ECLI:NL:RBAMS:2020:2134

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
C/13/664829 / HA ZA 19-406
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake beëindiging managementovereenkomst en dwangsommen tussen Steder Amsterdam en DS Beheer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Steder Group Amsterdam B.V. en DS Beheer B.V. over de beëindiging van een managementovereenkomst en de verbeurde dwangsommen. De rechtbank oordeelde dat de managementovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd door Steder Amsterdam, omdat de gestelde tekortkomingen niet waren komen vast te staan. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging op 4 juli 2018 niet geldig was, omdat de ingebrekestelling niet voldeed aan de vereisten van de overeenkomst. Daarnaast werd het ontslag van DS Beheer als bestuurder op de BAvA van 6 juli 2018 nietig verklaard, omdat het besluit niet met de vereiste meerderheid was genomen. De rechtbank oordeelde verder dat Steder Amsterdam en Agencies hoofdelijk moesten betalen aan DS Beheer voor de verbeurde dwangsommen, en dat zij verplicht waren om inzage te geven in de financiële administratie en overeenkomsten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de managementvergoeding over de maanden mei tot en met maart 2020 aan DS Beheer moest worden betaald, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het geding werden toegewezen aan Steder Amsterdam, die als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/664829 / HA ZA 19-406
Vonnis van 15 april 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDER GROUP AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDER GROUP AGENCIES B.V.,
gevestigd te Rhoon,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DS BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.W. van der Graaf te Amsterdam,
2. de vennootschap onder firma
DS SHIPPING V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.W. van der Graaf te Amsterdam,
3.
[gedaagde sub. 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
4.
[gedaagde sub. 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Eisers zullen hierna Steder Amsterdam en Agencies genoemd worden en gezamenlijk Steder Amsterdam cs. Gedaagden zullen DS Beheer en Shipping (beide verschenen gedaagden tezamen DS Beheer cs), [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 oktober 2019
  • het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] hebben ieder een persoonlijke vennootschap, respectievelijk SH Beheer B.V. en DdG Beheer B.V., die op hun beurt ieder voor 50% aandeelhouder zijn van DS Beheer. Zij zijn in 2005 een samenwerking aangegaan in Shipping, waarvan [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] de vennoten zijn.
2.2.
Shipping exploiteerde een onderneming met activiteiten in de regio Amsterdam op het gebied van het in- en uitklaren van schepen en het regelen van visa, accommodatie en transport voor bemanning. Shipping huurde kantoorruimte aan de [adres] te Amsterdam.
2.3.
Begin 2016 hebben Agencies en DS Beheer overeenstemming bereikt over samenwerking binnen de nieuwe vennootschap Steder Amsterdam. De onderneming ging zich met name richten op waterklerkdiensten in de regio Amsterdam. Het bedrijf van Shipping werd in Steder Amsterdam ingebracht, inclusief het gehuurde kantoorpand aan de Corsicaweg en de inventaris. Afgesproken werd dat alle klanten van Shipping na een overgangsperiode vanaf 31 december 2016 vanuit Steder Amsterdam zouden worden bediend.
2.4.
DS Beheer verkreeg een belang van 40% in Steder Amsterdam, Agencies 60%. DS Beheer en Agencies werden beiden statutair bestuurder van Steder Amsterdam.
2.5.
De statuten van Steder Amsterdam luiden, voor zover relevant, als volgt:
“(…)
Directie
Artikel 11
1. De vennootschap wordt bestuurd door een directie bestaande uit een door de algemene vergadering van aandeelhouders vast te stellen aantal van één of meer directeuren. Ook een rechtspersoon kan directeur zijn.
2. De directeuren worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders en kunnen door haar te allen tijde worden geschorst en ontslagen.
(…)
Algemene vergadering
(…)
Artikel 17
(…)
3. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld. (…) Omtrent onderwerpen waarvan de behandeling niet bij de oproeping is aangekondigd met inachtneming van de voor de oproeping gestelde termijn, kan desalniettemin geldig worden besloten indien alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming over die onderwerpen plaatsvindt en de directeuren en eventuele commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen.
(…)
Artikel 19
(…)
4. Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen, tenzij deze statuten een grotere meerderheid verlangen.
(…)
8. Besluiten tot:
a: (…)
b: benoeming van een directeur en vaststelling van het salaris, tantième en verdere arbeidsvoorwaarden van een directeur;
(…)
kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste drie vierden van de stemmen, uitgebracht in een algemene vergadering, waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd.
(…)
9. Besluiten tot schorsing van een directeur of tot ontslag van een directeur kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen, welke meerderheid meer dan de helft van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigt. Inzake dit onderwerp kan niet met gebruikmaking van artikel 2:230 lid 3 Burgerlijk Wetboek een tweede algemene vergadering worden bijeengeroepen.
(..)”
2.6.
Steder Amsterdam en DS Beheer hebben een managementovereenkomst gesloten, waarin onder meer het volgende is bepaald:
“(…)
Artikel 1 Aanstelling
1.1.a. DS Beheer zal (…) naar beste vermogen de directie over de Vennootschap [Rechtbank: Steder Amsterdam] voeren, zulks met inachtneming van de wettelijke bepalingen, de statuten van de Vennootschap, de richtlijnen en aanwijzingen van de algemene vergadering van aandeelhouders van de Vennootschap en deze overeenkomst.
(…)
1.2.
DS Beheer zal ter uitvoering van de in het eerste lid van dit artikel omschreven taak aanwezige directieleden ter volledige beschikking stellen en hen belasten met de feitelijke uitvoering van DS Beheer haar werkzaamheden als directeur.
1.3
Indien de directieleden van DS Beheer door welke oorzaak dan ook buiten staat zijn werkzaamheden in opdracht van DS Beheer voor de Vennootschap te verrichten, is DS Beheer gehouden voor gelijkwaardige vervanging zorg te dragen (…)
(…)
Artikel 2 Vergoeding
2.1.
De Vennootschap betaalt DS Beheer voor haar diensten een vergoeding van € 264.000 (…) netto, te vermeerderen met BTW per jaar, te voldoen in twaalf gelijke maandelijkse termijnen van € 22.000 per maand exclusief BTW, telkens op de twintigste van elke maand.
2.2.
De in het voorgaande lid bedoelde vergoeding is tevens bedoeld voor de kosten die DS Beheer bij de uitvoering van de in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst omschreven taak maakt, tenzij redelijkheid en billijkheid zich daartegen verzet.
(…)
Artikel 3 Duur van de overeenkomst; beëindiging
3.1.
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
3.2
Ieder der partijen kan deze overeenkomst te allen tijde mits deugdelijk gemotiveerd bij aangetekend schrijven beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie kalendermaanden. Deze beëindiging van de overeenkomst door één der partijen zal de andere partij geen enkel recht op vergoeding van welke schade dan ook geven. Opzegging dient plaats te vinden tegen het einde van een kalendermaand. De aandeelhouders van de Vennootschap kunnen deze overeenkomst opzeggen na een daartoe strekkend besluit van de Ava met stemverhouding ex artikel 19 lid 8 van de statuten van de Vennootschap.
3.3
Indien één der partijen ten aanzien van de bepalingen van deze overeenkomst zijn verplichtingen of anderszins enige andere verplichting, welke terzake van de onderhavige samenwerking op partijen rust, niet nakomt, is de andere partij bevoegd de overeenkomst te beëindigen zonder inachtneming van de in het bovenstaande lid genoemde termijn, doch niet eerder dan nadat de wanpresterende partij door hem tot nakoming is gesommeerd en deze in gebreke blijft binnen een redelijke, in de sommatie genoemde termijn alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. In dat geval eindigt de overeenkomst op de vervaldag zoals in de sommatie genoemd.
3.4
De algemene vergadering van aandeelhouders van de Vennootschap kan alleen met een 2/3de meerderheid van stemmen, conform het bepaalde in artikel 11 lid 1 en 2 van de statuten, om een dringende reden de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen. In dat geval heeft DS Beheer recht op betaling van een bedrag ter grootte van de vergoeding die zij had ontvangen als de overeenkomst was beëindigd op de wijze als in het tweede lid omschreven, tenzij de onmiddellijke beëindiging is te wijten aan opzet of grove schuld van directieleden van DS Beheer.
(…)
Artikel 5 Vrijwaring
De Vennootschap vrijwaart DS Beheer, SH Beheer B.VG., DdG Beheer B.V., de heer [gedaagde sub. 3] en de heer [gedaagde sub. 4] en zal DS Beheer schadeloos stellen voor alle aanspraken, schaden en kosten die zijn veroorzaakt door of die verband houden met haar optreden als [functie] van de Vennootschap, behoudens voor zover bedoelde aanspraken, schaden of kosten te wijten zijn aan opzet of grove schuld van DS Beheer, dan wel door handelen in strijd met de aan DS Beheer bij deze overeenkomst dan wel krachtens de statuten van de Vennootschap toegekende bevoegdheden.”
2.7.
Tussen DS Beheer, Agencies, Steder Group B.V. en Linro Shipping B.V. (deze vier vennootschappen worden in de overeenkomst Partijen genoemd) is een aandeelhoudersovereenkomst gesloten die onder meer vermeldt:
“(…)
Artikel 4 Managementovereenkomst
Tussen de Vennootschap [Rechtbank: Steder Amsterdam] en DS Beheer is een managementverhouding overeengekomen die tegelijk met onderhavige overeenkomst zal worden getekend (…). DS Beheer zal met deze overeenkomst voor onbepaalde tijd als volledig zelfstandig bevoegd directeur van de Vennootschap worden aangesteld.
Artikel 5: Verplichte terugtreding
5.1.
Ingeval een (on)middellijk aandeelhouder van de vennootschap, ondanks daartoe deugdelijk ingebreke te zijn gesteld, zich niet houdt aan het gestelde in deze overeenkomst, wordt geacht dat betreffende (on)middellijk aandeelhouder conform het gestelde in artikel 10 leden 11 en 12 van de statuten van de Vennootschap zijn aandelen heeft aangeboden. Tevens geldt alsdan dat het aan betreffende aandelen gekoppelde stemrecht, het recht op uitkeringen en het vergaderrecht zijn opgeschort.
(…)
Artikel 6: Einde aandeelhouderschap (t.g.v. beëindiging managementovereenkomst arbeidsongeschiktheid of overlijden), waarde bepaling van Aandelen in de Vennootschap en voldoen van de koopsom
6.1.
Ingeval de managementovereenkomst ex. Artikel 4 is beëindigd, is DS Beheer gehouden de door haar gehouden aandelen in de Vennootschap te koop aan te bieden aan de overige aandeelhouders.
(…)
Artikel 8: concurrentiebeding
8.1
Het is Partijen niet zonder voorafgaande toestemming van alle overige aandeelhouders van de Vennootschap toegestaan om binnen de regio Amsterdam Groot (…) activiteiten (feitelijk) uit te oefenen of in welke vorm dan ook in een onderneming belang te hebben of (feitelijk) daarmee samen te werken die geheel of gedeeltelijk dezelfde bedrijfsactiviteiten van de Vennootschap uitoefenen danwel bedrijfsactiviteiten uitoefenen die passen binnen de doelstelling van de Vennootschap.
8.2
Elke Partij verbindt zich in welke vorm of hoedanigheid dan ook jegens de Vennootschap en binnen de regio Groot Amsterdam zolang hij direct of indirect aandeelhouder is, alsmede gedurende een periode van één jaar nadat zijn (direct of indirect) Aandeelhouderschap van de Vennootschap is beëindigd:
a. geen diensten te verlenen of anderszins betrokken te zijn of een belang te hebben bij activiteiten die vergelijkbaar zijn of concurrerend zijn met de Activiteiten van de Vennootschap of passen binnen de doelstelling van de Vennootschap;
(…)
Elke Partij staat ervoor in dat zijn en daarmee gelieerde ondernemingen/vennootschappen steeds zullen handelen naar het gestelde in deze bepaling.
8.3
Bij overtreding van het gestelde in dit artikel verbeurt betreffende Partij per gebeurtenis een niet voor gerechtelijke matiging vatbare boete van € 10.000,- (…) aan de Vennootschap en € 1.000,- (…) voor elke dag dat de overtreding voortduurt. (…)”
2.8.
Op 6 oktober 2017 heeft Shipping een drietal facturen gestuurd aan het Havenbedrijf Amsterdam N.V.: de eerste met nummer 16700611 voor een bedrag van € 27.044,08 ter zake van “frequentie korting Costa Cruises 2016”, de tweede met nummer 16700612 voor een bedrag van € 12.047,21 ter zake van “frequentie korting CMV (Global) 2016” en de derde met nummer 16700613 voor een bedrag van € 13.989,84 ter zake van “frequentie korting AIDA Cruises 2016”. Op de facturen is de naam en het bankrekeningnummer van Shipping vermeld.
2.9.
Bij brief van 16 april 2018 heeft Agencies het volgende aan DS Beheer meegedeeld:
“(…)
De ontwikkelingen in onze gezamenlijke onderneming – Steder Group Amsterdam B.V. – geven reden om u aan te schrijven en de grote zorgen die wij hebben met u te delen.
Die zorgen zijn tweeërlei, namelijk (1) is er een onhoudbare situatie ontstaan ten aanzien van de gedragingen van de heer [gedaagde sub. 4] (die wij aan u, mede-aandeelhoudster en partner in de managementovereenkomst, toerekenen) en (2) blijven uw inspanningen tot nu toe ontoereikend, wat betekent dat uw input (zowel ten aanzien van gerealiseerde omzet en resultaten als verdiensten) achterblijft ten opzichte van de kosten die de samenwerking met u voor ons meebrengt (onder meer bestaande uit de aan u betaalde management fee).
Voor beide aspecten is ingrijpen op korte termijn nodig. Dat zullen wij doen.
(Ad 1)
De wijze waarop de heer [gedaagde sub. 4] zich in de afgelopen periode heeft gedragen, is
contraproductief en onaanvaardbaar.
Zowel intern als extern is vastgesteld dat [gedaagde sub. 4] onder invloed was van alcohol, nota bene tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Dat is des te ernstiger omdat hij daarbij ook Steder vertegenwoordigt en mede ten laste van ons risico’s neemt die niet aanvaardbaar zijn.
Daarnaast moet worden vastgesteld dat [gedaagde sub. 4] zijn verantwoordelijkheden niet adequaat oppakt en werkzaamheden laat versloffen.
De onderstaand beschreven punten kunnen als kenmerkend worden beschouwd:
[Rechtbank: er volgt een beschrijving van de punten]
(..)
Tevens is geconstateerd dat er privé-uitgaven zijn gedaan met de door de onderneming verstrekte bankkaart (waarvan helder is dat die enkel voor zakelijke doeleinden mag worden gebruikt, zodat dergelijke uitgaven eveneens onaanvaardbaar zijn).
Omdat een dergelijke houding en gedrag niet aanvaardbaar is en de gezamenlijke onderneming (en de goede naam van Steder beschadigt) moet daaraan ogenblikkelijk een einde komen. In het verlengde daarvan rekenen wij erop dat u intern orde op zaken stelt, in die zin dat binnen DS Beheer B.V. – dát is de partij die dat zal moeten doen – wordt afgesproken dat de heer [gedaagde sub. 4] zijn deelneming daarin – en dus de middellijke deelneming in Steder Group Amsterdam B.V. – overdraagt. Wij kunnen en willen op geen enkele wijze meer betrokken zijn bij de heer [gedaagde sub. 4] , net zo zeer als hij op geen enkele wijze ons – in welke vorm en in welke mate dan ook – kan en mag vertegenwoordigen.
Voor zover nodig zeggen wij dat hierbij u en [gedaagde sub. 4] uitdrukkelijk aan, in het verlengde waarvan duidelijk is dat [gedaagde sub. 4] binnen de samenwerking geen werkzaamheden meer mag verrichten en daarvoor geen betalingen (direct of indirect) zal ontvangen.
Gezien de urgentie van de geschetste problemen verlangen wij binnen één (1) week na vandaag dat u bevestigt dát en welke concrete maatregelen zijn genomen die leiden tot dit doel: het (feitelijke en juridische) vertrek van de heer [gedaagde sub. 4] . Bij gebreke daarvan houden we ons vrij om zélf die maatregelen te nemen die nodig en nuttig zijn om dit acute probleem op te lossen. De daarmee verband houdende kosten komen voor uw rekening. Voor zover nodig zeggen wij u dat hierbij aan.
(Ad 2)
Naast de beschreven gedragingen (misdragingen) leert een bedrijfseconomische evaluatie van de prestaties van onze deelneming dat deze dienen te verbeteren. De managementovereenkomst in de huidige vorm werkt niet. Tegenover de betaalde fees ontvangt de onderneming niet de verwachte commerciële inbreng van u. Daarnaast blijkt dat er te veel managementcapaciteit van Steder Agencies in Rhoon dient te worden ingebracht terwijl de afspraak was dat u zelfstandig dat management zou voeren. Dat blijkt niet het geval.
Op grond daarvan moet de huidige managementovereenkomst tot een einde komen. Daarbij heeft het de voorkeur om dat in onderling overleg te doen. In het verlengde daarvan zal er een nieuwe managementovereenkomst worden gesloten.
Graag vernemen wij van u of u bereid bent om tot herijking van die afspraken te komen, zowel ten aanzien van het commerciële deel als het formeel-juridische deel (wat betekent dat u bereid bent tot wijziging van de managementovereenkomst).
Ook ten aanzien van dit aspect vernemen we graag binnen één (1) week na vandaag dat u bereid bent om daaraan uitvoering te geven. Vervolgens kunnen we ons zetten aan de aanpassing van de respectievelijke overeenkomsten en zo nodig de statuten van de vennootschap.
(…)
Voorts hechten we eraan op te merken dat wij niet verantwoordelijk zijn voor financiële gevolgen die verbandhouden met een eerdere samenwerking tussen u (de heren [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] ). Indien daaruit verplichtingen zijn voortgevloeid ten aanzien van wie dan ook zullen die door uzelf dienen te worden afgewikkeld. We hebben daarmee geen bemoeienis maar merken wel op dat wij vertrouwen dat ten aanzien van aanspraken van derden die daaraan gerelateerd worden u daarvoor instaat en ons zo nodig vrijwaart. Ook dat wilt u bevestigen binnen één (1) week na dagtekening van deze brief.”
2.10.
[gedaagde sub. 4] heeft na ontvangst van de brief van 16 april 2018 zijn werkzaamheden neergelegd. De werkzaamheden zijn feitelijk overgenomen door [gedaagde sub. 3] .
2.11.
Op 17 april 2018 heeft Shipping een factuur gestuurd met nummer 16800201 aan Costa Crociere S.p.A. voor een bedrag van € 2.000 ter zake van “Delivery spares mv Costa neoRomantics at Shanghai as per request [naam 1] ”.
2.12.
DS Beheer heeft bij brief van 8 mei 2018 erkend dat [gedaagde sub. 4] een moeilijke tijd achter de rug had, maar zij betwist de juistheid van de overige constateringen van Agencies. Aangegeven werd dat er geen redenen zijn voor onmiddellijke beëindiging van de managementovereenkomst. De brief bevat een voorstel voor terugtreding van [gedaagde sub. 4] uit DS Beheer, mits de managementvergoeding tot en met augustus 2018 wordt doorbetaald. Met betrekking tot de prestaties van DS Beheer is het volgende meegedeeld:
“(…)
DS Beheer B.V.
U deelt mee dat de prestaties van de deelneming zou moeten verbeteren. DS Beheer betwist nadrukkelijk dat er aanleiding is om tot een beëindiging van de huidige managementovereenkomst te komen. Naar het oordeel van DS Beheer wordt er door haar op een zorgvuldige behoorlijke wijze directie gevoerd over de vennootschap. Van enige schending van gemaakte afspraken is geen sprake.
Vanzelfsprekend is DS Beheer graag bereid om nader met u in gesprek te treden over welke verwachtingen over en weer bestaan. Ook kan het nuttig zijn om deze verwachtingen vast te leggen en zonodig ook concretere afspraken te maken over naar welke door de vennootschap te realiseren resultaten wordt gestreefd.
In dat verband mag van DS Beheer worden verlangd dat zij zich naar beste weten en kunne zal inspannen om die nog te formuleren resultaten ook daadwerkelijk te realiseren.
(…)”
2.13.
Per 24 mei 2018, aangekondigd in een brief van 23 mei 2018 van Agencies, is de betaling van 50% van de managementvergoeding (artikel 2.1 managementovereenkomst) door Steder Amsterdam stopgezet.
2.14.
Op 4 juni 2018 heeft [gedaagde sub. 3] aan de heer [naam 2] (van Steder Group) naar aanleiding van vragen van de laatste over de tweede factuur genoemd in 2.8 een e-mail gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“ik zou vandaag nog even terugkomen met een uitleg voor de frequentiekorting van Global. heb dit vorige week met [gedaagde sub. 4] [Rb: [gedaagde sub. 4] ] besproken.
de havendienst heeft ons gevraagd facturen te maken voor de frequentiekortingen van 2016. dit is vanuit DS gedaan omdat een gedeelte nog van voor de samenwerking was.
deze kortingen zijn desondanks naar Steder overgemaakt behalve die van Global. zoals eerder aangegeven is dit niet helemaal correct gegaan en zal er een verrekening moeten worden gedaan voor de calls van na 1 mei.
alle andere frequentiekortingen ontvangen van havenbedrijf Amsterdam en Rotterdam hebben wij altijd netjes overgemaakt, er is dan ook niet bewust gehandeld.
er zijn ook geen andere facturen gemaakt in 2017.”
2.15.
Bij brief van 14 juni 2018 heeft (de raadsman van) DS Beheer onverkorte nakoming van de managementovereenkomst en betaling van de overeengekomen management vergoeding gevorderd.
2.16.
Op 25 juni 2018 heeft Steder Amsterdam cs een oproep doen uitgaan voor een op 6 juli 2018 te houden buitengewone vergadering van aandeelhouders (hierna: BAvA) met bijbehorende agenda. De agendapunten luiden als volgt:
“- de aan DS Beheer op 16 april 2018 uitgereikte ingebrekestelling;
  • de aan DS Beheer (en haar (middellijk) aandeelhouders en bestuurders) uitgereikte ingebrekestelling bij brief van 26 juni 2018;
  • de inhoud, strekking en consequenties van de ingebrekestellingen en de op basis daarvan te nemen besluiten.”
2.17.
Bij brief van 26 juni 2018 zijn DS Beheer en haar aandeelhouders door (de raadsman van) Steder Amsterdam in gebreke gesteld wegens – voor zover hier van belang – het niet inhoudelijk gemotiveerd reageren op de aangezegde misdragingen van [gedaagde sub. 4] en het niet ingaan op het verzoek tot herijking van de gemaakte afspraken binnen de gestelde termijn en het niet reageren op de door Steder Amsterdam verlangde vrijwaring ten aanzien van de financiële gevolgen die verband houden met de eerdere samenwerking tussen [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] . Voorts is een nieuwe termijn gesteld in verband met financiële onregelmatigheden die na 16 april 2018 zijn vastgesteld. Gesommeerd is om binnen acht dagen:
“a) volledige duidelijkheid te verstrekken over de in de in de brief van 16 april 2018 genoemde financiële omstandigheden binnen DS Beheer B.V. (en haar eigenaren) en te dien aanzien de door Steder Amsterdam verlangde vrijwaring af te geven:
b) (alsnog) ten aanzien van de onrechtmatig uitgereikte facturatie van vorderingen die aan Steder (…) Amsterdam toekomen (i) alle betalingen die op die facturen zijn ontvangen terstond te restitueren, zonder inhouding van welke omvang en aard dan ook, (ii) alle op die facturatie betrekking hebbende documentatie (ook in elektronische vorm) te tonen, dit zonder enige terughouding en (iii) te garanderen dat er geen andere facturen zijn uitgereikt ten aanzien van betalingen die aan Steder Amsterdam toekomen – op naam van DS Shipping of welke andere entiteit dan ook – en in samenhang daarmee te verklaren dat en wáárom er in de serienummering van de facturen een aantal niet is vermeld en lijkt te ontbreken;
c) wat door u ten aanzien van sub b wordt verklaard te onderbouwen met een door een onafhankelijk (register)accountant afgegeven verklaring, waarvan de kosten voor uw rekening komen;
d) eigener beweging andere bijzonderheden/onregelmatigheden (alsnog) te melden – zonder terughouding van welke aard en omvang dan ook – ten aanzien van de bedrijfsvoering die ten behoeve van Steder Amsterdam sedert de aangegane samenwerking heeft plaatsgevonden;
e) uit te spreken dat alle door Steder Amsterdam en/of haar bestuurder (mede aandeelhoudster) geleden en te lijden schade, kosten (waaronder advocaatkosten en interessen) ten gevolge van de bovenstaand beschreven gedragingen door u zullen worden vergoed en dat u bereid bent om op eerste afroep zekerheid te stellen in de vorm van een deugdelijke bankgarantie afgegeven door een bonafide Nederlandse bank.”
2.18.
Op 6 juli 2018 heeft een BAvA plaatsgevonden. Zowel Agencies (60% belang) als DS Beheer (40%) waren vertegenwoordigd. In de vergadering is kort weergegeven over de volgende besluiten gestemd:
a. dat DS Beheer conform artikel 3.3 van de managementovereenkomst na in gebreke te zijn gesteld in verzuim is geraakt;
b. dat wordt vastgesteld dat de managementovereenkomst per heden (de vervaldag) is beëindigd, hetgeen wordt aangezegd;
c. om DS Beheer aansprakelijk te stellen voor de wanprestatie en voor de ten gevolge van de beëindiging door Steder Amsterdam geleden schade;
d. om aan DS Beheer, [gedaagde sub. 4] en [gedaagde sub. 3] met onmiddellijke ingang de toegang tot het kantoor van Steder Amsterdam te Amsterdam te ontzeggen en
e. om DS Beheer als directeur van Steder Amsterdam te ontslaan conform artikel 11 lid 2 van de statuten.
Agencies heeft voor de besluiten gestemd, DS Beheer tegen.
2.19.
Steder Amsterdam heeft DS Beheer als bestuurder uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel uitgeschreven en andere sloten op het kantoorpand geplaatst.
2.20.
Op 6 augustus 2018 (na de mondelinge behandeling van het hierna te noemen eerste kort geding) heeft Agencies namens Steder Amsterdam aan DS Beheer geschreven dat zij de managementovereenkomst opzegde met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden tegen 1 december 2018, voor zover zou komen vast te staan dat de beëindiging op 6 juli 2018 niet rechtsgeldig was. De brief gaat verder:
“Ten aanzien van de motivering van deze opzegging wordt niet enkel verwezen naar wat daarover eerder (ook in het kort geding van 26 juli 2018) naar voren is gebracht maar tevens aansluiting gezocht bij wat de Voorzieningenrechter heeft uitgesproken en door ons wordt gezien als adequate beschrijving, namelijk (geparafraseerd) dat de samenwerking tussen partijen geen vrucht meer zal dragen, niet in de laatste plaats gezien de (vele) activiteiten die vanuit de vennootschap onder firma DS Shipping V.O.F. zijn uitgevoerd.(…)”
2.21.
Op 16 augustus 2018 is vonnis gewezen in een door DS Beheer cs aangespannen kort geding (hierna: het eerste kortgedingvonnis). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de managementovereenkomst ten onrechte als beëindigd is beschouwd en Steder Amsterdam danwel Agencies veroordeeld tot:
- betaling van € 26.924,62 aan DS Beheer,
- doorbetaling van de managementvergoeding van € 22.000,- per maand, vanaf juli 2018 tot het moment dat de managementovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd,
- DS Beheer opnieuw in te schrijven als bestuurder in het handelsregister,
- DS Beheer, Shipping en/of [gedaagde sub. 3] per direct toegang te verschaffen tot het kantoorpand aan de [adres] te Amsterdam,
- de laatste twee veroordelingen op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag, tot een maximum van € 200.000,- is bereikt.
De vorderingen in reconventie worden afgewezen.
2.22.
Op 17 augustus 2018 is het vonnis aan Steder Amsterdam en Agencies betekend. DS Beheer is nadien opnieuw ingeschreven als bestuurder van Steder Amsterdam in het handelsregister.
2.23.
Bij sommatiebrieven van 20 en 24 augustus 2018 heeft DS Beheer Steder Amsterdam cs gemaand tot nakoming van het eerste kortgedingvonnis en aangezegd dat dwangsommen verbeurd werden door [gedaagde sub. 3] geen toegang te verschaffen tot de (nieuwe) kantoorruimte van Steder Amsterdam.
2.24.
Ter inning van de dwangsommen heeft DS Beheer cs beslag laten leggen.
2.25.
Op 24 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter een uitspraak gedaan in een tweede door DS Beheer cs tegen Steder Amsterdam cs aangespannen kort geding (hierna: het tweede kortgedingvonnis). Aanleiding voor dit kort geding was dat in het oude kantoor van Steder Amsterdam nog wel meubilair stond, maar het personeel vanaf 20 augustus 2018 in een ander door Agencies aangehuurde kantoorruimte in hetzelfde gebouw werkte van waaruit de activiteiten van Steder Amsterdam werden uitgevoerd en aan [gedaagde sub. 3] tot dat kantoor geen toegang werd verleend. DS Beheer cs vorderde verhoging van het maximumbedrag aan dwangsommen gesteld in het eerste kort geding vonnis. De kortgedingrechter heeft vastgesteld dat het maximum aan dwangsommen onder het eerste kortgedingvonnis is bereikt, maar heeft de vordering tot verhoging afgewezen, omdat dit niet wenselijk werd geacht, nu het conflict zo ernstig is dat partijen onmogelijk meer door één deur kunnen en alle betrokkenen van mening zijn dat partijen uit elkaar moeten. Wel veroordeelde de voorzieningenrechter Steder Amsterdam cs in het tweede kort geding vonnis tot verlening van toegang aan DS Beheer en Shipping tot alle bankgegevens en de gehele administratie van Steder Amsterdam binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis, met oplegging van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat daar niet aan voldaan wordt tot een maximum van € 200.000,-.
De vorderingen in reconventie werden wederom afgewezen.
2.26.
Tegen de beide kortgedingvonnissen is hoger beroep ingesteld.
2.27.
Ter uitvoering van het tweede kortgedingvonnis heeft Steder Amsterdam cs op 30 oktober 2018 aan DS Beheer een laptop ter beschikking gesteld met – volgens het proces-verbaal van de deurwaarder – daarop “de gehele financiële informatie en alle bankgegevens- en afschriften van Steder Amsterdam”. [gedaagde sub. 3] had hiermee toegang tot in een portal geladen informatie. Het proces-verbaal vermeldt dat requiranten (Steder Amsterdam cs) “van mening zijn dat met de overhandiging van de laptop met daarop alle gevraagde informatie is voldaan aan de in het kort geding vonnis uitgesproken veroordeling”.
2.28.
Op 5 november 2018 heeft (de raadsman van) DS Beheer aan Steder Amsterdam cs laten weten dat bankafschriften uit de periode 2016-2017 ontbraken in de toegankelijke informatie. Op 29 november 2018 heeft DS Beheer aan Steder Amsterdam cs laten weten dat nog steeds bankafschriften uit de periode mei 2016 – november 2016 ontbraken. Op 3 december 2018 heeft DS Beheer Steder Amsterdam cs hierover gerappelleerd verwijzend naar de dwangsomveroordeling. Op 4 december 2018 heeft Steder Amsterdam cs laten weten dat de gevraagde informatie is geladen in de digitale omgeving.
2.29.
Op 19 februari 2019 heeft (de raadsman van) DS Beheer cs geklaagd dat facturen van Husson Huijsman Beheer Twee B.V. - een vennootschap behorend tot de Steder groep - die betaald zijn, ten onrechte niet als onderdeel van de financiële administratie zijn verstrekt en heeft verzocht deze alsnog binnen 2 dagen te verstrekken. Steder Amsterdam cs ging niet in op dit verzoek.
2.30.
Op 18 maart 2019 liet (de raadsman van) DS Beheer cs weten dat nog altijd een groot aantal (bij nummer genoemde) bankafschriften uit 2017 ontbrak in de digitale informatie. Op 20 maart 2019 liet Steder Amsterdam cs weten dat die afschriften steeds toegankelijk zijn geweest via de portal.
2.31.
Naar aanleiding van een aanvraag door DS Beheer cs van het faillissement van Steder Amsterdam BV heeft ABN AMRO Bank N.V. op 26 september 2019 in opdracht van Steder Amsterdam cs een bankgarantie (hierna: de bankgarantie) gesteld voor betaling van al hetgeen DS Beheer ter zake van het in onderhavige bodemprocedure te wijzen vonnis van Steder Amsterdam te vorderen heeft tot een maximum bedrag van € 500.000,-. In de overwegingen opgenomen in de bankgarantie wordt vermeld dat partijen zijn overeengekomen dat executie van de kortgedingvonnissen pas zal plaatsvinden, indien en voor zover de vordering van DS Beheer in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in onderhavige procedure of in een eventuele daaropvolgende appelprocedure wordt toegewezen, met dien verstande dat aan het oordeel van de bodemrechter wordt overgelaten of en in hoeverre hieraan dan als voorwaarde wordt verbonden dat DS Beheer een contragarantie dient te stellen.
2.32.
Op 7 januari 2020 heeft DS Beheer cs wederom geklaagd dat de toegankelijke informatie onvolledig was. Volgens haar ontbrak onder meer een deel van de bankafschriften uit 2016 en alle inkoopnota’s.
2.33.
Op 14 januari 2020 schreef (de raadsman van) Steder Amsterdam cs aan (de raadsman van) DS Beheer cs onder meer:
“Onder verwijzing naar uw laatste bericht van 7 januari jl. wijzen cliënten, de uwen erop dat al geruime tijd geleden is aangegeven dat de documenten waarnaar u heeft gevraagd – die zien op 2016 en 2017 – fysiek beschikbaar zijn in de administratie van de joint venture. Dat uw cliënten van dit aanbod – let wel: dat is gedaan vóórdat het bewuste kortgedingvonnis van 24 oktober 2018 werd gewezen – geen gebruik hebben gemaakt, is aan hen (…) bedoelde documenten zijn (nog steeds) beschikbaar en kunnen desgewenst worden geraadpleegd op het hoofdkantoor van Steder in Rhoon. (…)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Steder Amsterdam cs vordert - na eiswijziging en hieronder zo veel mogelijk woordelijk aangehaald - in conventie als volgt:
dat het de Rechtbank Amsterdam behage om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
te verklaren voor recht dat:
3.1.1.
de op (4 juli 2018 (vervaltermijn sommatie) danwel) 6 juli 2018 ter gelegenheid van de BAvA tot stand gekomen beëindiging van de managementovereenkomst terecht en rechtsgeldig is, zonder dat enige vergoeding aan gedaagden verschuldigd is;
3.1.2.
er op DS Beheer in het verlengde van die beëindiging (sub 3.1.1) de contractuele verplichting rust (artikel 6.1) om haar aandelen te koop aan te bieden conform de in de aandeelhoudersovereenkomst opgenomen formule;
3.1.3.
DS Beheer het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding (artikel 8 aandeelhoudersovereenkomst) schendt, zodat zij de conform artikel 8.3 vastgestelde boete verschuldigd is.
subsidiair:
3.1.4.
te verklaren voor recht dat de voorwaardelijke opzegging van de managementovereenkomst d.d. 6 augustus 2018 tegen 1 december 2018 terecht en rechtsgeldig is, zodat er per 1 december 2018 een einde is gekomen aan de managementovereenkomst;
meer subsidiair:
3.1.5.
de managementovereenkomst te ontbinden met onmiddellijke ingang, danwel per een door de rechter in goede justitie te bepalen datum zonder dat aan gedaagden enige vergoeding verschuldigd is;
in alle gevallen:
3.1.6.
DS Beheer te veroordelen tot het te koop aanbieden van haar aandelen conform de in de aandeelhoudersovereenkomst opgenomen formule, dat binnen één (1) week na het ten deze te wijzen vonnis danwel een termijn die de rechter redelijk en billijk vindt, zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,00, danwel een door de rechter te bepalen redelijke dwangsom, voor iedere dag dat DS Beheer daarmee in gebreke blijft;
3.1.7.
DS Beheer te veroordelen om ten titel van onverschuldigde betaling danwel ongerechtvaardigde verrijking tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Steder Amsterdam (terug) te betalen de sinds mei 2016 aan haar maandelijks betaalde managementfees ad € 22.000,00 exclusief BTW;
3.1.8.
[gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] hoofdelijk te veroordelen om ten titel van onverschuldigde betaling danwel ongerechtvaardigde verrijking tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Steder Amsterdam (terug) te betalen de sinds mei 2016 aan hen maandelijks betaalde managementfees ad € 22.000,00 exclusief BTW, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd;
3.1.9.
[gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Steder Amsterdam te betalen de conform artikel 8.3 van de aandeelhoudersovereenkomst verschuldigde boete wegens schending van het concurrentiebeding danwel een boete die de rechter redelijk en passend vindt;
3.1.10.
gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan Steder van de door haar geleden en te lijden schade als gevolg van de wanprestatie en als gevolg van de ten laste van Steder (onrechtmatig) gelegde beslagen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd;
3.1.11.
gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan eisers van een vergoeding voor de door eisers gemaakte juridische kosten die door hen worden gesteld op een bedrag ad, afgerond, € 50.000,00 inclusief omzetbelasting, althans een zodanig bedrag als de rechter redelijk en billijk vindt, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd;
3.1.12.
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd;
3.1.13.
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten die de deurwaarder nog zal moeten maken ter zake van betekening en executie van het ten deze te wijzen vonnis, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd;
3.1.14.
dit alles uitvoerbaar bij voorraad, in verband waarmee het (overigens ongemotiveerde) verweer daartegen door gedaagden dient te worden gepasseerd, ook op grond van de financiële omstandigheden waarin zij verkeren en zoals die door eiseressen zijn geschetst.
Vermeerdering van eis:
Ter zake van de tussen partijen in het kader van de faillissementsprocedure gemaakte afspraken:
3.1.15.
DS Beheer en Shipping niet-ontvankelijk te verklaren, althans zich onbevoegd te verklaren, in het verlengde waarvan DS Beheer en Shipping worden veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis de bankgarantie te retourneren, dit op straffe van een dwangsom ad € 25.000,00 voor iedere dag dat DS Beheer en Shipping daarmee in gebreke zijn en blijven, althans een dwangsom die de rechtbank redelijk en passend vindt;
3.1.16. (
subsidiair) in samenhang met wat DS Beheer en Shipping met betrekking tot de gestelde dwangsommen hebben gesteld en aangevoerd de daarop betrekking hebbende vorderingen van DS Beheer en Shipping af te wijzen danwel daarin niet-ontvankelijk te verklaren;
3.1.17. (
(subsidiair) indien de rechtbank meent dat dwangsommen verschuldigd zijn deze te matigen tot een bedrag dat de rechtbank meent redelijk en passend te zijn;
3.1.18. (
subsidiair) een door de rechtbank ter zake van de dwangsommen uit te spreken veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
3.1.19. (
subsidiair) indien de rechtbank wel een door haar toe te wijzen dwangsomveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaart te beslissen dat de daartoe gestelde bankgarantie eerst kan worden uitgewonnen indien er ter zake van de dwangsomveroordeling een onherroepelijke, rechtens niet meer aantastbare, uitspraak is gewezen; en
3.1.20. (
subsidiair) indien de rechtbank ter zake van een uit te spreken dwangsomveroordeling beslist dat deze én uitvoerbaar bij voorraad is en in samenhang daarmee de bankgarantie kan worden uitgewonnen daaraan de voorwaarde te verbinden dat DS Beheer en Shipping een contragarantie doen stellen, dit voor een gelijk bedrag als dat van de uitgesproken dwangsomveroordeling en te stellen door een bonafide Nederlandse bank.
3.2.
DS Beheer cs voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
DS Beheer cs vordert - na eiswijziging - voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.4.1.
Steder Amsterdam te veroordelen tot betaling aan DS Beheer van de onbetaald gelaten managementvergoeding over de maanden mei tot en met juni 2018 (ad EUR 13.310 per maand, inclusief BTW), te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
3.4.2.
Steder Amsterdam te veroordelen tot betaling aan DS Beheer van de onbetaald gelaten managementvergoeding over de maanden juli 2018 - maart 2020 (ad EUR 26,620 per maand) en de daaropvolgende maanden, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
3.4.3.
alle besluiten genomen op de BAvA van Steder Amsterdam van 6 juli 2018 te vernietigen;
3.4.4.
te verklaren voor recht dat het besluit op de BAvA van Steder Amsterdam van 6 juli 2018 tot ontslag van DS Beheer als bestuurder van Steder nietig is;
3.4.5.
Steder Amsterdam en Agencies hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan DS Beheer van EUR 200.000 uit hoofde van de dwangsomveroordeling onder het eerste kortgedingvonnis;
3.4.6.
Steder Amsterdam en Agencies hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan DS Beheer van EUR 200.000 uit hoofde van de dwangsomveroordeling onder het tweede kortgedingvonnis;
3.4.7.
Steder Amsterdam te veroordelen tot betaling aan DS Beheer van een bedrag van EUR 168.633,40, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, op grond van de vrijwaring in artikel 5 van de managementovereenkomst;
3.4.8.
Steder Amsterdam en Agencies te veroordelen tot het verstrekken van:
(1) (primair) alle originele overeenkomsten tussen Steder Amsterdam en de vennootschappen behorende tot de Steder-Groep, genoemd in § 5.3.2 van de conclusie van antwoord, danwel (subsidiair) inzage te verlenen in alle originele overeenkomsten tussen Steder Amsterdam en de vennootschappen behorende tot de Steder­groep genoemd in § 5.3.2 van de conclusie van antwoord en kopieën van deze overeenkomsten aan DS Beheer te verstrekken,
(2) alle correspondentie van Steder Amsterdam en Agencies aan klanten van Steder Amsterdam die in de ruimste zin betrekking hebben op het vertrekken van DS Beheer bij Steder Amsterdam, en
(3) een fysieke kopie van alle bankafschriften van Steder Amsterdam over 2016 - 2019 en een fysieke kopie van de gehele bedrijfsadministratie van Steder Amsterdam over 2016 -2019;
3.4.9.
Steder Amsterdam en Agencies te veroordelen tot
( a) het verlenen van onbeperkte toegang aan DS Beheer, [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] tot de Nieuwe Kantoorruimte gelegen aan de [adres] , alsmede tot iedere andere kantoorruimte van waaruit Steder Amsterdam feitelijk haar werkzaamheden uitvoert of zal uitvoeren,
( b) het verlenen van directe en onbeperkte toegang tot het computernetwerk
van Steder Amsterdam,
( c) het verlenen van directe en onbeperkte toegang aan DS Beheer, [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] tot het computernetwerk van Steder Amsterdam, en
( d) het verlenen van directe en onbeperkte toegang tot de bankgegevens van Steder Amsterdam, waaronder de inloggegevens voor internetbankieren;
3.4.10.
De vorderingen onder 3.4.8 en 3.4.9 op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€20.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Steder Amsterdam en/of Agencies in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 1.000.000,00;
3.4.11.
Steder Amsterdam en Agencies te verbieden het trekken onder de gestelde bankgarantie door DS Beheer op grond van een in deze procedure te wijzen vonnis op enigerlei wijze te frustreren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,00 per overtreding;
3.4.12.
Steder Amsterdam en Agencies te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 157 zonder betekening, dan wel € 239 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.5.
Steder Amsterdam cs voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
DS Beheer cs is in het geding verschenen en tegen [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] is verstek verleend. Op grond van artikel 140 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal dit vonnis jegens alle gedaagden gelden als een vonnis op tegenspraak.
in conventie
beëindiging managementovereenkomst
4.2.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of Steder Amsterdam de managementovereenkomst rechtsgeldig heeft beëindigd. Zij voert daartoe in deze procedure aan dat zij dat heeft gedaan op grond van artikel 3.3 van de managementovereenkomst vanwege de achterblijvende prestaties, die blijken uit (a) het te optimistische beeld dat Shipping bij de totstandkoming van de samenwerking heeft geschetst over de resultaten, met name vanwege niet afgedragen frequentiekortingen, (b) het nalaten door [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] van directievoering (onder meer het opstellen van budgetten en plannen, het leveren van maandelijkse opbrengstcijfers, evaluatie personeel) en (c) het laten voortbestaan van Shipping en het voortzetten van activiteiten daarin (het aannemen van opdrachten, versturen van facturen en ontvangen van betalingen en achterhouden van frequentiekortingen). Daarmee heeft DS Beheer volgens Steder Amsterdam cs wanprestatie gepleegd. Op 16 april 2018 en 26 juni 2018 heeft Steder Amsterdam cs ingebrekestellingen gestuurd en binnen de daarin gestelde termijnen is niet aan de daarin opgenomen verzoeken voldaan. Daarom is de managementovereenkomst op grond van artikel 3.3 daarvan bij afloop van de in de brief van 26 juni 2018 gestelde termijn op 4 juli 2018 beëindigd. Aldus Steder Amsterdam cs.
4.3.
DS Beheer cs heeft terecht aangevoerd dat de in 4.2 onder a en b genoemde verwijten niet tot een geldige beëindiging kunnen leiden omdat zij niet het onderwerp waren van één van de beide genoemde ingebrekestellingen en artikel 3.3 een ingebrekestelling vereist. Daarnaast is niet onderbouwd waarom de onder a en b genoemde verwijten tekortkomingen van enige verplichting uit de managementovereenkomst zouden inhouden. De onder a en b genoemde verwijten kunnen een beëindiging op grond van artikel 3.3 van de managementovereenkomst dus niet dragen.
4.4.
Ter onderbouwing van haar stelling in 4.2 onder c, dat Shipping activiteiten uitvoerde buiten Steder Amsterdam om, heeft Steder Amsterdam cs gewezen op de facturen verstuurd op 6 oktober 2017 (2.8) en op 17 april 2018 (2.11). DS Beheer cs heeft betwist dat Shipping voor eigen rekening activiteiten bleef ontplooien buiten Steder Amsterdam om.
4.5.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat de drie facturen van 6 oktober 2017 betrekking hebben op werkzaamheden in het jaar 2016 die gedeeltelijk voor rekening van de joint venture kwamen, maar gedeeltelijk ook betrekking hadden op de periode januari - april 2016 toen het bedrijf nog voor rekening van Shipping werd uitgevoerd. Daarom heeft Shipping de betalingen van de eerste en derde factuur in januari 2018 doorbetaald aan Steder Amsterdam en de betaling van de tweede factuur behouden. Volgens een door DS Beheer cs gemaakte berekening van de verdeling van de voor deze facturen verrichte werkzaamheden zou € 37.478,43 betrekking hebben op door Steder Amsterdam uitgevoerde werkzaamheden. Door de wijze waarop de verdeling is gemaakt, ontving Steder Amsterdam € 39.634,91 van het totaal, volgens DS Beheer cs dus eigenlijk € 2.156,48 te veel. Daarnaast heeft DS Beheer cs aangevoerd dat met medeweten van Steder Amsterdam cs ook gedurende de samenwerking om praktische redenen vaker rekeningen verstuurd werden op naam van Shipping terwijl de betaling al dan niet door doorbetaling aan Steder Amsterdam ten goede kwam. Steder Amsterdam cs heeft betwist dat er vóór mei 2016 werkzaamheden zijn uitgevoerd in verband met deze facturen, omdat het cruise-seizoen volgens haar pas in april van start gaat. Daartegenover heeft DS Beheer cs een cruiseschema overgelegd waaruit anders blijkt. Overigens heeft Steder Amsterdam cs voornoemde feitelijke stellingen van DS Beheer cs niet nader weersproken. De rechtbank is van oordeel dat uit de facturen van 6 oktober 2017 in het licht van de daarvoor gegeven uitleg niet afgeleid kan worden dat Shipping na 1 mei 2016 (start samenwerking) werkzaamheden buiten het bedrijf van Steder Amsterdam heeft uitgevoerd.
4.6.
Daarnaast heeft Steder Amsterdam cs gewezen op de factuur van 17 april 2018. DS Beheer cs heeft toegelicht dat deze betrekking heeft op onkosten die [gedaagde sub. 3] had voorgeschoten in verband met een reis naar Shanghai op verzoek van een klant om daar met spoed onderdelen af te leveren, welke reis plaats vond binnen de bedrijfsvoering van Steder Amsterdam. Dat de factuur op zodanige onkosten betrekking had, is door Steder Amsterdam cs niet nader weersproken, zodat de rechtbank daarvan moet uitgaan. Uit deze factuur is derhalve ook niet op te maken dat Shipping nog (met Steder Amsterdam concurrerende) werkzaamheden verrichtte.
4.7.
Steder Amsterdam cs heeft nog aangevoerd dat de factuurnummers van deze facturen niet op elkaar aansluiten, zodat zij ervan uit gaat dat er nog andere “spookfacturen” zijn gestuurd. In afwezigheid van enige andere aanwijzing is de rechtbank van oordeel dat die nummering onvoldoende grond is om aan te nemen dat Shipping met Steder Amsterdam concurrerende werkzaamheden uitvoerde.
4.8.
De rechtbank concludeert dat uit hetgeen Steder Amsterdam cs heeft aangevoerd niet blijkt dat Shipping buiten Steder Amsterdam om eigen activiteiten uitvoerde in strijd met tussen partijen geldende afspraken.
4.9.
Steder Amsterdam cs verwijt DS Beheer en met name [gedaagde sub. 3] nog dat hij in zijn e-mail van 4 juni 2018 (2.14) bewust onjuiste informatie heeft verstrekt (heeft gelogen), waardoor een vertrouwensbreuk is ontstaan. Dit verwijt gaat niet op. In de derde zin van de e-mail spreekt [gedaagde sub. 3] immers over meerdere “facturen” en niet is gebleken dat er andere vergelijkbare facturen door Shipping zijn opgemaakt dan de in 2.8 genoemde. Ook het bestaan van de factuur van 16 april 2018 is niet in strijd met het in de e-mail van 4 juni 2018 gestelde, nu deze factuur uit 2018 dateert en overigens gezien de daarop gegeven toelichting een geheel andersoortige (en volstrekt onschuldige) factuur is dan de facturen waar de e-mail betrekking op heeft. Van enig bewust achterhouden van informatie of liegen blijkt niet en het levert ook geen tekortkoming op die eenzijdige beëindiging rechtvaardigt.
4.10.
Voor zover Steder Amsterdam cs bedoeld heeft aan de door haar gestelde beëindiging naast de in 4.2 genoemde gronden ook de overige eisen gesteld in de op 26 juni 2018 verzonden sommatie (2.17) ten grondslag te leggen, zal de rechtbank deze nalopen om te bezien of zij tot een geldige beëindiging konden leiden (verwezen wordt naar de in 2.17 opgenomen letterparagrafen):
a. de geëiste duidelijkheid over de financiële omstandigheden binnen DS Beheer en de verlangde vrijwaring moeten kennelijk gelezen worden in samenhang met (met name) de laatste alinea in de brief van 16 april 2018 (2.9). Steder Amsterdam cs heeft niet onderbouwd waarom de financiële omstandigheden van DS Beheer en de eerdere samenwerking tussen [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] in Shipping aansprakelijkheid van Steder Amsterdam of een tekortkoming onder de managementovereenkomst met zich meebrachten. Zowel de geëiste duidelijkheid als de verlangde vrijwaring zijn niet gebaseerd op een verplichting onder de managementovereenkomst, zodat niet-nakoming (alleen al daarom) niet tot een tekortkoming leidt;
b. de rechtbank heeft reeds geconcludeerd dat niet is vast komen te staan dat er onrechtmatig facturatie heeft plaats gevonden, zodat de daarmee verband houdende eisen onder b geen grondslag in de feiten vinden, daargelaten of zij een grondslag in de tussen partijen bestaande overeenkomsten vonden;
c. daargelaten dat de eis onder b. een grondslag in de feiten mist, vindt de eis van een accountsrapport geen basis in de managementovereenkomst;
d. niet gebleken is dat DS Beheer heeft nagelaten eigener beweging andere bijzonderheden te melden;
e. waar een niet-nakoming niet is komen vast te staan, kan het nalaten schadevergoeding toe te zeggen (alleen al daarom) ook geen niet-nakoming inhouden; daarnaast is gesteld noch gebleken dat de managementovereenkomst eist dat de gevorderde zekerheid daarvoor wordt verstrekt.
4.11.
Omtrent de eisen gesteld in de sommatie van 16 april 2018 wordt nog overwogen dat is voldaan aan het verzoek dat [gedaagde sub. 4] zijn werk zou neergeleggen. Het verwijt dat de resultaten onder de deelneming en de managementovereenkomst tegenvallen brengt – anders dan DS Beheer in haar brief van 16 april 2016 lijkt aan te nemen - op zich niet met zich dat DS Beheer verplicht is akkoord te gaan met beëindiging van de managementovereenkomst of met een door Steder Amsterdam cs gewenste aanpassing daarvan.
4.12.
De rechtbank concludeert dat beëindiging van de managementovereenkomst door Steder Amsterdam cs is gebaseerd op gestelde tekortkomingen die niet zijn komen vast te staan dan wel op het niet ingaan op
verzoekentot aanpassing van de tussen partijen geldende overeenkomsten, hetgeen echter geen tekortkoming oplevert. De afloop op 4 juli 2018 van de in de brief van 26 juni 2018 gestelde termijn heeft derhalve geen beëindiging van de managementovereenkomst tot gevolg gehad. Het beroep op artikel 3.3 van de managementovereenkomst faalt dan ook.
geldigheid ontslagbesluit in BAvA op 6 juli 2018 en aanbiedingsplicht
4.13.
Als tweede grondslag voor de gevorderde vaststelling dat de managementovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, stelt Steder Amsterdam cs dat het besluit op de BAvA op 6 juli 2018 tot ontslag van DS Beheer rechtsgeldig is. De rechtbank oordeelt anders. Met DS Beheer cs constateert de rechtbank dat op grond van artikel 19 lid 9 van de statuten van Steder Amsterdam een twee derde meerderheid van stemmen in de aandeelhoudersvergadering vereist is voor een besluit tot ontslag van een bestuurder.
Artikel 2:14 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon dat in strijd is met de wet of de statuten nietig is, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. Steder Amsterdam cs stelt dat het stemrecht van DS Beheer in de aandeelhoudersvergadering geschorst was wegens het nalaten aan de ingebrekestelling van 26 juni 2018 te voldoen. Daarmee was DS Beheer in verzuim en dit bracht de beëindiging van de managementovereenkomst overeenkomstig artikel 3.3 daarvan met zich, op 4 juli 2018 bij de afloop van de in de ingebrekestelling genoemde termijn. Als gevolg daarvan gold de aanbiedingsplicht op grond van artikel 6.1 van de Aandeelhoudersovereenkomst, die schorsing van het stemrecht meebrengt. Volgens Steder Amsterdam cs is het ontslagbesluit, dat door Agencies werd gesteund, daarom genomen met twee derden van de geldige stemmen.
4.14.
De rechtbank heeft echter reeds vastgesteld dat de ingebrekestelling van 26 juni 2018 niet tot een tekortkoming onder de managementovereenkomst leidde, laat staan tot verzuim. De aanbiedingsplicht op grond van artikel 6.1 van de aandeelhoudersovereenkomst en de verplichting tot terugtreding op grond van artikel 5.1 daarvan golden dan ook niet, zodat ook het stemrecht op de aandelen van DS Beheer niet geschorst was. Het besluit tot ontslag van DS Beheer op 6 juli 2018 werd slechts gesteund door Agencies terwijl DS Beheer tegen stemde en had derhalve niet de vereiste twee derde meerderheid. Dit besluit was dan ook nietig. Deze grond voor beëindiging faalt eveneens. De vorderingen onder 3.1.1 en 3.1.2 liggen dan ook voor afwijzing gereed.
schending concurrentiebeding
4.15.
Ter onderbouwing van de vordering voor recht te verklaren dat boetes verbeurd zijn op grond van het in artikel 8 van de aandeelhoudersovereenkomst opgenomen concurrentiebeding, heeft Steder Amsterdam cs niets anders gesteld dan hetgeen zij heeft aangevoerd over de door Shipping verstuurde facturen als hierboven besproken. Die stellingen kunnen niet tot toewijzing van deze vordering leiden, nu is vastgesteld dat uit die facturen niet blijkt van concurrerende activiteiten. Bovendien is Shipping geen partij bij de aandeelhoudersovereenkomst. Voor zover Steder Amsterdam cs haar stellingen heeft willen aanvullen met een beroep op activiteiten van LI Logistics, geldt dat de in dit verband gestelde feiten niet vaststaan in het licht van de betwisting en dat ook LI Logistics geen partij is bij de aandeelhoudersovereenkomst. De vordering onder 3.1.3 zal worden afgewezen. Hetzelfde geldt dan ook voor de vordering onder 3.1.9.
voorwaardelijke opzegging
4.16.
Subsidiair voert Steder Amsterdam cs aan dat de op 6 augustus 2018 gezonden opzegging op grond van artikel 3.2 van de managementovereenkomst tegen 1 december 2018 geldig is. Met DS Beheer cs is de rechtbank echter van oordeel dat ook deze opzegging niet geldig is. Dit ten eerste omdat daaraan dezelfde zaken ten grondslag zijn gelegd als aan de eerdere ongeldige beëindiging; gestelde tekortkomingen die niet zijn komen vast te staan dan wel het niet ingaan op
verzoekentot aanpassing van de tussen partijen geldende overeenkomsten, hetgeen geen tekortkoming oplevert. Daarnaast is deze opzegging ongeldig wegens het ontbreken van een met gekwalificeerde meerderheid genomen aandeelhoudersbesluit. Volgens de laatste zin van artikel 3.2 van de managementovereenkomst kunnen de aandeelhouders van Steder Amsterdam de managementovereenkomst opzeggen na een daartoe strekkend besluit van de vergadering van aandeelhouders met een stemverhouding ex artikel 19 lid 8 van de statuten van Steder Amsterdam. Artikel 19 lid 8 van de statuten bevat een stemvereiste van ten minstedrie vierden van de stemmen. Nu een zodanig besluit ontbreekt, is deze voorwaardelijke opzegging dan ook ongeldig.
ontbinding managementovereenkomst
4.17.
De meer subsidiaire vordering onder 3.1.5 om de managementovereenkomst alsnog te ontbinden faalt, omdat daaraan geen andere argumenten ten grondslag zijn gelegd dan de argumenten die ten grondslag lagen aan de beëindiging die hierboven aan de orde is geweest en die daarvoor onvoldoende waren.
gebod tot aanbieding aandelen
4.18.
Nu de vordering onder 3.1.2 wordt afgewezen, ligt ook de vordering onder 3.1.6 voor afwijzing gereed.
vordering tot terugbetaling van managementvergoedingen
4.19.
Nu de rechtbank van oordeel is dat de managementovereenkomst niet beëindigd is en ook geen tekortkoming daaronder vaststelt, zijn de daaronder verschuldigde managementvergoedingen nog verschuldigd. De vordering tot terugbetaling van managementvergoedingen onder 3.1.7 als onverschuldigd betaald of op grond van ongerechtvaardigde verrijking komt dus niet voor toewijzing in aanmerking. Op dezelfde grond faalt ook de vordering onder 3.1.8. Daar komt bij dat [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] geen partij bij de managementovereenkomst zijn en de vergoedingen niet (direct) ontvangen hebben.
schadevergoeding en kosten
4.20.
De vorderingen tot schadevergoeding en (kosten)veroordelingen onder 3.1.10 tot en met 3.1.14 zijn evenmin toewijsbaar. Een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van DS Beheer cs is immers niet komen vast te staan en in reconventie zal de rechtbank beslissen tot toewijzing van vorderingen, zodat de beslagen niet onrechtmatig zijn gelegd
teruggave bankgarantie
4.21.
Onder 3.1.15 vordert Steder Amsterdam cs teruggave van de bankgarantie (2.31). Voor deze vordering bestaat, gelet op het voorgaande, echter geen grondslag, zodat deze vordering voor afwijzen gereed ligt.
4.22.
De onder 3.1.16 tot en met 3.1.20 door Steder Amsterdam cs ingestelde vorderingen hangen samen met de vorderingen in reconventie tot betaling van dwangsommen. Deze vorderingen zullen hierna tezamen met die reconventionele vorderingen besproken worden.
in reconventie
managementvergoedingen
4.23.
DS Beheer vordert betaling van de resterende helft van de managementvergoeding verschuldigd op grond van de managementovereenkomst over de maanden mei en juni 2018, omdat Steder Amsterdam over die maanden slechts de helft heeft betaald. Dat laatste is door Steder Amsterdam cs niet betwist. Daarnaast vordert DS Beheer doorbetaling van de gehele managementvergoeding vanaf juli 2018 tot en met maart 2020.
4.24.
Gezien het in conventie gegeven oordeel falen de verweren van Steder Amsterdam cs dat de managementovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd en dat DS Beheer geen aanspraak kan maken op de vergoeding wegens onrechtmatig handelen door [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] . Aangezien de managementovereenkomst niet is beëindigd, heeft DS Beheer op grond daarvan recht op de overeengekomen fee. Subsidiair heeft Steder Amsterdam cs aangevoerd dat halvering van de managementvergoeding na het vertrek van [gedaagde sub. 4] strookt met een juiste uitleg van de managementovereenkomst, nu blijkens correspondentie voorafgaand aan de overeenkomst de vergoeding afgestemd was op betaling van € 11.000 aan elk van [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] . Deze uitleg houdt geen stand, omdat de bepalingen van de overeenkomst het expliciet anders hebben vastgelegd. De overeenkomst vereist immers niet dat de werkzaamheden door [gedaagde sub. 4] en [gedaagde sub. 3] verricht worden, maar door “aanwezige directieleden” en laat in artikel 1.3 de mogelijkheid dat DS Beheer voor gelijkwaardige vervanging zorgt. Voor een uitleg van de overeenkomst in strijd met haar duidelijke bewoordingen heeft Steder Amsterdam cs te weinig aangevoerd.
4.25.
Voor zover in de stellingen van Steder Amsterdam cs gelezen zou moeten worden dat zij een beroep doet op matiging/de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW), faalt dit beroep. Immers voor een zodanig beroep is vereist dat het onaanvaardbaar is om haar te houden aan haar contractuele verplichting tot betaling van de managementvergoeding zolang deze niet is geëindigd. Dat is niet het geval. Zoals blijkt uit het hiervoor en hierna overwogene, is het Steder Amsterdam cs geweest die het DS Beheer onmogelijk heeft gemaakt haar taken nog langer te vervullen. Ook na het eerste kortgedingvonnis is Steder Amsterdam cs blijven weigeren DS Beheer tot het management toe te laten. Dit zonder een geldige grond. Dit klemt temeer nu de (indirecte) aandeelhouders van DS Beheer hun onderneming Shipping volledig in Steder Amsterdam hebben ingebracht en vervolgens voor hun inkomen afhankelijk zijn van de managementfees. Om die reden zijn de mogelijkheden van beëindiging van de managementovereenkomst in de tussen partijen gesloten overeenkomsten beperkt. Zolang de overeenkomsten tussen partijen gelden, belemmert het concurrentiebeding hen bovendien om op andere wijze inkomen te genereren. Partijen hebben na het vertrek van [gedaagde sub. 4] niet beoogd hem - overeenkomstig artikel 1.3 van de managementovereenkomst - door een ander binnen DS Beheer te vervangen, maar onderhandeld over een aanpassing van de managementvergoeding. Daarover hebben zij geen overeenstemming bereikt. Gezien het standpunt van DS Beheer – bevestigd door twee kortgedingrechters – dat de managementovereenkomst niet geldig beëindigd was, had het op de weg gelegen van Steder Amsterdam cs om desgewenst haar risico’s te beperken. Daarvoor had Steder Amsterdam cs ook mogelijkheden, bijvoorbeeld door een beroep te doen op artikel 1.3 van de managementovereenkomst en zodoende in onderhandeling te treden over de wijze van voortgang na het vertrek van [gedaagde sub. 4] . Dat zij dat niet gedaan heeft, kan niet voor rekening van DS Beheer komen.
4.26.
De vorderingen onder 3.4.1 en 3.4.2 liggen voor toewijzing gereed. De hierbij gevorderde veroordeling tot betaling van wettelijke handelsrente is als zodanig niet betwist en zal eveneens worden toegewezen.
nietigheid dan wel vernietiging besluiten BAvA
4.27.
DS Beheer vordert een verklaring voor recht dat het besluit van de BAvA tot ontslag van DS Beheer als bestuurder van Steder Amsterdam nietig is. In rechtsoverweging 4.13 heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat dit besluit nietig was, zodat deze vordering voor toewijzing gereed ligt.
4.28.
DS Beheer vordert daarnaast vernietiging van de (overige) op de BAvA genomen besluiten op grond van artikel 2:15 BW. Dit artikel houdt in dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. Daartoe voert DS Beheer aan dat in strijd met artikel 2:224 lid 1 BW en artikel 17 lid 3 van de statuten van Steder Amsterdam geen van de genomen besluiten is vermeld in de oproeping voor de vergadering.
4.29.
Steder Amsterdam cs heeft hiertegen aangevoerd dat DS Beheer zou hebben ingestemd met besluitvorming nu zij haar stem heeft uitgebracht. Daarnaast beroept Steder Amsterdam cs zich ook hier op haar stelling dat het stemrecht van DS Beheer was geschorst. De verweren gaan niet op. Uit de weinig concrete tekst in de oproeping voor de vergadering - kortweg samen te vatten als ‘de ingebrekestellingen en de consequenties daarvan’ - wordt niet duidelijk dat Steder Amsterdam cs op de vergadering wilde besluiten tot onmiddellijke beëindiging van de managementovereenkomst, aansprakelijkstelling van DS Beheer en ontzegging van de toegang tot het kantoor van de vennootschap. Nu de managementovereenkomst een centrale rol vervulde in de samenwerking tussen partijen, vereisten de redelijkheid en billijkheid dat DS Beheer vooraf op een duidelijk kenbare wijze in staat werd gesteld zich voor te bereiden op een voorstel van die strekking. Gezien de kennelijk strategie (eerst de oproeping versturen en een dag laten een ingebrekestelling met een vóór de vergadering aflopende termijnstelling) had Steder Amsterdam cs klare wijn behoren te schenken. Uit de notulen blijkt niet dat DS Beheer met de besluitvorming heeft ingestemd. Haar tegenstem kan daartoe in elk geval niet dienen. De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat het stemrecht van DS Beheer niet geschorst was.
4.30.
Op grond van artikel 2:15 BW is deze rechtbank bevoegd van deze vordering kennis te nemen, nu Steder Amsterdam in Amsterdam is gevestigd, DS Beheer als bestuurder en aandeelhouder van de vennootschap een redelijk belang heeft bij de naleving van de gestelde verplichtingen en de vordering binnen de vervaltermijn is ingesteld.
De vordering tot vernietiging van de overige besluiten zal worden toegewezen.
dwangsommen onder het eerste kortgedingvonnis
4.31.
DS Beheer cs vordert betaling van onder het eerste kortgedingvonnis verbeurde dwangsommen op de grond dat Steder Amsterdam cs in strijd met dit vonnis DS Beheer en [gedaagde sub. 3] geen toegang heeft verleend tot het kantoor van Steder Amsterdam. Tussen partijen is niet in geschil dat Steder Amsterdam cs omstreeks de datum van de uitspraak in het eerste kort geding het kantoor van Steder Amsterdam feitelijk heeft verplaatst naar een andere kantoorruimte in hetzelfde gebouw. Daar zetten de beide werknemers met wie [gedaagde sub. 3] de werkzaamheden voor Steder Amsterdam verrichtte, hun werkzaamheden voort. In de oude ruimte zijn meubels blijven staan en daar kreeg [gedaagde sub. 3] toegang toe, maar hij had geen toegang tot de systemen van de vennootschap en de e-mailaccounts van [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] . In weerwil van de sommatiebrieven van 20 en 24 augustus 2018 heeft Steder Amsterdam cs volhard in haar weigering toegang te verlenen tot de nieuwe kantoorruimte. Dit wordt bevestigd in processen-verbaal opgemaakt door de deurwaarder op elke werkdag in de periode van 20 augustus 2018 tot en met 9 oktober 2018. Steder Amsterdam cs heeft deze feiten niet betwist, maar aangevoerd dat [gedaagde sub. 3] wel toegang had tot de oorspronkelijke kantoorruimte waarop het eerste kortgedingvonnis volgens haar betrekking had en dat het alleen Agencies was die een andere kantoorruimte betrokken had.
4.32.
Overeenkomstig het tweede kortgedingvonnis is de rechtbank van oordeel dat het eerste kortgedingvonnis naar haar strekking moet worden uitgelegd en beoogde DS Beheer toegang te geven tot het werkelijke kantoor van Steder Amsterdam. Aan die veroordeling heeft Steder Amsterdam cs geen gevolg gegeven. Immers staat vast dat de werknemers die voor Steder Amsterdam werkten uit het kantoor waartoe [gedaagde sub. 3] toegang had verhuisd waren en dat in dat kantoor geen toegang was tot de informatie die voor de activiteiten van Steder Amsterdam werd gebruikt. In redelijkheid is niet verdedigbaar dat op die manier aan het kortgedingvonnis werd voldaan/kon worden voldaan. Dat het oude kantoor ook door Steder Amsterdam niet meer als het hare werd beschouwd, blijkt overigens ook uit haar weigering de huur ervoor te blijven betalen (zie hieronder 4.43). De dwangsommen zijn dan ook verbeurd tot het in het vonnis opgenomen maximum van € 200.000,00.
4.33.
Met het eerste kortgedingvonnis heeft DS Beheer reeds een titel tot executie van op grond daarvan verbeurde dwangsommen. De vraag rijst of er ruimte is voor (belang is bij) een nieuwe veroordeling zoals thans gevorderd. DS Beheer heeft gesteld dat partijen hebben afgesproken – zoals in de bankgarantie is opgenomen – dat de executie van de dwangsommenveroordelingen in de kortgedingvonnissen niet zal plaatsvinden, behalve indien en voor zover de vordering van DS Beheer in dit vonnis wordt toegewezen. Deze afspraak is door Steder Amsterdam cs niet betwist. Gelet op deze afspraak zal de rechtbank ondanks het bestaan van die eerdere titel de vordering tot betaling van dwangsommen onder 3.4.5 toewijzen.
dwangsommen onder het tweede kortgedingvonnis
4.34.
DS Beheer vordert tevens het maximumbedrag van € 200.000,00 aan verbeurde dwangsommen op grond van het tweede kortgedingvonnis, omdat volgens haar Steder Amsterdam cs slechts gedeeltelijk invulling heeft gegeven aan de veroordeling om DS Beheer cs toegang te verlenen tot alle bankgegevens en de gehele administratie van Steder Amsterdam. Zij stelt daartoe dat Steder Amsterdam cs gedurende meer dan 40 dagen niet aan dit gebod heeft voldaan. Zij wijst daartoe op de in 2.28, 2.29, 2.30 en 2.32 genoemde correspondentie, waaruit blijkt dat voortdurend informatie niet toegankelijk was en dit ook steeds aan Steder Amsterdam cs is medegedeeld. De mededeling in de brief van de raadsman van Steder Amsterdam cs van 20 maart 2019 dat de afschriften steeds toegankelijk zijn geweest, is onjuist nu uit een door DS Beheer cs aangehaald screenshot blijkt dat op 20 maart 2019 een grote aantal pdf-documenten uit 2017 nog is geladen. Aldus steeds DS Beheer cs.
4.35.
Steder Amsterdam cs voert aan dat zij al vóór het tweede kortgedingvonnis (na afloop van de mondelinge behandeling op 10 oktober 2018) heeft uitgesproken bereid te zijn inzage te verschaffen. In dit verband wijst Steder Amsterdam cs op brieven van 11, 22, 25 en 30 oktober 2018 waarin haar advocaat dit aan (de advocaat van) DS Beheer cs heeft bevestigd en vraagt om een lijst van wat DS Beheer wil inzien. Ook wijst Steder Amsterdam cs erop dat zij herhaaldelijk het aanbod heeft gedaan dat DS Beheer de fysieke administratie kon komen inzien op het kantoor in Rhoon. Volgens Steder Amsterdam cs heeft zij daarmee aan het vonnis voldaan.
4.36.
De rechtbank is van oordeel dat ook hier het gebod uit het tweede kortgedingvonnis naar zijn strekking moet worden uitgelegd. In dat vonnis is overwogen dat DS Beheer als bestuurder van Steder Amsterdam recht heeft op de gevraagde informatie en dat zij belang heeft bij die toegang in verband met de onderhandelingen over het uit elkaar gaan. Daarbij is overwogen dat de termijn “waarbinnen inzage dient te worden verstrekt”, zal worden bepaald op vijf werkdagen na betekening van het vonnis. De veroordeling luidt vervolgens als volgt:
“6.1 veroordeelt Steder Amsterdam en Agencies binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis toegang te verlenen aan DS Beheer en DS Shipping tot alle bankgegevens en de gehele financiële administratie van Steder Amsterdam”.
4.37.
De rechtbank is van oordeel dat de geboden toegang daaraan niet voldoet. De door aanlevering van de laptop gegeven informatie bleek niet de volledige administratie noch alle bankafschriften te bevatten. Overeenkomsten en facturen bleken te ontbreken. Dat de informatie incompleet was, blijkt uit de hierboven in 4.34 aangehaalde correspondentie en het feit dat Steder Amsterdam cs naar aanleiding van de verzoeken van DS Beheer cs lang na de veroordeling nog aanvullende informatie oplaadde. Daarnaast is tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat een deel van de administratie slechts fysiek beschikbaar is en niet digitaal ter beschikking is (gesteld).
4.38.
Het verweer van Steder Amsterdam cs dat zij aan het vonnis voldaan heeft middels haar na de kortgedingzitting reeds gedane aanbod informatie te mogen inzien in Rhoon, volgt de rechtbank niet. In de eerste plaats strookt dit standpunt niet met haar eigen stelling in het deurwaardersexploot dat met de aanlevering van de laptop volledig aan het vonnis voldaan werd (2.27) (zodat voor DS Beheer cs ook niet duidelijk kon zijn dat de informatie op de laptop niet volledig was). Daarnaast is het aanbod na 30 oktober 2018 niet herhaald tot 14 januari 2020 (2.33). Een dergelijk aanbod (de mogelijkheid van inzage op een kantoor van een andere vennootschap, al dan niet aan de hand van een in een lijst opgenomen informatieverzoek) constitueert ook niet de volledige toegang die DS Beheer als directeur van Steder Amsterdam overeenkomstig het vonnis mocht verwachten. Steder Amsterdam cs heeft nog aangevoerd dat DS Beheer ook op andere wijze (dan via de laptop) toegang had tot alle bankafschriften, maar heeft dit niet onderbouwd, zodat de rechtbank deze stelling passeert. De rechtbank concludeert dat Steder Amsterdam cs niet aan het vonnis heeft voldaan en dat dat gedurende een periode van meer dan veertig dagen (namelijk op géén moment na de betekening van het vonnis) het geval was, zodat de dwangsommen tot hun maximum van € 200.000,00 zijn verbeurd.
4.39.
Hetgeen de rechtbank in overweging 4.33 heeft overwogen is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het tweede kortgedingvonnis. De vordering onder 3.4.6 ligt voor toewijzing gereed.
in conventie en reconventie
4.40.
Subsidiair heeft Steder Amsterdam cs als verweer een beroep gedaan op matiging van de eventuele dwangsommen. Dit beroep heeft zij ook gedaan in de vorm van haar vordering onder 3.1.17. Op grond van artikel 611d Rv kan de rechter die de dwangsom heeft opgelegd op verzoek van de veroordeelde de dwangsom verminderen in geval van onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de vordering te voldoen. In dit geval is de voorzieningenrechter de rechter die de dwangsom zou kunnen matigen (ECLI:NL:HR:2019:1941). De rechtbank ziet in dit geval toch aanleiding inhoudelijk te toetsen of aanleiding is tot matiging van de gevorderde bedragen aan dwangsommen. In dit geval hebben partijen immers afgesproken dat executie van de kortgedingvonnissen pas zal plaats vinden, indien en voor zover de vordering van DS Beheer in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in onderhavige procedure of in een eventuele daaropvolgende appelprocedure wordt toegewezen. Als de rechtbank het beroep op matiging nu niet zou beoordelen, zou Steder Amsterdam cs (aangezien de rechtbank de dwangsommen zal toewijzen) de mogelijkheid worden ontnomen een beroep te doen op matiging. Niet blijkt dat dit de bedoeling van partijen is geweest bij voormelde afspraak.
4.41.
Voor matiging is slechts plaats in geval van (tijdelijke, gehele of gedeeltelijke) onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Steder Amsterdam cs heeft echter slechts gesteld dat moet worden gematigd, omdat zij de laptop heeft verstrekt en het aanbod tot fysieke inzage heeft gedaan. Gesteld nog gebleken is dus dat sprake is van onmogelijkheid om te voldoen aan de veroordeling in het tweede kortgedingvonnis, zodat geen aanleiding bestaat tot matiging.
4.42.
Het voorgaande brengt ook met zich dat de vorderingen in conventie onder 3.1.16 en 3.1.17 zullen worden afgewezen.
in reconventie
vrijwaring op grond van artikel 5 van de managementovereenkomst
4.43.
DS Beheer doet een beroep op artikel 5 van de managementovereenkomst (2.6) in verband met een viertal kostenposten die zij stelt voor Steder Amsterdam te hebben voldaan. Zij vordert vergoeding van € 11.974,74 aan huurkosten voor de (oude) kantoorruimte van Steder Amsterdam. De huurovereenkomst daarvan stond op naam van Shipping, maar het gebruik van het kantoor is in Steder Amsterdam ingebracht (2.3) en Steder Amsterdam voldeed sedertdien de huur. Na de verhuizing van haar kantoor in augustus 2018 heeft Steder Amsterdam geweigerd de huur door te betalen. Ten tweede vordert DS Beheer € 4.636,68 wegens de afkoop van een leaseovereenkomst eveneens op naam van Shipping voor een zakelijke auto van een van de (oud) werkneemsters van Steder Amsterdam. Ten derde vordert zij vergoeding van de kosten van zakelijke telefonie van KPN in de oude kantoorruimte voor een bedrag van € 1.137,76. Ten slotte vordert zij advocaatkosten die DS Beheer in het kader van deze procedure heeft moeten maken tot een bedrag van € 150.884,22.
4.44.
Deze laatste vordering zal worden afgewezen, omdat de rechtbank met Steder Amsterdam cs van oordeel is dat deze vordering onvoldoende onderbouwd is. Uit de overgelegde facturen kan niet worden opgemaakt waarop de werkzaamheden betrekking hebben en of zij zien op kosten “die zijn veroorzaakt door of die verband houden met haar optreden als statutair directeur van de Vennootschap” en zo ja, voor welk deel. De overige vorderingen worden toegewezen, waarbij de vordering ter zake van huur slechts voor € 6.090,54 zal worden toegewezen. Steder Amsterdam cs heeft aangevoerd dat de huurovereenkomst en het leasecontract op naam van Shipping stonden en Shipping komt geen beroep op de vrijwaringsbepaling toe. Echter de beide overeenkomsten kwamen sedert de inbreng van de onderneming van Shipping in Steder Amsterdam voor rekening van de laatste. Shipping is aansprakelijk gehouden toen Steder Amsterdam na de verhuizing van haar kantoor geweigerd heeft deze kosten te voldoen. Blijkens de tekst van artikel 5 strekt de vrijwaring mede ten bate van [gedaagde sub. 3] en [gedaagde sub. 4] , die als vennoten van Shipping aansprakelijkheid dragen voor de huurkosten. De vrijwaringsbepaling voorziet in schadeloosstelling van DS Beheer, zodat de vordering aan haar toekomt. De vordering ter zake van huur wordt verminderd omdat Steder Amsterdam cs onweersproken heeft gesteld dat op de huurachterstand een bedrag in mindering is gebracht middels een door Steder (waarbij de rechtbank veronderstelt dat Steder Amsterdam bedoeld is) afgegeven bankgarantie, zodat de voor rekening van Shipping gekomen kosten slechts € 6.090,54 bedragen. Dit heeft DS Beheer cs niet nader weersproken, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. Van het onder 3.4.7 gevorderde bedrag zal dus in totaal € 11.864,98 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden afgewezen nu artikel 119a BW toepassing mist op hetgeen hier gevorderd is. Daarvoor in de plaats zal gewone wettelijke rente worden toegewezen vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis.
verstrekken informatie en toegang
4.45.
Aan haar vordering tot verstrekking van originelen of kopieën van overeenkomsten, correspondentie en bankafschriften (3.4.8) legt DS Beheer ten grondslag dat haar gebleken is dat betalingen worden gedaan aan Steder groepsentiteiten waarvoor geen rechtsgrond blijkt uit de haar ter beschikking staande administratie en dat zij vermoedt dat er onrechtmatige onttrekkingen aan Steder Amsterdam plaats vinden. Daarnaast vermoedt zij dat aan derden/klanten onjuiste mededelingen zijn gedaan over de achtergrond van de non-actiefstelling van DS Beheer. Steder Amsterdam cs heeft de vordering betwist op de grond dat niet voldaan is aan de vereisten van artikel 843aRv, het een fishing expedition betreft en het om uiterst vertrouwelijke stukken gaat.
4.46.
Het verweer van Steder Amsterdam cs faalt. Tot alle door DS Beheer gevraagde stukken behoort DS Beheer als bestuurder van Steder Amsterdam toegang te hebben. Die toegang heeft DS Beheer alleen niet omdat Steder Amsterdam cs haar ten onrechte geen toegang verschaft tot het kantoor van de vennootschap. DS Beheer heeft tevens een rechtmatig belang bij toegang tot de gevorderde informatie nu zij als bestuurder verantwoordelijkheid behoort te kunnen dragen voor het bestuur van de vennootschap. Om die reden is er ook geen gewichtige reden die zich tegen inzage verzet, omdat het – zoals Steder Amsterdam cs bepleit – zou gaan om uiterst vertrouwelijke stukken die de financiële positie van de gehele Steder groep raken. Als bestuurder heeft DS Beheer (juist) ook recht op dergelijke vertrouwelijke stukken van de vennootschap die zij bestuurt. Dit is ook niet disproportioneel te noemen. Daarnaast heeft DS Beheer er belang bij te weten hoe over haar bericht wordt aan bij de vennootschap betrokken derden. De gevraagde bescheiden zijn bovendien voldoende bepaald en behoren zich in de voor de directie van de vennootschap toegankelijke administratie te bevinden.
4.47.
Het verzoek om verstrekking van de originelen van overeenkomsten zal de rechtbank afwijzen, omdat de originelen bij de vennootschap zelf behoren te verblijven, maar de verzoeken om inzage en verstrekking van kopieën zullen worden toegewezen. Het verzoek is tevens toewijsbaar tegen Agencies (waar DS Beheer geen bestuurder van is), nu de gevorderde correspondentie en administratie betrekking heeft op Steder Amsterdam en deze stukken zich ook in de administratie van Agencies kunnen bevinden vanwege de rol van Agencies als (mede)bestuurder en uitvoerder van de administratie van Steder Amsterdam. De vordering zal worden toegewezen met toewijzing van de onder 3.4.10 gevorderde dwangsommen als in het dictum omschreven.
4.48.
DS Beheer vordert daarnaast wederom toegang tot het kantoor en de systemen van Steder Amsterdam. Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat de managementovereenkomst nog bestaat en DS Beheer nog bestuurder is van Steder Amsterdam, ligt deze vordering voor toewijzing gereed. De verweren van Steder Amsterdam cs maken dat niet anders en zijn voornamelijk gebaseerd op haar stelling dat de managementovereenkomst geldig is beëindigd, waarover de rechtbank anders oordeelt.
4.49.
Het feit dat de provisionele vordering tot toegang tot het kantoor en de systemen is afgewezen, omdat zij in de vorm van een voorlopige voorziening in hoger beroep reeds aan de orde is, brengt niet met zich dat de rechter in de bodemprocedure geen oordeel behoort te geven. De voorzieningenrechter heeft in het tweede kortgedingvonnis geoordeeld dat verhoging van de dwangsommen op dit gebod niet wenselijk was, omdat daarmee het uit elkaar gaan van partijen na overeenstemming over de financiële afwikkeling belemmerd zou worden. De rechtbank constateert dat inmiddels - anderhalf jaar later - nog geen begin van overeenstemming over de financiële afwikkeling is bereikt. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de juridisch juiste situatie wel weer tot uitgangpunt moet strekken.
4.50.
De rechtbank zal derhalve opnieuw dwangsommen opleggen strekkend tot naleving van het gebod dat Steder Amsterdam cs niet heeft nagevolgd. De vordering onder (b) zal evenwel niet toegewezen worden omdat ze gelijk is aan die onder (c), echter zonder de wel relevante bepaling
aan wietoegang moet worden verstrekt. De vorderingen onder (a) en (c) zullen slechts ten bate van [gedaagde sub. 3] en DS Beheer worden toegewezen en niet van [gedaagde sub. 4] , omdat slechts DS Beheer bestuurder is en tussen partijen vast stond dat [gedaagde sub. 4] zijn werkzaamheden onder de managementovereenkomst voor DS Beheer zou beëindigen. Hierbij overweegt de rechtbank dat DS Beheer gehouden kan worden aan haar toezegging dat [gedaagde sub. 4] zich niet meer zal bemoeien met de werkzaamheden voor Steder Amsterdam. [gedaagde sub. 3] resteert dan als een bestaand directielid van DS Beheer die onder de managementovereenkomst werkzaamheden behoort te kunnen uitvoeren. De vordering zal voor het overige worden toegewezen met toewijzing van de onder 3.4.10 gevorderde dwangsommen als in het dictum omschreven.
frustreren trekken onder bankgarantie
4.51.
Het gevorderde verbod om het trekken onder de bankgarantie te frustreren (3.4.11) zal worden afgewezen. Het gevorderde verbod is onvoldoende concreet en biedt geen ruimte om toekomstige omstandigheden af te wegen tegen de achtergrond van de (uitleg van de) bankgarantie. Een rechtsgrond om een zo algemeen verbod op te leggen ontbreekt.
in conventie en reconventie
uitvoerbaarheid bij voorraad en contragarantie
4.52.
DS Beheer cs heeft gevraagd de veroordelingen in reconventie uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Steder Amsterdam cs heeft juist gevorderd een veroordeling ter zake van dwangsommen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dan wel DS Beheer cs te veroordelen een contragarantie te stellen. Indien op de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad verweer wordt gevoerd, moet een belangafweging plaatsvinden. De maatstaf daarbij is of het belang van degene die de uitvoerbaarheid bij voorraad vordert, zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist (vgl. Hoge Raad 29 november 1996,
ECLI:NL:HR:1996:ZC2215 NJ 1997,684). Daarbij wordt een partij die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarheid bij voorraad te hebben. Steder Amsterdam cs heeft aangevoerd dat zij een reëel restitutierisico loopt en heeft dat onderbouwd met verwijzing naar de eigen stellingen van DS Beheer cs. De rechtbank is van oordeel dat dit risico onvoldoende gewicht in de schaal legt. De belangenafweging moet in het voordeel van DS Beheer cs uitvallen. Daarbij weegt mee dat de hierna op te leggen dwangsomveroordeling is gebaseerd op de daartoe strekkende veroordelingen in de beide kortgedingvonnissen die beide uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard. Steder Amsterdam cs heeft bewust en stelselmatig nagelaten aan die veroordelingen te voldoen. In beide vonnissen is evenals in het onderhavige vonnis geoordeeld dat de managementovereenkomst niet geldig is beëindigd. De managementvergoedingen die daaronder verschuldigd zijn, zijn dan ook al ruim twee jaar ten onrechte niet betaald, waardoor DS Beheer plotseling zonder rechtsgrond van inkomsten verstoken is. Overeenkomstig het hiervoor gemelde vermoeden, heeft zij dan ook een terecht belang bij uitvoerbaarheid bij voorraad van de daarvoor in aanmerking komende vorderingen in dit vonnis, welk belang zwaarder weegt dan het restitutierisico bij Steder Amsterdam cs. Voor een veroordeling tot het stellen van een contragarantie is op grond van deze belangenafweging geen plaats.
4.53.
Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd kan onbesproken blijven, omdat het de in dit vonnis genomen beslissingen niet beïnvloedt.
in conventie
uitbetaling bankgarantie
4.54.
Ten slotte heeft Steder Amsterdam cs de rechtbank gevraagd te beslissen dat de bankgarantie eerst kan worden uitgewonnen indien ter zake van de dwangsomveroordeling een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gewezen. De rechtsgrond voor deze vordering is echter gesteld noch gebleken. De vordering zal worden afgewezen.
kosten
4.55.
Steder Amsterdam cs zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie, aan de zijde van DS Beheer cs tot heden begroot op:
€ 4.030,00 aan griffierecht
€ 6.198,00aan salaris advocaat (2 punten x tarief VII € 3.099)
€ 10.228,00 in totaal.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als bij de beslissing vermeld.
in reconventie
kosten
4.56.
Steder Amsterdam cs zal als de merendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie, aan de zijde van DS Beheer cs tot heden begroot op € 7.747,50 aan salaris advocaat (2,5 punten x tarief VII € 3.099).
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als bij de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Steder Amsterdam cs hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van DS Beheer cs in conventie tot op heden begroot op € 10.228,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te rekenen vanaf veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
in reconventie
5.3.
veroordeelt Steder Amsterdam tot betaling aan DS Beheer van de onbetaald gelaten managementvergoeding over de maanden mei en juni 2018 (ad € 13.310,00 per maand, inclusief BTW) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de twintigste van de respectieve maand tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt Steder Amsterdam tot betaling aan DS Beheer van de onbetaald gelaten managementvergoeding over de maanden juli 2018 tot en met maart 2020 (ad € 22.000,00 per maand, vermeerderd met BTW) en de daarop volgende maanden voor zover en zolang de managementovereenkomst blijft gelden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de twintigste van de respectieve maand tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
verklaart voor recht dat het besluit op de BAvA van Steder Amsterdam van 6 juli 2018 tot ontslag van DS Beheer als bestuurder van Steder Amsterdam nietig is,
5.6.
vernietigt de overige op de BAvA van Steder Amsterdam van 6 juli 2018 genomen besluiten,
5.7.
veroordeelt Steder Amsterdam en Agencies hoofdelijk tot betaling aan DS Beheer van € 200.000,00 uit hoofde van de dwangsomveroordeling in het eerste kortgedingvonnis, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd,
5.8.
veroordeelt Steder Amsterdam en Agencies hoofdelijk tot betaling aan DS Beheer van € 200.000,00 uit hoofde van de dwangsomveroordeling in het tweede kort geding vonnis, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd,
5.9.
veroordeelt Steder Amsterdam tot betaling aan DS Beheer van een bedrag van € 11.864,98 te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.10.
veroordeelt Steder Amsterdam en Agencies tot het binnen drie weken na de datum van betekening van dit vonnis (1) verlenen van inzage aan DS Beheer in alle originele overeenkomsten tussen Steder Amsterdam en de vennootschappen behorende tot de Steder­groep genoemd in § 5.3.2 van de conclusie van antwoord in conventie en desgevraagd verstrekken van kopieën van deze overeenkomsten aan DS Beheer, (2) verstrekken aan DS Beheer van alle correspondentie van Steder Amsterdam en Agencies aan klanten van Steder Amsterdam die in de ruimste zin betrekking heeft op het vertrek van DS Beheer bij Steder Amsterdam, en (3) verstrekken aan DS Beheer van een fysieke kopie van alle bankafschriften van Steder Amsterdam over 2016 - 2019 en een fysieke kopie van de gehele bedrijfsadministratie van Steder Amsterdam over 2016 - 2019,
5.11.
veroordeelt Steder Amsterdam en Agencies tot het binnen drie weken na de datum van betekening van dit vonnis (a) verlenen van onbeperkte toegang aan DS Beheer en [gedaagde sub. 3] tot de nieuwe kantoorruimte gelegen aan de [adres] , alsmede tot iedere andere kantoorruimte van waaruit Steder Amsterdam feitelijk haar werkzaamheden uitvoert of zal uitvoeren, (b) het verlenen van directe en onbeperkte toegang aan DS Beheer en [gedaagde sub. 3] tot het computernetwerk van Steder Amsterdam, en (c) het verlenen van directe en onbeperkte toegang tot de bankgegevens van Steder Amsterdam, waaronder de inloggegevens voor internetbankieren,
5.12.
veroordeelt Steder Amsterdam en Agencies hoofdelijk tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Steder Amsterdam cs in gebreke blijft aan de vorderingen onder 5.10 en 5.11 te voldoen met een maximum van € 200.000,00,
5.13.
veroordeelt Steder Amsterdam cs hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van DS Beheer cs in reconventie tot op heden begroot op € 7.747,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te rekenen vanaf veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
in conventie en reconventie
5.14.
veroordeelt Steder Amsterdam cs hoofdelijk in de na dit vonnis aan de zijde van DS Beheer cs ontstane nakosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en Steder Amsterdam cs niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.15.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 tot en met 5.4 en 5.7 tot en met 5.14 uitvoerbaar bij voorraad en
5.16.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, mr. T.H. van Voorst Vader en mr. M.F. Zaagsma en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2020. [1]

Voetnoten

1.type: TvVV