ECLI:NL:RBAMS:2020:2874

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
13/751129-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Republiek Letland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 12 februari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Rusland en gedetineerd in Nederland, had afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord. Tijdens de openbare zitting op 20 mei 2020 werd de vordering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, en de raadsman, mr. K. Durdu.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat deze de Letse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldde een arrestatiebel van het Rīga City Latgale Suburb Court en betrof een strafrechtelijk onderzoek naar een mogelijk strafbaar feit volgens Lets recht. De rechtbank heeft de vereisten voor dubbele strafbaarheid beoordeeld en vastgesteld dat aan deze eisen was voldaan, aangezien het feit volgens Nederlands recht opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet betrof.

De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en heeft deze derhalve toegestaan. De uitspraak werd gedaan door mr. F.J. Fehmers als voorzitter, samen met mrs. J.A.A.G. de Vries en M.T.C. de Vries, en werd uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open volgens artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751129-20
RK nummer: 20/952
Datum uitspraak: 3 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 30 januari 2020 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Republiek Letland), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Rusland) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 mei 2020 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon, mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van haar recht ter zitting te worden gehoord.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebel, namelijk een beslissing van
the Rīga City Latgale Suburb Court, van 14 november 2019, met referentienummer 11088146918.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Lets recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feit waarvoor de toets van dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Republiek Letland).
Aldus gedaan door
mr. F.J. Fehmers, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.