ECLI:NL:RBAMS:2020:4125

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3516
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor het veranderen en vergroten van kelders en begane grond in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning voor het veranderen en vergroten van kelders en de begane grond van twee gebouwen in Amsterdam. Eiseres, die in het benedenhuis van een van de gebouwen woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, omdat deze in strijd zou zijn met het bestemmingsplan en de beleidsregels voor omgevingsvergunningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft gekregen op basis van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarmee van het bestemmingsplan is afgeweken. Eiseres heeft aangevoerd dat de vergunning niet in lijn is met de beleidsregels en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar belangen, zoals de vrees voor wateroverlast en overlast door bouwwerkzaamheden.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het college van burgemeester en wethouders in redelijkheid de omgevingsvergunning kon verlenen. De rechtbank oordeelde dat de gevreesde wateroverlast en de overlast van de bouwwerkzaamheden niet zodanig zijn dat dit een belemmering voor de vergunningverlening zou moeten zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vergunninghouder zich aan de voorschriften moet houden die zijn verbonden aan de vergunning, en dat eiseres handhaving kan verzoeken als deze voorschriften niet worden nageleefd. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3516

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: [naam] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam], gevestigd te [vestigingsplaats] , (gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van de kelder en de begane grond van de gebouwen [adres 1] en [adres 2] , met behoud van bestemming daarvan tot woning en winkel, en af te wijken van de regels van het bestemmingsplan “ [buurt] ” (het bestemmingsplan).
Bij besluit van 21 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een nader stuk, een reactie op het verweer, ingediend.
Vanwege de maatregelen in verband met het Coronavirus kon de zitting van 21 april 2020 geen doorgang vinden.
De rechtbank heeft verweerder verzocht om een nader verweer en partijen in de gelegenheid gesteld te laten weten of zij op een zitting wilden worden gehoord. Verweerder heeft een nader verweer ingediend en eiseres heeft nog een reactie op dit nadere verweer ingediend. Partijen hebben de rechtbank verder laten weten dat zonder zitting op het beroep kan worden beslist.
Hierna heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres woont in het benedenhuis met beletage aan de [adres 2] te [woonplaats] . Zij huurt haar woning van vergunninghouder, de eigenaar van beide gebouwen. Eiseres verzet zich tegen de verleende vergunning, zowel wat betreft de [adres 2] als nummer [adres 1] .
2. Eiseres heeft bezwaren tegen het veranderen en vergroten van de begane grond door een uitbouw met een kelder(bak) [1] . Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met een aantal regels van het bestemmingsplan. Verweerder heeft onder meer op grond van
artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afgeweken van het bestemmingsplan. Daarbij heeft verweerder getoetst aan de Nota beleidsregels “Omgevingsvergunning [snelweg] ”, stadsdeel [stadsdeel] (hierna: de Beleidsregels).
3. De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheid van verweerder, waarbij verweerder beleidsruimte heeft. Dat wil zeggen dat de rechter zich dient te beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning kon verlenen.
Standpunt eiseres
4. Eiseres heeft, kort samengevat, aangevoerd dat verweerder de vergunning niet in lijn met de Beleidsregels heeft verleend en dat daarnaast de in het bestreden besluit overgenomen overwegingen van de bezwaaradviescommissie over de afwijking van de Beleidsregels onbegrijpelijk zijn. Ook heeft zij aangevoerd dat het vreemd is dat een wijziging van het Bor in 2014 nog altijd niet is verwerkt in deze Beleidsregels. De afwijkingsmogelijkheid gegeven in de Beleidsregels onder paragraaf 4.5 onder 1 is ten onrechte gebruikt, omdat deze niet is gemotiveerd door de aanvrager. In het besluit blijkt verder niet van een belangenafweging, waarbij ook de belangen van eiseres zijn betrokken. Eiseres stelt in dit verband dat zij, als huurster, tevreden is met de huidige indeling en omvang van haar woning, en geen uitbreiding wenst waardoor zij 4 meter dichter op de achterburen (een middelbare school) komt te wonen en ook niet zit te wachten op een uitbreiding bij de buren (een bedrijf) waardoor de overlast mogelijk kan toenemen. Zij heeft ook aangevoerd dat het Waternetadvies in de beslissing op bezwaar verkeerd is verwoord. Zij vreest daarnaast voor een toename van wateroverlast als gevolg van de onderkeldering van de uitbouw, hetgeen als zwaarwegend algemeen belang bij de beslissing om af te wijken van de Beleidsregels betrokken had moeten worden. Tot slot vreest zij voor overlast gedurende de (ver)bouwwerkzaamheden.

Beleidsregels

5.1.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres over de toepassing van de Beleidsregels aldus dat zij de motivering in het bestreden besluit niet te volgen vindt en dat ten onrechte slechts verwezen is naar de Beleidsregels, terwijl (in elk geval ten dele) wordt afgeweken van de Beleidsregels.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de uitbouw en kelder in strijd zijn met paragraaf 4.3, onder meer met artikel 5a van de Beleidsregels. Echter, in de Beleidsregels zelf is in paragraaf 4.5 (Algemene bepalingen) onder artikel 1 een mogelijkheid opgenomen om van de Beleidsregels af te wijken. Mede gelet op het nader verweer en het primaire (in stand gelaten) besluit, stelt de rechtbank vast dat verweerder op grond van deze mogelijkheid heeft willen afwijken van de Beleidsregels. Voor zover in het advies bij het bestreden besluit wordt verwezen naar een afwijking op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft verweerder hier geen toepassing aan gegeven en wordt het advies dus niet gevolgd door verweerder.
5.3.
De rechtbank volgt verder de overweging van verweerder dat het open, groene karakter van de binnentuin niet wordt aangetast door de vergunde kelder van vier meter diep. Zoals deze rechtbank eerder heeft overwogen in een soortgelijke zaak [2] acht de rechtbank dit een ruimtelijke overweging in de zin van artikel 4.5 onder 1 en onder a, die in redelijkheid aanleiding kan geven om af te wijken van de Beleidsregels. Verweerder heeft bovendien bij zijn besluitvorming mogen betrekken dat op grond van (gewijzigde) landelijke regelgeving [3] , die boven lokale regelgeving gaat, de mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken tot een diepte van vier meter zijn verruimd. Dat deze in 2014 doorgevoerde verruiming van 2,5 meter naar 4 meter niet is verdisconteerd in de tekst van de Beleidsregels, maakt dit niet anders. Hoewel genoemde ruimtelijke overwegingen niet door de vergunninghouder/aanvrager zijn aangedragen, hoefde dit verweerder er niet van te weerhouden om van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik te maken.
Belangenafweging, Waternet en overlast
6.1.
De rechtbank stelt vast dat in (het advies bij) het bestreden besluit weliswaar een expliciete belangenafweging, naast de in de Beleidsregels verdisconteerde belangenafweging, ontbreekt, maar dat dit niet betekent dat verweerder de betrokken belangen van eiseres niet heeft afgewogen en de gevolgen niet heeft beoordeeld. Uit het nader verweer en het primaire besluit leidt de rechtbank namelijk af dat verweerder haar belangen heeft onderkend maar dat verweerder niet heeft ingezien dat de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van eiseres of de mate van hinder zodanig zijn dat verweerder in redelijkheid geen omgevingsvergunning kon verlenen. De rechtbank volgt verweerder hierin.
6.2. Wat betreft de gevreesde wateroverlast en het Waternetadvies wordt als volgt overwogen. Het standpunt van eiseres dat te verwachten wateroverlast een aspect is dat bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid een rol dient te spelen wordt niet gevolgd.
In het bestreden besluit is het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen. Het advies is om het primaire besluit in stand te laten [4] , met dien verstande dat hieraan het
aanvullende voorschrift wordt verbonden dat het advies van Waternet ten aanzien van de barrièrewerking als voorwaarde in acht dient te worden genomen. Dit Waternetadvies luidt [5] , samengevat, om in ieder geval geen gebruik te maken van verloren damwanden en onder en rondom de kelderbak grondverbetering toe te passen. Het advies luidt verder dat als gebruik van verloren damwanden toch noodzakelijk blijkt te zijn, daarin gaten aangebracht moeten worden, en aangetoond moet worden dat de grootte van de gaten en het aantal gaten voldoende is. Indien een geohydrologisch onderzoek wordt uitgevoerd, ontvangt Waternet dat graag om te beoordelen. Het is de rechtbank niet gebleken dat het Waternetadvies verkeerd in het advies van de bezwaarschriftencommissie is verwoord.
6.3.
De rechtbank constateert wel dat de omgevingsvergunning geen (extra) expliciet voorschrift bevat met daarin het advies van Waternet, terwijl dit wel de bedoeling is geweest van verweerder. Het advies van de bezwaarschriftencommissie is immers overgenomen in het bestreden besluit en in het verweer wordt geen ander standpunt ingenomen. Dit betekent dat op grond van het bestreden besluit én het primaire besluit (de omgevingsvergunning zelf) tezamen, het voorschrift is gesteld. Vergunninghouder dient zich dan ook aan dit voorschrift te houden. Indien vergunninghouder het advies van Waternet niet in acht neemt, kan eiseres om handhaving verzoeken.
6.4.
De door eiseres gestelde overlast van de bouwwerkzaamheden is ten slotte ook geen belang dat moet worden betrokken bij de vergunningverlening. Om deze hinder zoveel mogelijk te voorkomen, worden aan de vergunning standaard voorschriften verbonden. Eiseres kan, wanneer zij overlast ervaart, verzoeken om handhaving van de vergunningvoorschriften over het beperken van hinder tijdens het uitvoeren van de bouw (en sloop)werkzaamheden [6] , indien vergunninghouder zich niet houdt aan deze voorschriften.
Conclusies
7.1.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het college voor het bouwplan in redelijkheid een omgevingsvergunning kon verlenen. Het beroep is daarom ongegrond. Eiseres wordt dus niet in het gelijk gesteld.
7.2.
Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Pasteuning, griffier
.De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
de griffier is verhinderd
om deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Eiseres heeft zich in haar beroep niet gericht tegen de zogenoemde koekoeken.
3.Het Besluit omgevingsrecht (Bor).
4.Zie paragraaf 6, p. 4 van het advies (achter het bestreden besluit gevoegd).
5.Zie kopje “Beoordeling Waternet” onder “Barrièrewerking” en dan de tweede alinea, p. 11 van het primaire besluit.
6.Zie p. 15 en 16 van het primaire besluit.