel 4.11
1. Het college kan ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een financiële tegemoetkoming verstrekken.
2. De hoogte van de financiële tegemoetkomingen bedraagt voor:
a. De kosten van verhuizing en inrichting: € 2.412,72.
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018
Paragraaf 4.8.1b
Wegens beperkingen in het normale gebruik is verhuizing medisch noodzakelijk.
Er moet zijn vastgesteld dat wegens beperkingen in het normale gebruik van de woning verhuizing medisch noodzakelijk is. Van noodzaak is slechts sprake indien de beperkingen niet te voorzien waren, doordat ze bijvoorbeeld plotseling ontstaan zijn en het normale gebruik van de woning daadwerkelijk belemmeren. Hiervan kan sprake zijn als er een rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ondervonden (naar objectieve medische maatstaf aanwezige) beperkingen en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de door de persoon met beperkingen bewoonde woning. De beperkingen moeten voorts in of bij de woning zelf (waaronder ook de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden.

Voetnoten

1.De data van het procesverloop zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2.Zie artikel 4.8.1.b van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:260. Deze uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl.
4.De hoogte van de verhuiskostenvergoeding volgt uit artikel 4.11, eerste en tweede lid onder a, van de Verordening.
5.Op de website www.rechtspraak.nl kunt u digitaal hoger beroep instellen. Op deze website staan ook de tarieven van de kosten die aan het instellen van hoger beroep zijn verbonden.
6.Dit betekent dat de hoger beroepsrechter een voorlopige uitspraak kan doen, als partijen de uitkomst van de procedure in hoger beroep niet kunt afwachten vanwege een spoedeisend belang.