Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] . Op 8 februari 2019 heeft hij een Wajong-uitkering aangevraagd door het invullen van het formulier ‘Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’. Eiser heeft twee keer eerder een Wajong-uitkering gevraagd, in 2012 en in 2017. De aanvragen heeft verweerder met de besluiten van 9 mei 2012, respectievelijk 28 juni 2017 afgewezen, omdat eiser volgens verweerder niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser weliswaar nieuwe medische informatie heeft overgelegd, namelijk door [naam] opgemaakte rapportages over eiser, maar dat dit niet leidt tot een andere conclusie dan in de eerdere besluiten. Omdat het een duuraanspraak betreft, heeft verweerder in zijn beoordeling een onderscheid gemaakt tussen het verleden en de toekomst. Om met terugwerkende kracht een uitkering te krijgen, moet er sprake zijn van nieuwe medische feiten of omstandigheden (nova). De stukken van eiser komen uit 2000 en 2003. Eiser had deze stukken volgens verweerder al eerder kunnen inbrengen, dus zijn er geen nova. Dat betekent dat eiser niet met terugwerkende kracht recht heeft op een Wajong-uitkering. Er gelden andere regels voor herziening voor de toekomst. Dan hoeft medische informatie niet nieuw te zijn. Verweerder heeft gekeken of eiser vanaf 8 februari 2019 alsnog recht heeft op een Wajong-uitkering. Daarvoor heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep alle beschikbare informatie bekeken, ook de [naam] rapportages. Volgens haar kunnen op basis van de informatie geen specifieke duurzame beperkingen tijdens eisers [leeftijd] en [leeftijd] jaar worden vastgesteld. Daarom heeft verweerder de besluiten van 9 mei 2012 en 28 juni 2017 ook niet voor de toekomst herzien.
3. De bestuursrechter moet bij een verzoek om terug te komen van een eerder besluit aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetsen of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nova zijn. De bestuursrechter kan als geen sprake is van nova aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd ook tot het oordeel komen dat het afwijzen van een verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is.
4. Eiser voert aan dat hij bij de eerdere aanvragen nog niet de beschikking had over de [naam] rapportages. Volgens hem is bij de aanvraag uit 2012 gebleken dat er geen informatie was over zijn psychische problematiek in de periode dat hij [leeftijd] jaar was. In de aanvraagprocedure in 2017 heeft eiser verweerder gemachtigd om medische gegevens bij [naam] op te vragen, maar daar heeft verweerder geen gebruik van gemaakt. Verweerder heeft toen aangegeven dat als eiser nog andere gegevens had, hij die kon opsturen naar verweerder en dan beoordeeld zou worden of die gegevens tot een ander besluit zouden leiden. Het mag eiser daarom nu niet tegengeworpen worden dat hij dat eerder niet deed, aldus eiser.
5. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
6. De rechtbank is van oordeel dat de [naam] rapportages eerder overgelegd hadden kunnen worden. Het lag op de weg van eiser om deze stukken al bij de eerste aanvraag op te vragen. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat dit niet mogelijk was. De rechtbank komt net als verweerder tot de conclusie dat er geen nova zijn. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat hem niet mag worden tegengeworpen dat hij de rapportages niet eerder heeft overgelegd. Een brief waarin zou staan dat verweerder heeft gezegd dat hij op een later moment stukken mocht indienen, is niet overgelegd. De rechtbank kan daarom niet nagaan of sprake is van een toezegging door verweerder en evenmin of die dan ook ziet op het verleden. Het is immers ook denkbaar dat verweerder alleen heeft bedoeld dat eiser – wanneer hij nieuwe stukken zou overleggen – alleen voor de toekomst nog in aanmerking zou komen voor een Wajong-uitkering. Ten slotte is er ook geen grond om te oordelen dat de afwijzing van de aanvraag evident onredelijk zou zijn. Eiser heeft dus geen recht op een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht.
7. Voor de periode na het herzieningsverzoek moet het bestuursorgaan een belangenafweging maken en moet bij de bestuursrechter een minder terughoudende toets plaatsvinden. Het is met een evenwichtige en zorgvuldige belangenafweging niet verenigbaar dat een besluit waarbij ten onrechte geen of een te lage aanspraak is toegekend, blijvend aan de aanvrager zou worden tegengeworpen.
8. Op de aanvraag van eiser is het toetsingskader uit de Wajong 2015 van toepassing. Jonggehandicapte is de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
9. Eiser betoogt dat uit de [naam] rapportages volgt dat eiser op zijn 17e en 18e verjaardag volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. In die rapportages staat namelijk dat eiser een antisociale gedragsstoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis had. Door die stoornissen kan eiser niet in een gezagsverhouding functioneren. Hij kan dus geen arbeid verrichten. Eiser wijst er ook op dat behandeling niet reëel was volgens de rapportages. Dat benadrukt volgens hem de ernst van de problematiek.
10. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de [naam] rapportages dat eiser op zijn [leeftijd] en [leeftijd] jaar gedragsproblemen had, maar dat er geen duidelijk omschreven beperkingen voor arbeid naar voren komen. Ook wordt er geen specifieke psychiatrische behandeling geadviseerd of geïndiceerd. Daarom kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gesteld worden dat de karakterstructuur van eiser toen niet meer te beïnvloeden was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uit het voorgaande geconcludeerd dat er geen specifieke duurzame beperkingen op grond van de aanwezige informatie kunnen worden vastgesteld.
11. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de [naam] rapportages staat inderdaad dat er geringe behandelmogelijkheden zijn van de gedragsproblemen van eiser, maar dit brengt nog niet met zich mee dat sprake was van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De [naam] rapportages gaan ook niet in op de mogelijkheden van eiser om te werken. De rechtbank kan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat niet meer is vast te stellen dat eiser duurzame beperkingen had dan ook volgen. Verweerder heeft daarom terecht vastgesteld dat eiser ook voor de toekomst geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.