Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 februari 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] ,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] ,
- het tussenvonnis van 13 november 2019, waarin ambtshalve een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2020, met de daarin genoemde stukken,
- de fax van mr. De Vos van 7 februari 2020 naar aanleiding van het proces-verbaal,
- de fax van mr. L’Ghdas van 24 februari 2020 naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
€ 14.659,20 te vergoeden;
4.De beoordeling
Ik weet het niet meer precies wat. Dat doet lachgas met je”. Op de zitting heeft hij verklaard dat hij geen lachgas had gebruikt, maar ook hiervoor geldt dat hij geen goede verklaring geeft voor de tegenstrijdige verklaringen van toen en nu. Bovendien heeft [gedaagde 2] bij de politie verklaard:
“We gingen muziek luisteren en gebruikte lachgas”. Dat [gedaagde 1] als enige van de drie géén lachgas zou hebben gebruikt, blijkt nergens uit. Verder acht de rechtbank van belang dat de door [gedaagde 1] geschetste toedracht zeer algemeen is, terwijl de verklaringen van [eiseres] erg gedetailleerd zijn. [gedaagde 1] verklaart slechts dat [eiseres] op de jongens is “afgestormd”, dat zij zich “agressief” heeft gedragen, dat zij een “dreigende houding” aannam en dat het schreeuwen “uitmondde” in een handgemeen. Daaruit blijkt niet wát [eiseres] precies deed, waardoor hij zich heeft moeten verdedigen. Tot slot wordt de in deze procedure door [gedaagde 1] geschetste toedracht ook onvoldoende ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [gedaagde 2] en [betrokkene] .
Een foto van de knie en arm van aangeefster is als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd” (2.4). De rechtbank is dan ook van oordeel dat de stelling van [eiseres] dat de schade is veroorzaakt door het handelen van [gedaagde 1] onvoldoende gemotiveerd is betwist.
concretevanuit de groep gepleegde onrechtmatige daden (HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
Toen ik werd mishandeld door NN1, stonden NN2 en NN3 op een afstand van ongeveer 3 meter. Zij stonden in ieder geval in de buurt van mijn voertuig. NN2 en NN3 hebben niets gezegd, maar ze hebben NN1 ook niet aangemoedigd.” (2.3). Dat wordt bevestigd door getuige [getuige 1] , die heeft verklaard:
“Ik zag dat de 2 andere jongens zich niet met het voorval bemoeiden en bij hun auto bleven staan”.(2.8) Er was op dit moment dus geen sprake van een groepsverband omdat [gedaagde 2] niet betrokken was bij de door [gedaagde 1] gepleegde onrechtmatige daad. [gedaagde 2] is dus niet aansprakelijk op grond van artikel 6:166 BW.
1.086,00(2 punten × tarief € 543,00)
5.De beslissing
22 april 2020voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder 4.21, waarna [gedaagde 1] op de rol van
zes wekendaarna een antwoordakte kan nemen,