3.1.Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde:
Verdachte was die avond in [plaats] aanwezig. Dit blijkt uit zijn verklaring op de zitting en uit de verklaringen van aangever [persoon 1] en de getuigen. Verdachte wordt door aangever en getuige [getuige 1] [verdachte] genoemd en hij maakt gebruik van het Instagramaccount [naam instagramaccount] De gebruiker van dit account wordt door wijkagent herkend als zijnde verdachte. Naast verdachte waren nog vijf andere jongens aanwezig.
Door aangever [persoon 1] is gezien dat medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de broertjes [naam medeverdachte 3 en 4] , in wisselende samenstellingen, op de eerste en tweede verdiepingen rondstruinen. Hij heeft deze jongens kasten zien doorzoeken en hij ziet dat de inhoud van de kasten eruit is gehaald. Hij ziet dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3 en 4] daadwerkelijk kasten doorzoeken. Medeverdachte [naam medeverdachte 3 en 4] weigert naar beneden te gaan en zegt “Nee, ik moet iets hebben hier ik moet geld hebben”. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bevestigen dat een aantal jongens naar boven zijn gegaan. Daarnaast heeft aangever verklaard dat ook beneden spullen zijn doorzocht, verplaatst en meegenomen. Dit blijkt tevens uit het filmpje van die avond. Uit de aangifte van [persoon 2] blijkt dat meerdere spullen zijn weggenomen. Niemand heeft gezien hoe de goederen zijn weggenomen en de goederen zijn bij geen van de verdachten aangetroffen. Gelet op het voorgaande staat echter vast dat die avond goederen zijn weggenomen.
Aangever [persoon 1] heeft verklaard dat hij op een bepaald moment glasgerinkel heeft gehoord. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren beiden dat er flessen wijn en whisky tegen de muur zijn gegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij een wijnfles heeft gegooid. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van getuige [getuige 1] . Aangever heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een filmpje van de vernieling bekijken op hun telefoon. Op een van de filmpjes is te zien dat verdachte zegt “what the fuck gebeurt hier, ik moet mijn veiligheidsbril op” en vervolgens daadwerkelijk een veiligheidsbril opzet waarna hij zegt “het lekt, het drupt, het ruikt”. Aangever [persoon 2] heeft verklaard dat toen hij de woning binnenkwam hij een sterke wijngeur rook, dat hij overal glasscherven zag liggen en dat een schilderij vernield op de grond lag. Op de muur en de schouw zitten wijnvlekken en het stucwerk en het plafond zijn beschadigd. Gelet op het voorgaande staat vast dat die avond vernielingen zijn gepleegd.
Aangever [persoon 1] heeft verklaard dat hij van achteren werd benaderd door verdachte en dat verdachte vervolgens zijn telefoon, een iPhone 6, ui zijn hand trekt. Wanneer aangever zijn telefoon probeert terug te pakken komt medeverdachte [naam medeverdachte 3 en 4] tussenbeide. Medeverdachte zegt op dreigende toon “je moet hem niet aanraken”, waarna hij aangever een vuistslag op zijn voorhoofd, een stoot op zijn handen en een vuistslag op zijn rechter oogkas geeft. Aangever heeft dit bij de rechter-commissaris opnieuw verklaard. Getuige [getuige 1] heeft bevestigd dat de telefoon van [persoon 1] is weggenomen. De telefoon is vervolgens bij een huisdoorzoeking bij medeverdachte [medeverdachte 3] en zijn broer [medeverdachte 4] aangetroffen. Vaststaat dat de telefoon is weggenomen en dat het geweld is toegepast om de vlucht mogelijk te maken en het bezit van de telefoon te verzekeren.
Het wegnemen van goederen en de vernielingen hebben alleen kunnen plaatsvinden in de totale chaos die die nacht in de woning door verdachte en zijn medeverdachten is gecreëerd. Door de chaos is niet precies te reconstrueren wie welke uitvoeringshandeling heeft verricht. Dat is echter ook niet van belang, omdat verdachte en medeverdachten als groep hebben gehandeld. Zij zijn gezamenlijk naar de woning gegaan en zij zijn ook gezamenlijk vertrokken. In de woning hebben de jongens als groep gehandeld en alleen door zo te handelen heeft de diefstal kunnen plaatsvinden. Uit de filmpjes blijkt ook dat de vernielingen door meerdere personen als groep zijn aangericht. Er is gefilmd en opgejut, er zijn flessen gepakt, afgepakt en gegooid. Door het creëren van deze chaos, hebben verdachte en medeverdachten een actieve bijdrage geleverd aan het geheel. Als groep hebben zij de chaotische, intimiderende en bedreigende situatie gecreëerd waarin de feiten zijn gepleegd en konden worden gepleegd. Er is derhalve sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Alle drie de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
In de slaapkamer van verdachte zijn vier stuks professioneel vuurwerk aangetroffen. Voor particulieren is het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk strafbaar gesteld in artikel 1.2.2, derde lid, van het Vuurwerkbesluit. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van zaak B
Op 13 december 2019 werd aangever [persoon 3] overvallen op straat toen hij in een auto zat te wachten op zijn vrienden. Hij werd door drie jongens in een auto aangesproken. Deze jongens reageerden vervolgens agressief en stapten uit hun auto. Zelf stapte hij ook uit en werd toen door twee jongens vastgepakt en geslagen. De jongen die achterin de auto zat, sloeg hem daarbij met een stok op zijn hoofd. Getuige [getuige 3] heeft het op een afstand zien gebeuren en bevestigt de verklaring van aangever. Ook wijst hij verdachte aan als de persoon die met de knuppel op het hoofd van aangever sloeg. Daarnaast is er de verklaring van de verbalisant die een bult op het hoofd van aangever heeft geconstateerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij via Snapchat door ene [getuige 3]
(de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 3] )naar de plek zou zijn gelokt. Ter plaatse zag zijn vriend in de auto van aangever een knuppel en een mes. Uit angst om te worden beroofd, zou hij de knuppel hebben gepakt. Zijn vriend heeft aangever geduwd en het mes en de rugzak gepakt, waarna ze zijn wegreden.
Het alternatieve scenario dat verdachte heeft geschetst, is volstrekt ongeloofwaardig. Getuige [getuige 3] verklaart dat hij helemaal geen Snapchat-account meer heeft. Aangever heeft dit ook bevestigd. Beiden ontkennen bovendien dat zij een knuppel of mes bij zich hadden. Het ligt ook niet voor de hand dat aangever helemaal alleen in de auto achterblijft als hij van plan is om verdachte te beroven.
Ook als aangever wél een knuppel en een mes in zijn auto had liggen, dan nog was er geen reden voor aangever en zijn vrienden om uit hun auto te stappen, aangever vast te houden, te slaan en zijn spullen te stelen. Ze hadden immers gewoon weg kunnen rijden.
Verdachte komt geen beroep op noodweer toe, omdat geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding vanuit de aangever. Nu geen sprake is geweest van een noodweersituatie, komt aan verdachte ook geen beroep op noodweerexces toe.
De ten laste gelegde diefstal met geweld kan daarom worden bewezen.
Ten aanzien van zaak C
Aangever [persoon 4] , pakketbezorger bij PostNL, heeft verklaard dat een onbekende jongen een postpakket uit zijn handen heeft gerukt. Die persoon heeft daarbij zijn gebalde vuist vlakbij het gezicht van aangever gehouden. Aangever heeft foto’s van de jongen gemaakt, waarop de jongen is herkend als verdachte.
Verdachte heeft eerst op de zitting deze verklaring afgelegd, ruim een half jaar na zijn eerste verhoor. Op dit moment is het niet mogelijk deze verklaring te verifiëren, maar dat is ook niet noodzakelijk. Deze verklaring kan als onbetrouwbaar terzijde worden geschoven. Daartoe is van belang dat verdachte heeft verklaard dat hij het pakket heeft besteld, maar daarbij een valse naam en een vals adres heeft gebruikt, zonder dat hij daarvoor een aannemelijke verklaring heeft kunnen geven.
Gelet op het voorgaande, kan de ten laste gelegde beroving worden bewezen.