ECLI:NL:RBAMS:2019:9746

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
AMS 18/6427
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding betalingstermijn griffierecht

Op 20 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 2 april 2019, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De opposant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. Y. Mateo Diaz, had op 23 oktober 2018 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 11 september 2018. De rechtbank oordeelde dat de betaling van het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan, en dat de opposant niet in verzuim was geweest.

In het verzet werd aangevoerd dat de opposant onder bewind staat en dat de bewindvoerder verzuimd had om de betaling tijdig te voldoen. De rechtbank oordeelde echter dat het handelen van de bewindvoerder voor rekening en risico van de opposant komt. De rechtbank merkte op dat de nota voor het griffierecht en de betalingsherinnering aan de gemachtigde van de opposant waren gestuurd, en dat het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde was om ervoor te zorgen dat de betaling tijdig plaatsvond.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de niet-ontvankelijkheid van het beroep konden rechtvaardigen. Het verzet werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/6427 V
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2019 op het verzet van

[opposant] , te Amsterdam, opposant

(gemachtigde: mr. Y. Mateo Diaz).

Procesverloop

[opposant] heeft op 23 oktober 2018 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 11 september 2018.
Met de uitspraak van 2 april 2019 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
[opposant] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het verzet is behandeld op een zitting van 20 december 2019. [opposant] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het Uwv is niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het verzet is ongegrond.

Overwegingen

1. De uitspraak van 2 april 2019 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [opposant] niet in verzuim is geweest.
2. In verzet heeft de gemachtigde van [opposant] te kennen gegeven dat [opposant] onder bewind staat en derhalve niet over zijn eigen financiën kan beschikken. De gemachtigde van [opposant] heeft de nota voor voldoening van het griffierecht en de betalingsherinnering doorgeleid aan de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft echter verzaakt de nota tijdig te voldoen. Na het verstrijken van de betaaltermijn heeft de gemachtigde van [opposant] contact opgenomen met de bewindvoerder om te vernemen of de betaling heeft plaatsgevonden. Het griffierecht is vervolgens na afloop van de termijn terstond betaald door de gemachtigde van [opposant] . De gemachtigde van [opposant] vindt dat de bewindvoerder niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en [opposant] daar de dupe van is geworden.
3. De rechtbank is van oordeel dat in verzet geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat [opposant] niet in verzuim is geweest. Het handelen van de bewindvoerder komt voor rekening en risico van [opposant] . [1] De rechtbank merkt daarbij op dat de nota voor voldoening van het griffierecht en de betalingsherinnering zijn gezonden aan de gemachtigde van [opposant] . Het had op de weg van de gemachtigde gelegen om vóór het verstrijken van de gestelde betalingstermijn na te gaan of betaling heeft plaatsgevonden.
4. [opposant] krijgt dus geen gelijk. Het verzet is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gayir, griffier.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2112.