ECLI:NL:RBAMS:2020:2454
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor huisraad en inrichtingskosten door gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 mei 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een man die bijzondere bijstand had aangevraagd voor huisraad en inrichtingskosten. De aanvraag was door de gemeente Amsterdam afgewezen op 11 maart 2020, met als argument dat de man, die sinds 2006 een bijstandsuitkering ontvangt, in staat zou moeten zijn om voor deze kosten te sparen of een lening af te sluiten. De man betwistte deze afwijzing en voerde aan dat hij vaak dakloos was geweest en niet in staat was om te sparen, mede door psychische problemen. Hij had ook een schuld bij de gemeente, waardoor er maandelijks een bedrag van zijn uitkering werd ingehouden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de kosten voor de inrichting van een woning in beginsel uit het inkomen van de betrokkene moeten worden betaald, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechter concludeerde dat de man niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet de mogelijkheid had gehad om geld te reserveren voor de gevraagde kosten. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van de man tegen de afwijzing van zijn aanvraag geen redelijke kans van slagen had. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht opgelegd.
De uitspraak benadrukt dat bijstandsverlening voor bijzondere bijstand alleen kan plaatsvinden als er sprake is van bijzondere omstandigheden die het onmogelijk maken om de kosten uit het reguliere inkomen te dekken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de man, ondanks zijn situatie, niet had aangetoond dat hij niet in staat was om te reserveren voor de noodzakelijke kosten.