ECLI:NL:RBAMS:2019:9927

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
13/684552-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf na niet-naleving van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veroordeelde, geboren in 1979, die onderworpen was aan een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, opgelegd bij vonnis van 14 december 2018. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die vroeg om de tenuitvoerlegging van een maand van de voorwaardelijke straf, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De veroordeelde had zich moeten laten opnemen in een zorginstelling en zich houden aan een alcohol- en drugsverbod, maar had deze voorwaarden geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en ernstige verslavingsproblematiek vertoont. De rechtbank oordeelde dat het tenuitvoerleggen van een maand gevangenisstraf noodzakelijk was om de veroordeelde een korte time-out te geven en de reclassering meer tijd te geven om een nieuwe kliniek voor hem te regelen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, maar slechts gedeeltelijk, om te voorkomen dat de veroordeelde na het uitzitten van de straf onbehandeld op straat zou komen te staan. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en de griffier was aanwezig. De uitspraak is openbaar gedaan en de officier van justitie is geïnformeerd over de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/684552-17
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, na wijziging ter terechtzitting van 6 december 2019, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 14 december 2018, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
maar feitelijk zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Bij voormeld vonnis is aan veroordeelde een gevangenisstraf van negen maanden met aftrek van voorarrest opgelegd, waarbij drie maanden van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op vijf jaar vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of omdat hij gedurende de proeftijd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, inhoudende dat:
Opname in een zorginstelling: veroordeelde laat zich opnemen bij FPK Transfore of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Veroordeelde laat zich na de FPK aansluitend opnemen bij FPA Transfore of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, als de behandelaars dat nodig vinden;
Ambulante behandeling: veroordeelde laat zich na de klinische behandeling behandelen door een door de reclassering nader te bepalen zorgverlener. Indien geïndiceerd werkt veroordeelde mee aan relatietherapie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
Time-out: als de reclassering dat nodig acht, werkt veroordeelde mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), FPK of andere instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 (zeven) weken;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang: veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Drugsverbod: veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en bloedonderzoek;
Alcoholverbod: veroordeelde gebruikt als de reclassering of de behandelaars dat nodig vinden, geen alcohol en werkt als de reclassering dat nodig vindt mee aan controle op zijn alcoholgebruik. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn bloedonderzoek en urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
Afspraken met de Jeugdbescherming: veroordeelde houdt zich aan de gemaakte afspraken met de jeugdbescherming regio Amsterdam en houdt zich aan het contactverbod met de kinderen, voor zover dat aan de orde is, zolang dit door de jeugdbescherming is geïndiceerd;
Dagbesteding: veroordeelde zet zich in voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
De gestelde voorwaarden zijn bij vonnis van 14 december 2018 dadelijk uitvoerbaar verklaard.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie, zoals deze ter terechtzitting werd gedaan, strekt er toe dat een deel van die niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een gevangenisstraf van één maand, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis van 14 december 2018;
  • een advies tot tenuitvoerleggen van de voorwaardelijke straf door toezichthouder
  • een advies van forensisch psychiater C.A.M. van der Meijs van 21 november 2019 waaruit blijkt dat het verblijf van veroordeelde in [instelling] onhoudbaar is geworden vanwege drugsgebruik en fysieke confrontaties met medepatiënten;
  • een verhoor bij de rechter-commissaris van 22 november 2019 waarin veroordeelde heeft verklaard stom te zijn geweest en dat hij de klinische behandeling wil afmaken.
  • een proces-verbaal van bevindingen van de politie van 5 december 2019 waaruit blijkt dat veroordeelde in de periode van 22 november tot 5 december 2019 betrokken is geweest bij meerdere incidenten in Amsterdam en veroordeelde drugs en alcohol heeft gebruikt.
De rechtbank heeft op 6 december 2019 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, de gemachtigd raadsman van veroordeelde mr. R.M.G. Sussenbach, advocaat te Amsterdam, en deskundige A. Heetkamp, reclasseringsmedewerker en toezichthouder belast met het verlenen van hulp en steun aan veroordeelde. Veroordeelde was, hoewel op de hoogte van de zitting, hierbij niet aanwezig.
De deskundige heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen. Zij heeft geprobeerd contact met veroordeelde op te nemen, maar dit is niet gelukt. Ook heeft zij geprobeerd om een nieuwe kliniek voor veroordeelde te vinden, maar ook dit is niet gelukt. Veroordeelde heeft een behandeling nodig. Omdat er geen time-out locaties beschikbaar zijn, heeft het behandelteam moeten beslissen de behandeling te stoppen. Nu hij uit de FPA kliniek in [plaatsnaam] is ontslagen, is het beter dat de vordering wordt toegewezen, zodat veroordeelde vanuit de gevangenis naar een andere kliniek kan worden geplaatst. Het uitzitten van de straf in de gevangenis geeft hem de mogelijkheid om af te kicken en dan hoeft hij niet eerst in een kliniek een detox behandeling te ondergaan. De ervaring leert dat een kliniek een aanmelding dan eerder accepteert. Hij staat op een wachtlijst voor plaatsingen in heel Nederland.
De officier van justitie heeft, verwijzend naar haar vordering, aangevoerd dat het tenuitvoerleggen van een maand gevangenisstraf er voor kan zorgen dat veroordeelde zijn motivatie terug vindt en dat die tijd gebruikt kan worden voor het regelen van een nieuwe kliniek. Dat veroordeelde zijn voorwaarden heeft overtreden, blijkt wel uit het reclasseringsadvies en het proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2019. Er moet slechts een maand van het voorwaardelijk strafdeel worden tenuitvoergelegd, omdat het van belang is dat veroordeelde zich aan de bijzondere voorwaarden bij het strafrestant moet houden en gaat werken aan zijn verslaving.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het klopt dat veroordeelde zich niet aan het alcohol- en drugsverbod heeft gehouden, maar dat het om een uitglijder gaat. De psychiater heeft geadviseerd om veroordeelde nu te behandelen en terug te plaatsen in een kliniek. Dat is ook wat veroordeelde zelf wil.
De raadsman begrijpt de gang van zaken niet. Veroordeelde zat in een kliniek in [plaatsnaam] . In de bijzondere voorwaarden is opgenomen dat als het mis gaat, de mogelijkheid bestaat om een time-out in een gesloten instelling te laten plaatsvinden. Vervolgens is veroordeelde, omdat er geen klinieken beschikbaar zijn voor een time-out, gewoon op straat gezet. Het gaat om een schrijnende situatie. Als de vordering wordt toegewezen, zal er over een maand nog geen nieuwe plaatsing in een kliniek zijn en wordt veroordeelde weer op straat gezet. Daar heeft hij niets aan. Hij heeft geen onderdak. Bij toewijzing van de gehele vordering valt de stok achter de deur weg. Het is belangrijk dat de reclassering een nieuwe kliniek voor veroordeelde gaat regelen.

De beoordeling

Gebleken is dat de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd genoemde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht en gezien de adviezen acht de rechtbank daarom redenen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.
Bij veroordeelde is een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken vastgesteld en is er sprake van ernstige verslavingsproblematiek; een intensieve klinische behandeling en begeleiding in een dwingend kader zijn van groot belang. In haar vonnis van 14 december 2018 heeft de rechtbank daarom onder meer overwogen:

Duidelijk is dat verdachte, naast behandeling van zijn verslaving, een langdurige klinische behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek dient te ondergaan om zo de kans op terugval in het daarmee samenhangende middelengebruik te verkleinen. Om die reden acht de rechtbank naast strenge bijzondere voorwaarden een lange proeftijd van 5 jaar op zijn plaats.
De rechtbank merkt op dat een bijzonder onwenselijke situatie is ontstaan. Het behandelteam in de kliniek waar veroordeelde sinds 25 juli 2019 verbleef, heeft de beslissing genomen om de behandeling te stoppen en veroordeelde, die in het algemeen als gemotiveerd voor behandeling wordt beschouwd, onbehandeld uit de kliniek te ontslaan bij gebrek aan een beschikbare time-outplaats.
Het gevaar voor herhaling van geweldsdelicten is bij veroordeelde zonder behandeling onveranderd groot. Veroordeelde gaat onherroepelijk, zoals uit het recente proces-verbaal bevindingen ook al is gebleken, alcohol en harddrugs gebruiken en (in combinatie met) door zijn persoonlijkheidsproblematiek sociale of geweldsproblemen veroorzaken of krijgen.
De rechtbank ziet zich voor hetzelfde dilemma gesteld als waar de rechter-commissaris zich over moest buigen. Veroordeelde heeft een behandeling nodig en wil dat ook, dat staat voorop. Geheel tenuitvoerleggen van de resterende straf van drie maanden betekent dat veroordeelde drie maanden binnen zit, maar na het uitzitten van de straf onbehandeld weer op straat komt, zonder dat er nog sprake is van bijzondere voorwaarden waar hij zich aan moet of kan houden.
Om die reden zal de rechtbank, zoals gevorderd door de officier van justitie, de vordering tenuitvoerlegging voor één maand toewijzen.
Enerzijds wordt zo een korte ‘time-out’ gecreëerd waarbij veroordeelde een dak boven zijn hoofd heeft en van de drugs en alcohol af kan blijven. De reclassering krijgt zo een maand langer de tijd om te proberen een nieuwe kliniek voor veroordeelde te regelen.
Anderzijds blijven door een gedeeltelijke toewijzing van de vordering de bijzondere voorwaarden zoals bij vonnis van 14 december 2018 opgelegd bestaan.

Beslissing

De rechtbank gelast dat een deel van de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een
gevangenisstraf van één maand, alsnog zal worden
ten uitvoer gelegd.
Deze beslissing is genomen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2019.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,