ECLI:NL:RBAMS:2020:2824

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
7794655 CV EXPL 19-11829
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor plaatsing van een geldautomaat in gehuurde pand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en gedaagde over de toestemming voor het plaatsen van een geldautomaat in een gehuurd pand. De eisers, vertegenwoordigd door mr. M. Meijer, stelden dat gedaagde, vertegenwoordigd door mr. N. Saidi, geen toestemming had gekregen voor de plaatsing van de geldautomaat. Gedaagde voerde aan dat hij op 19 augustus 2017 toestemming had gekregen van eisers, wat hij onderbouwde met een e-mail en getuigenverklaringen. De kantonrechter heeft de bewijslevering van gedaagde beoordeeld en geconcludeerd dat gedaagde inderdaad schriftelijke toestemming had verkregen voor de plaatsing van de geldautomaat. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van eiser 2 onvoldoende concreet en geloofwaardig was, en dat de verklaring van gedaagde en de getuigenverklaring van een voormalig medewerker van gedaagde meer consistentie vertoonden. Hierdoor werden de vorderingen van eisers in conventie afgewezen en werd de reconventionele vordering van gedaagde niet verder behandeld, omdat de voorwaarde niet was vervuld. Eisers werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.200,00 werden begroot. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7794655 CV EXPL 19-11829
vonnis van: 15 mei 2020
fno.: 8622

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

wonende te [woonplaats]

2. [eiser 2]

wonende te [woonplaats]
eisers in conventie, gedaagden in reconventie
nader te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. M. Meijer
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. N. Saidi

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Na de tussenuitspraak van 9 oktober 2019 zijn de volgende processtukken aan het dossier toegevoegd.
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 27 november 2019;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 11 december 2019;
- de akte uitlating enquête van de zijde van [eisers] ;
- de antwoord akte na enquête van de zijde van [gedaagde] .
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

Bij bovengenoemde tussenuitspraak heeft de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stelling dat hij van [eisers] toestemming heeft gekregen een geldautomaat in het gehuurde te plaatsen.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] is geslaagd in de bewijslevering en overweegt daartoe als volgt.
3. Niet ter discussie staat dat [eisers] aan [gedaagde] op 19 augustus 2017 ergens toestemming voor heeft gegeven. In een e-mail van die datum laat [eisers] immers weten:
Geen bezwaar tegen aanbrengen van een stysteem.
4. De vraag is dan of deze toestemming ziet op een geldautomaat, zoals [gedaagde] stelt, of op iets anders.
5. [gedaagde] heeft met Euronet een overeenkomst voor de plaatsing van een geldautomaat gesloten met ingang van 20 augustus 2017. Een omgevingsvergunning hiervoor is aangevraagd op 29 september 2017, zo blijkt uit door [gedaagde] overgelegde stukken. Weliswaar blijkt niet dat [eisers] met deze informatie bekend was, maar als de e-mail van 19 augustus 2017 een toestemming inhield voor een geldautomaat, past dat wel in de chronologie.
6. Beoordeeld zal dan moeten worden of de afgelegde getuigenverklaringen dit bevestigen. Vooropgesteld wordt daarbij dat de eigen verklaring van [gedaagde] op grond van artikel 164 lid 2 Rv slechts kan worden gebruikt als aanvulling op ander
– onvolledig – bewijs. Dat andere bewijs is hier voorhanden: het bestaat uit de e-mail met toestemming en de hiervoor genoemde stukken die zien op de periode direct daarna.
7. [gedaagde] heeft verklaard dat hij op verzoek van Euronet toestemming heeft gevraagd voor het plaatsen van een geldautomaat (ATM). Die heeft hij telefonisch verkregen. Vervolgens wilde Euronet de toestemming op schrift, waarna hij [eiser 2] heeft gebeld. Die heeft vervolgens de e-mail van 19 augustus 2017 verstuurd. Daarna is het contract met Euronet getekend. Behalve een betalingssysteem bij aanvang van de huur zijn in het gehuurde geen elektronische systemen meer geïnstalleerd, aldus [gedaagde] . Getuige [naam] , voormalig medewerker van [gedaagde] , verklaart nog het volgende. Hij heeft destijds van [gedaagde] begrepen dat hij met de eigenaar moest bellen over en geldautomaat. Hij was vervolgens ook aanwezig bij een telefoongesprek dat [gedaagde] voerde. Hij kon alleen [gedaagde] horen, die in het gesprek het Nederlands woord “geldautomaat” gebruikte.
8. [eiser 2] heeft een verklaring afgelegd die er op neer komt dat de door hem gegeven toestemming zag op een heel ander systeem dan een geldautomaat. [eiser 2] verklaarde als getuige dat het ging om een computersysteem voor fietsen. Voor het afstellen daarvan ofzo. Volgens een brief die in 2019 namens [eisers] werd verstuurd zou het echter gaan om een internetbetalingssysteem. Tijdens het getuigenverhoor lichtte de gemachtigde van [eisers] toe dat dit een misverstand moet zijn geweest. In die brief staat echter heel concreet:
het enige wat de heer [eiser 2] zich kan herinneren is dat u hem enige tijd geleden de vraag heeft voorgelegd, of het toegestaan is om een internet betalingssysteem in het gehuurde aan te brengen.Moeilijk denkbaar is hoe dit een misverstand kan zijn en in ieder geval is het niet nader toegelicht.
9. In het licht van de concrete en consistente verklaring van [gedaagde] , die past in de chronologie en die gesteund wordt door de verklaring van [naam] , acht de kantonrechter de verklaring van [eiser 2] onvoldoende concreet, inconsequent en onvoldoende geloofwaardig. Op geen enkele manier is toegelicht wat voor systeem voor het afstellen van fietsen [gedaagde] wilde plaatsen. [eiser 2] had tenminste kunnen toelichten hoe dat systeem de inrichting van het gehuurde volgens het verzoek dat hem destijds werd gedaan zou veranderen. Als het alleen maar ging om het installeren van software was er immers weinig reden om toestemming te vragen. Dat een dergelijk systeem überhaupt bestaat is ook niet komen vast te staan, net zo min als dat een dergelijk systeem in het gehuurde in gebruik is genomen.
10. De conclusie is dat [gedaagde] heeft bewezen dat hij schriftelijke toestemming heeft verkregen voor het plaatsen van de geldautomaat. Dit betekent dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen. De vordering in reconventie is voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval de gestelde toestemming niet komt vast te staan. Nu de voorwaarde niet is vervuld wordt aan de reconventie niet toegekomen.
11. Bij deze uitkomst wordt [eisers] veroordeeld in de kosten van de procedure als na te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding, tot vandaag aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.200,00 (5 punten x € 240,00) aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020 in aanwezigheid van de griffier.