ECLI:NL:RBAMS:2020:3465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
13/751366-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel en artikel 12 OLW

Op 26 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De vordering, ingediend door de officier van justitie mr. K. van der Schaft, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1979 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting, waarbij de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. C.A.M.H. Vink, schriftelijk zijn standpunt had ingediend. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. In het EAB worden drie vonnissen genoemd van verschillende Poolse rechtbanken, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot vrijheidsstraffen van in totaal meer dan een jaar.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet persoonlijk is opgeroepen voor de zittingen die tot de vonnissen hebben geleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vereiste informatie over de rechtsgang niet op de juiste wijze aan de opgeëiste persoon is verstrekt, waardoor de overlevering niet kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht niet voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid volgens Nederlands recht. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering geweigerd en vastgesteld dat de overleveringsdetentie is geëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751366-20
RK nummer: 20/2183
Datum uitspraak: 26 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juli 2019 door
the Circuit Court in Gorzow Wielkopolski, the 2nd Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 juni 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. C.A.M.H. Vink, advocaat te ’s-Hertogenbosch, heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk zijn standpunt ingediend.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van drie vonnissen:
District Court in Miedzyrzecz, VII Criminal Department seated in Sulecin of July 30, 2013(VII K 342/13);
District Court in Sulecin of January 14, 2016(II K 283/15);
District Court in Sulecin of April 4, 2016(II K 354/15).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van respectievelijk
4 maanden en 25 dagen, restant: 4 maanden en 22 dagen;
6 maanden, restant: idem;
1 jaar en 3 maanden, restant: idem,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Ten aanzien van vonnis I (VII K 342/13)
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
Ten aanzien van de vonnissen II en III (II K 283/15 en II K 354/15)
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandelingen ter terechtzitting die tot deze vonnissen hebben geleid.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het EAB vermeldt in onderdeel D het volgende:
The individual was not personally summoned but was otherwise officially informed of a date and place of a trial in consequence of which a ruling was issued, in a way which unequivocally allows to certify that the person has been informed and therefore the decision can be issued if the person does not appear in court.
(…)
[opgeëiste persoon] did not appear at the trial during pronouncing the judgements in case II K 283/15 and II K 354/15 and no appeals were brought against him.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 5 mei 2020 het volgende verklaard:
Reference no. II K 283/15
a.
a) ln this case main trial was also planned for 17th 11.2016 but about which [opgeëiste persoon] did not received the appropriate information and for this reason the main trial was appointed for 14th 01.2015 after which sentence was passed.
b) [opgeëiste persoon] was summoned according to article 133 § 1 and 2 of the Polish Criminal Procedure Code (summons was send on the address given by [opgeëiste persoon], but was not picked up and after 14 days were gone and after post office in the meantime informed him twice to pick it up it was treated as properly delivered).
c) [opgeëiste persoon] did not give power of attorney to any advocate.
d) [opgeëiste persoon] did not receive the sentence in person.
e) Motion for trying the case again or appeal against the sentence is possible. Acceptance of the motion always depends on Court's decision.
f) As under point b). Additionally I would like to explain, that during the preliminary proceedings [opgeëiste persoon] in front of Public Prosecutor admitted to commit offence he was charged with and agreed on penalty being then imposed in the sentence. The penalty was agreed with [opgeëiste persoon] on 04th 08.2015 in person after he made his explanations. At that time [opgeëiste persoon] gave his address for post-delivery and was in person instructed about the consequences mentioned in the above-mentioned article 133 § 1 and 2 of the Polish Criminal Procedure Code.
Reference no. II K 354/15
a.
a) ln this case were many main trials, about which [opgeëiste persoon] was always properly informed and he never appeared to the main trials.
b) [opgeëiste persoon] was summoned according to article 133 § 1 and 2 of the Polish Criminal Procedure Code (summons was send on the address given by [opgeëiste persoon], but was not picked up and after 14 days were gone and after post office in the meantime informed him twice to pick it up it was treated as properly delivered).
c) [opgeëiste persoon] did not give power of attorney to any advocate.
d) [opgeëiste persoon] did not receive the sentence in person.
e) Motion for trying the case again or appeal against the sentence is possible. Acceptance of the motion always depends on Court's decision.
f) [opgeëiste persoon] was summoned according to article 133 § 1 and 2 of the Polish Criminal Procedure Code (summons was send on the address given by [opgeëiste persoon], but was not picked up and after 14 days were gone and after post office in the meantime informed him twice to pick it up it was treated as properly delivered).
De rechtbank stelt vast dat het EAB onder andere strekt tot de tenuitvoerlegging van twee vonnissen terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de vonnissen heeft geleid, en die - kort gezegd - zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Een dergelijke verklaring ontbreekt. Aldus is niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW voldaan en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond van toepassing. De overlevering moet dus worden geweigerd ten aanzien van de vonnissen II en III met zaaknummers II K 127/18 en II K 171/17.

4.Strafbaarheid, feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Ten aanzien van vonnis I (VII K 342/13)
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt, met de officier van justitie, vast dat aan deze eisen niet is voldaan en overweegt daartoe als volgt.
Onder de omstandigheden kan het feit, waarvoor de opgeëiste persoon naar Pools recht is veroordeeld, naar Nederlands recht het volgende strafbare feit opleveren:
het opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen of laten (strafbaar gesteld in artikel 255 Wetboek van Strafrecht).
Onder verwijzing naar haar uitspraak van 25 april 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:3007) overweegt de rechtbank dat de dubbele strafbaarheid in gevallen als deze naar de omstandigheden van het geval wordt beoordeeld.
Uit het EAB kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet van de opgeëiste persoon op het in een hulpeloze toestand brengen of laten van zijn dochters. Evenmin blijkt dat de dochters van de opgeëiste persoon door het niet (volledig) betalen van de alimentatie daadwerkelijk in een concreet gevaar voor hun leven of gezondheid zijn gebracht of gelaten.
Uit de beschikbare informatie kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin worden afgeleid dat sprake is geweest van een
pogingtot het misdrijf van artikel 255 Wetboek van Strafrecht. Op basis van het EAB kan dus niet worden vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht naar Nederlands recht strafbaar is. Dit betekent dat de overlevering voor dit feit moet worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Gorzow Wielkopolski, the 2nd Criminal Department(Polen).
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is geëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.