Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Republiek Letland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 12 februari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Rusland en gedetineerd in Nederland, had afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord. Tijdens de openbare zitting op 20 mei 2020 werd de vordering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, en de raadsman, mr. K. Durdu.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat deze de Letse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldde een arrestatiebel van het Rīga City Latgale Suburb Court en betrof een strafrechtelijk onderzoek naar een mogelijk strafbaar feit volgens Lets recht. De rechtbank heeft de vereisten voor dubbele strafbaarheid beoordeeld en vastgesteld dat aan deze eisen was voldaan, aangezien het feit volgens Nederlands recht opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet betrof.
De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en heeft deze derhalve toegestaan. De uitspraak werd gedaan door mr. F.J. Fehmers als voorzitter, samen met mrs. J.A.A.G. de Vries en M.T.C. de Vries, en werd uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open volgens artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.