ECLI:NL:RBAMS:2019:9925

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
13/684401-18; 15/860016-18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor inbraak bij zorginstelling met afwijking van eis

Op 20 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 september 2018 te Amsterdam een inbraak heeft gepleegd bij zorginstelling Cordaan. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd, was aanwezig tijdens de zitting op 6 december 2019. De officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van drie maanden, rekening houdend met de proceshouding van de verdachte en zijn beïnvloedbaarheid. De verdachte had bekend de inbraak samen met anderen te hebben gepleegd, waarbij twee iPhones, een oplader en oordopjes zijn gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot het pand had verschaft door middel van braak en dat de diefstal bewezen was. De rechtbank weegt mee dat de inbraak plaatsvond in een woon- en zorgcentrum, wat extra impact heeft gehad op de bewoners en het personeel. De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684401-18; 15/860016-18 (TUL)
Datum uitspraak: 20 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[BRP-adres] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2019. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Maat, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 22 september 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een pand gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen twee, althans een Iphone(s) (merk Apple) en/of een oplader en/of een of meer oordopje(s), geheel of ten dele toebehorend aan de [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat pand heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
Op grond van het procesdossier kan worden bewezen dat verdachte de inbraak samen met medeverdachten heeft gepleegd en dat daarbij de goederen zoals in de tenlastelegging genoemd, zijn gestolen. Uit de aangifte blijkt dat er naast een headset en een oplader ook twee iPhone telefoons zijn gestolen. De oplader en de headset zijn aangetroffen. Met betrekking tot de iPhones ga ik uit van hetgeen daarover in de aangifte staat. Aangezien er nog een derde medeverdachte bij de inbraak was betrokken, die onbekend is gebleven en niet is opgepakt en dus ook een deel van de buit bij zich kan hebben gehad, is ook niet uitgesloten dat de twee telefoons zijn buit gemaakt.
3.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend de inbraak samen met anderen te hebben gepleegd. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op de iPhone telefoons, omdat niet kan worden uitgesloten dat er in de aangifte een vergissing is gemaakt ten aanzien van de gestolen goederen. De telefoons zijn ook niet bij verdachte of bij medeverdachte aangetroffen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte samen met zijn medeverdachten heeft ingebroken in het pand van [adres] en daar twee iPhone telefoons, een oplader en oordopjes heeft gestolen. Verdachte heeft bekend met twee medeverdachten de inbraak te hebben gepleegd. Zij zagen dat een zijraam op een kier stond en hebben deze met een schroevendraaier verder opengemaakt. Ook hebben zij het raam eronder opengebroken. In het gebouw hebben zij meerdere kasten opengebroken en daar de betreffende spullen uit gestolen. De rechtbank acht ook de diefstal van de tenlastegelegde iPhones bewezen. Deze kunnen immers zeer wel door de derde verdachte, die niet is aangehouden, zijn weggenomen. Nu in de aangifte ten aanzien van een van de iPhones een specifieke omschrijving is gegeven, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de aangifte op dit punt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 22 september 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen twee iPhones en een oplader en oordopjes, toebehorend aan [adres] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot dat pand hebben verschaft door middel van braak en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
Verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Strafmaatverweer van de verdediging
Omdat de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, het voorarrest van verdachte in de nog openstaande zaak met parketnummer 03/264708-18 op korte termijn zal schorsen onder de bijzondere voorwaarden van elektronische controle en het meewerken aan dagbesteding, kan in de onderhavige zaak worden volstaan met een taakstraf. Op die manier heeft verdachte meteen een dagbesteding en kan er structuur worden aangebracht in zijn leven. De door de officier van justitie geëiste vier maanden gevangenisstraf kunnen worden omgerekend in een taakstraf voor de maximale duur van tweehonderdveertig uur. Het is ook wenselijk dat verdachte zijn straf in deze zaak afrondt voordat de behandeling van die andere zaak begint, zodat eventuele doorkruising wordt voorkomen. Daarnaast is er gelet op de schorsingsvoorwaarden een garantie dat de taakstraf door verdachte zal worden uitgevoerd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en heeft daarbij gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een inbraak bij zorginstelling [adres] . Hiermee heeft verdachte geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en heeft hij uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent het verdachte aan dat het gaat om een inbraak in een woon- en zorgcentrum. Verdachte en zijn mededaders hebben in verschillende ruimtes kasten en lades opengebroken en daarmee, naast de veroorzaakte schade vanwege de weggenomen goederen, overlast en nog meer financiële schade aan [adres] toegebracht. Bovendien hebben zij aan de bewoners en het personeel in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeggebracht.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 14 november 2019 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank houdt rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend wordt geacht. Dit is ook de straf die door de officier van justitie is geëist. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of er omstandigheden zijn op grond waarvan in het voordeel of het nadeel van verdachte van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.
De rechtbank weegt mee dat verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft bekend de inbraak te hebben gepleegd en heeft aangegeven in behandeling te willen bij
De Waag omdat hij makkelijk te beïnvloeden is. Op zitting heeft hij verklaard een fout te hebben gemaakt en dat hij zijn leven graag weer op de rit wil krijgen.
Uit het reclasseringsrapport van 16 april 2019 blijkt dat ook bij de reclassering de indruk is ontstaan dat verdachte zich, ondanks zijn inzet en goede bedoelingen, heeft laten meeslepen of laten overhalen om met anderen mee te doen. Hij is dan niet in staat om de consequenties van zijn gedrag in te zien en ‘nee’ te zeggen. Ondanks dat hij gemotiveerd is om zijn leven weer op de rit te krijgen en dat zijn inzicht in zijn handelen enigszins is gegroeid, is het zorgelijk dat hij herhaaldelijk weer in dezelfde valkuil trapt. Hij is bereid om aan zichzelf te werken en staat open voor een behandeling bij De Waag. De reclassering adviseert daarom om een straf op te leggen met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden waar verdachte zich dan aan moet houden.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van bijzondere voorwaarden op dit moment nog niet zinvol is. De rechtbank doelt daarmee op de nog openstaande zaak die in Roermond zal worden behandeld, waarin verdachte zich geconfronteerd ziet met een aanzienlijk zwaardere verdenking dan de onderhavige bewezen inbraak. In die nog openstaande zaak is een reclasseringsadvies uitgebracht dat gelijkluidend is aan het advies in deze zaak. Door nu geen bijzondere voorwaarden op te leggen, wil de rechtbank de mogelijkheid bieden aan de rechtbank in Roermond tot het meewegen van alle te zijner tijd relevante omstandigheden zodat in die zaak tot een passende straf kan worden gekomen die niet wordt doorkruist door in de onderhavige zaak opgelegde bijzondere voorwaarden. Juist om beide strafzaken gescheiden te houden, en nu verdachte op dit moment nog in voorarrest zit voor die andere zaak, zal de rechtbank aan verdachte geen werkstraf opleggen zoals door zijn raadsvrouw is verzocht.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist en ziet de rechtbank aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten. Verdachte is nog jong en de rechtbank hoopt dat het verdachte, na het uitzitten van zijn straf, gaat lukken om zijn leven op de rit te krijgen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
2.00 STK Koptelefoon Kl:wit
APPLE Iphone 5634020
1.00 STK Snoer Kl:wit
APPLE Iphone 5634025
Deze goederen behoren niet aan verdachte toe en zullen daarom aan de rechthebbende ( [adres] ) worden teruggegeven.

10.Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 7 mei 2019 bij de rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 15/860016-18, die ziet op het onherroepelijk geworden vonnis van 20 juli 2018 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van voorarrest, met bevel dat zes maanden van deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu het nieuwe feit is gepleegd voordat de proeftijd van voormelde voorwaardelijke straf is ingegaan.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de genoemde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Op zichzelf staat de omstandigheid dat de proeftijd pas ná de pleegdatum van het nieuwe feit is gaan lopen niet aan de tenuitvoerlegging in de weg, nu het gaat om de niet-naleving van de algemene voorwaarde als bedoeld in artikel 14c, eerste lid, Sr (HR 14 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5752). De rechtbank ziet echter geen aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten. De rechtbank acht het van belang om in de eerdergenoemde nog openstaande zaak met parketnummer 03/264708-18 tot een passende straftoemeting te komen, dat daarbij alle relevante omstandigheden kunnen worden meegewogen, inclusief de wenselijkheid van tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank acht het toewijzen van de vordering daarom niet opportuun en zal daarom de vordering afwijzen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende ( [adres] ) van:
2.00 STK Koptelefoon Kl:wit
APPLE Iphone 5634020
1.00 STK Snoer Kl:wit
APPLE Iphone 5634025
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 15/860016-18.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2019.