ECLI:NL:RBAMS:2019:9926

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
13/684065-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot aanwijzing van een raadsman op grond van artikel 509a Sv in een strafzaak met vermoedelijke geestelijke stoornis

Op 6 december 2019 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in de strafzaak van een verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in een detentieplaats. Tijdens de raadkamerzitting op 20 september 2019 bleek dat de raadsman van de verdachte, mr. D.R. Kops, zich had onttrokken omdat de verdachte niet door een advocaat wenste te worden bijgestaan. De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris om te beoordelen of er nader onderzoek moet worden verricht naar de geestelijke toestand van de verdachte, in het kader van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Tijdens de terechtzitting op 6 december 2019 verklaarde de verdachte dat hij weer bijgestaan wilde worden door zijn eerdere raadsman, mr. H.C. Meijer. Echter, mr. Meijer gaf aan dat hij de verdediging niet op zich kon nemen vanwege financiële redenen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de geestvermogens van de verdachte mogelijk gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, waardoor hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen.

De rechtbank heeft op basis van de beschikbare psychiatrische en psychologische rapportages en het gedrag van de verdachte ter terechtzitting besloten dat de verdachte recht heeft op rechtsbijstand. De voorzitter heeft het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand verzocht om een raadsman aan te wijzen, met de sterke voorkeur voor mr. H.C. Meijer, gezien het vertrouwen dat de verdachte in hem stelt. Deze beslissing is genomen en uitgesproken ter terechtzitting in aanwezigheid van de verdachte en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/684065-19
BESLISSING
op grond van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam heeft ter terechtzitting van 6 december 2019 ambtshalve beslist in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Procesverloop

Op de raadkamerzitting van 20 september 2019 is gebleken dat de raadsman van verdachte,
mr. D.R. Kops, zich had onttrokken omdat verdachte niet door een advocaat wenste te worden bijgestaan. De rechtbank heeft vervolgens de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris met de opdracht om, naar aanleiding van de PBC rapportage die zal worden opgesteld, te beoordelen of (nader onderzoek moet worden verricht naar de vraag of) toepassing moet worden gegeven aan artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Ter terechtzitting is gebleken dat de PBC rapportage nog niet gereed is. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij graag weer wenst te worden bijgestaan door zijn eerdere raadsman, mr. H.C. Meijer. Tijdens een onderbreking van de terechtzitting heeft de rechtbank telefonisch contact gehad met mr. H.C. Meijer, die meedeelde dat hij de verdediging voor de inhoudelijke behandeling niet op zich zal nemen, nu verdere bemoeienissen van zijn kant niet meer onder de eerder afgegeven toevoeging gefinancierd zullen worden.

2.Beslissing van de rechtbank

De rechtbank vermoedt dat de geestvermogens van verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn en dat hij daardoor niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen, zoals bedoeld in artikel 509a Sv. De rechtbank heeft daarbij gelet op de stukken in het procesdossier, de recent over verdachte opgemaakte psychiatrische en psychologische rapportages en op het gedrag van verdachte ter terechtzitting.
Deze beslissing is ter terechtzitting in tegenwoordigheid van verdachte gegeven.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wil worden bijgestaan door zijn eerdere raadsman, mr. H.C. Meijer, en indien dat niet mogelijk is, door een raadsman die door
mr. H.C. Meijer wordt aanbevolen.
Met inachtneming van artikel 509c Sv geeft de voorzitter het bestuur van de raad voor rechtsbijstand
last tot aanwijzing van een raadsmanaan verdachte. Daarbij verdient het de
sterke voorkeurvan de rechtbank dat de heer
mr. H.C. Meijer, advocaat te Amsterdam, als raadsman wordt aangewezen, gelet op het vertrouwen dat verdachte in hem stelt.
Deze beslissing is genomen en uitgesproken ter terechtzitting van 6 december 2019 door:
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier.