ECLI:NL:RBAMS:2020:3466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
13/752865-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Litouwen op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 10 oktober 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1999, was zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en was op dat moment gedetineerd in een Nederlandse inrichting.

De rechtbank heeft de zaak behandeld in verschillende zittingen, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld en de detentieomstandigheden in Litouwen zijn onderzocht. De rechtbank heeft eerder, op 20 augustus 2019, in een andere overleveringszaak geoordeeld dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse detentie-instellingen. Dit oordeel was gebaseerd op rapporten van het CPT, waarin ernstige tekortkomingen in de detentieomstandigheden werden beschreven.

In de aanvullende informatie van april 2020 werd echter aangegeven dat er verbeteringen waren doorgevoerd in de detentie-instellingen, waaronder adequate persoonlijke ruimte en toegang tot basisvoorzieningen. De rechtbank heeft op basis van deze informatie geconcludeerd dat er geen algemeen reëel gevaar meer bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van opgeëiste personen in Litouwen. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, nu het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.

De uitspraak werd gedaan door de rechters M.T.C. de Vries, A.K. Glerum en H. Beestman, in aanwezigheid van griffier A.M.G. Thijssen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752865-19
RK nummer: 19/5822
Datum uitspraak: 10 juli 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 oktober 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 september 2019 door
the Prosecutor General’s office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans (uit andere hoofde) gedetineerd in P.I [plaats], locatie [locatie],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 november 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Foppen, advocaat te Harderwijk en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak op 28 november 2019 het onderzoek heropend en geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen betreffende de detentieomstandigheden te stellen aan de Litouwse autoriteit.
De rechtbank heeft het onderzoek hervat op de openbare zitting van 28 januari 2020. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de antwoorden van de Litouwse autoriteiten en om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen bij de behandeling van het overleveringsverzoek aanwezig te zijn.
De rechtbank heeft het onderzoek hervat op de openbare zitting van 26 juni 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. A. Foppen, advocaat te Harderwijk, heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk haar standpunt ingediend.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 28 november 2019

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 28 november 2019 en de overwegingen ten aanzien van de grondslag van het EAB en de strafbaarheid van de feiten. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot deze onderwerpen (onderdeel 3 en 4) en met betrekking de detentieomstandigheden dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder, op 20 augustus 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:6202), in een andere overleveringszaak geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest), voor gedetineerden in de Litouwse detentie-instellingen:
Alytus Correction Home, Marijampolė Correction Home en Pravieniškės Prison, waar
Pravieniškės Correctional House - Open Colonyonderdeel van is.
De rechtbank is tot deze conclusie gekomen op grond van het meest recente rapport van het CPT dat is uitgebracht naar aanleiding van het bezoek van het CPT aan Litouwen in 2018, waarin buitengewone niveaus van geweld, intimidatie en uitbuiting zijn beschreven. Het gaat om zowel onderling geweld tussen gedetineerden als excessief geweld door beveiligers om aan deze situaties een einde te maken. Dit is het gevolg van ruime aanwezigheid van drugs, alcohol, telefoons en steekwapens enerzijds en een zeer geringe aanwezigheid van gevangenismedewerkers en soms ook corruptie bij deze medewerkers anderzijds.
Daarom heeft de rechtbank bij voornoemde tussenuitspraak van 29 oktober 2019 de beslissing over het overleveringsverzoek uitgesteld en bepaald dat aanvullende informatie moest worden opgevraagd.
In de aanvullende informatie van april 2020 van het
Prison Department under the Ministry of Justice of the Republic Lithuaniastaat dat personen die via een EAB aan Litouwen worden overgeleverd in een bepaald aantal detentie-instellingen kunnen worden geplaatst, waar
Pravieniškės Correctional House - Open Colonyer één van is.
Verder staat in voornoemde aanvullende informatie - samengevat - dat er sprake is van persoonlijke ruimte van 7 m² in een éénpersoonscel en ten minste 6 m² in een meerpersoonscel in nieuwe en gerenoveerde detentie-instellingen, en dat de cellen die door het CPT te klein zijn bevonden in de detentie-instellingen (waaronder
Pravieniškės Prison) niet langer in gebruik zijn. Daarnaast wordt vermeld wat de compenserende factoren binnen de detentie-instelling zijn, zoals onbeperkte toegang tot water- en sanitaire voorzieningen, ventilatiesystemen en toegang tot buitenlucht en sportvoorzieningen. Ook wordt vermeld welke maatregelen er zijn genomen om gedetineerden tegen geweld binnen de detentie-instellingen te beschermen. Zo is de structuur van
the Criminal Intelligence Boardgecentraliseerd en worden haar werkzaamheden vermeld. Ook worden alle geweldsincidenten door hen onderzocht. Daarnaast wordt vermeld op welke wijze de preventie van het geweld binnen de detentie-instelling plaatsvindt. Genoemd wordt onder meer dat er intensief contact met de gedetineerden plaatsvindt en dat bij geweld betrokken gedetineerden van elkaar worden gescheiden. De aanstichter van het geweld kan zelfs in een andere detentie-instelling worden geplaatst.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft op 22 juni 2020 haar standpunt ingediend. Op 23 juni 2020 is door het Openbaar Ministerie aanvullende informatie van april 2020 verstrekt.
De raadsvrouw heeft persisteerd bij haar standpunt zoals naar voren gebracht ter zitting van 14 november 2019 en heeft de rechtbank verzocht de overlevering niet toe te staan, omdat op basis van de feiten en omstandigheden zoals thans bekend er een gegrond vermoeden bestaat dat inwilliging van het verzoek zou leiden tot flagrante schending van de fundamentele rechten van cliënt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op 2 juni 2020 op basis van de hierboven genoemde informatie overlevering aan Litouwen toegestaan (ECLI:NL:RBAMS:2020:2756).
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat, gelet op deze informatie, in lijn met de hiervoor genoemde uitspraak, geen algemeen reëel gevaar meer bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest, ten aanzien van opgeëiste personen die na overlevering in Litouwen gedetineerd worden.
Gelet op het voorgaande staat het bepaalde in artikel 4 van het Handvest niet in de weg aan het nemen van een (positieve) beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 326 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor General’s office of the Republic of Lithuania(Litouwen).
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.