In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Mercatum Gravitas Primo B.V. en een werknemer, aangeduid als [verzoeker]. De werknemer had op 22 oktober 2019 een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met Mercatum, maar deze overeenkomst was niet schriftelijk vastgelegd. Op 29 oktober 2019 heeft Mercatum de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] mondeling opgezegd, met een beroep op de proeftijd. De werknemer verzocht de rechtbank om de opzegging te vernietigen en stelde dat er geen geldige proeftijd was overeengekomen, omdat de proeftijdbeding schriftelijk moest worden vastgelegd volgens de wet.
De kantonrechter oordeelde dat de toepasselijke CAO, de CAO Retail Non-Food, algemeen verbindend was verklaard en dat de bepalingen uit deze CAO automatisch van toepassing waren op de arbeidsovereenkomst van [verzoeker]. De rechter concludeerde dat de proeftijd van twee maanden, zoals opgenomen in de CAO, ook van toepassing was op de mondelinge arbeidsovereenkomst, ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst binnen de proeftijd geldig was en dat de verzoeken van [verzoeker] om de opzegging te vernietigen en om betaling van achterstallig loon werden afgewezen. Tevens werd [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van Mercatum.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de toepasselijkheid van CAO-bepalingen, zelfs in het geval van mondelinge arbeidsovereenkomsten, en bevestigt dat de proeftijd zoals beschreven in de CAO rechtsgeldig kan zijn, ook zonder schriftelijke vastlegging.