In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Kemper, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die niet in het geding is verschenen. De vordering betreft de verplichting van gedaagde om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis aan eiser schriftelijk en gespecificeerd informatie te verstrekken over zijn binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogensposities. Eiser heeft een Europees betalingsbevel verkregen van een Zweeds gerecht, dat door de rechtbank Amsterdam ten uitvoer kan worden gelegd. Gedaagde heeft zich verweerd door te stellen dat de overeenkomst met de oorspronkelijke schuldeiser niet is ontbonden en dat de dagvaarding een verzinsel is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het betalingsbevel uitvoerbaar is verklaard en dat gedaagde verplicht is om informatie te verstrekken op grond van artikel 475g lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde geen gronden heeft aangevoerd om niet aan de informatieverplichting te voldoen en heeft de vordering van eiser toegewezen, met een dwangsom voor het geval gedaagde niet tijdig de gevraagde informatie verstrekt. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 10 juni 2020.