ECLI:NL:RBAMS:2020:3130
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens herplaatsing in te lage functie, gegrond op art 7:686 BW, moet worden ingeleid met een dagvaarding, niet met een verzoekschrift
In deze zaak heeft de besloten vennootschap ING Bank Personeel B.V. op 10 juni 2020 een verzoekschrift ingediend. Dit verzoekschrift strekt tot het verklaren voor recht dat ING toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst, gebaseerd op artikel 7:686 BW. De verzoekster stelt dat dit tekortschieten voortvloeit uit een herplaatsing in een te lage functie. De rechtbank heeft overwogen dat artikel 7:686 BW geen afzonderlijke procedure kent die met een verzoekschrift kan worden ingeleid. In plaats daarvan moeten de rechtsmiddelen die voortvloeien uit een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, zoals schadevergoeding, met een dagvaardingsprocedure worden ingeleid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van verzoekster niet gerelateerd is aan het einde van de arbeidsovereenkomst, maar aan schadevergoeding die mogelijk is ontstaan en nog zal ontstaan bij de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat de verzoekschriftprocedure van artikel 7:686a BW niet van toepassing is. De rechtbank heeft daarom besloten dat de procedure voortgezet moet worden volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.
De kantonrechter heeft de zaak op de rolzitting van 3 augustus 2020 om 10.00 uur gezet en heeft bepaald dat verzoekster het exploot van oproeping uiterlijk op 21 juli 2020 moet laten uitbrengen. De rechtbank heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om haar stellingen aan te passen aan de toepasselijke procesregels. Tevens is aangegeven dat het verzoek niet ontvankelijk verklaard zal worden als het exploot van oproeping niet tijdig wordt overgelegd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 juni 2020.