ECLI:NL:RBAMS:2020:292
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbrekende stukken
In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig te Duivendrecht, op 14 december 2019 een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gerelateerd aan een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Ouder-Amstel. De griffier heeft verzoekster op 16 december 2019 gewezen op het ontbreken van essentiële stukken bij het verzoekschrift en haar een hersteltermijn van één week gegeven om deze stukken alsnog in te dienen. Verzoekster heeft echter niet gereageerd op deze oproep.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Volgens de artikelen 8:81, vierde lid, en 6:5 van de Awb is het noodzakelijk dat iemand die een voorlopige voorziening aanvraagt, een afschrift van het bezwaar- of beroepschrift en, indien mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar of beroep zich richt, overlegt. Aangezien verzoekster deze stukken niet tijdig heeft ingediend, zelfs niet na de herstelmogelijkheid die door de griffier werd geboden, heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat verzoekster geen verzoek om uitstel heeft ingediend en geen redenen heeft opgegeven voor het verzuim. Hierdoor was er geen verontschuldiging voor het niet indienen van de benodigde stukken. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van mr. B.V.A. Corstens, griffier, en is openbaar uitgesproken.