ECLI:NL:RBAMS:2020:4187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
AWB 19 / 3660
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op basis van zelfredzaamheid en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de gemeente Amsterdam over de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang. De eiser, een man uit Ghana, had zijn gezin naar Nederland gehaald, maar kon geen woning voor hen vinden en raakte dakloos. De gemeente concludeerde dat eiser en zijn gezin zelfredzaam genoeg waren om zonder maatschappelijke opvang te kunnen functioneren, en wees de aanvraag af. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor maatschappelijke opvang, omdat hij voldoende zelfredzaam was, ondanks zijn dakloosheid. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor huisvesting primair bij de eiser ligt. Eiser had wel recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de gemeente moesten worden vergoed. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 1837,50, inclusief het griffierecht van € 47,-. De uitspraak benadrukt de rol van zelfredzaamheid in de beoordeling van aanvragen voor maatschappelijke opvang en de verantwoordelijkheden van zowel de gemeente als de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 19/3660

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigden: [naam] en [naam] )
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder (hierna: de gemeente)
(gemachtigde: [naam] ).

Conclusie

1. De rechtbank stelt eiser niet in het gelijk. De gemeente mocht de aanvraag van eiser om een woning via de maatschappelijke opvang afwijzen, omdat eiser en zijn gezin zelfredzaam zijn en de gemeente hen op dit moment opvangt en begeleidt in de crisisopvang. Eiser heeft wel recht op een vergoeding van de kosten, die hij maakte voor deze procedure. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak en wat gebeurde er tijdens de procedure?
2.1.
Eiser woont sinds 2009 in Nederland en heeft zijn gezin uit Ghana laten overkomen om bij hem te wonen. Er werd steeds vaker geroofd in het dorp waar zijn gezin woonde en hij kon hier niet mee leven. Hij had met zijn huisbaas in Nederland overlegd en deze vond het goed dat zijn vrouw en drie kinderen naar Nederland kwamen om zich bij eiser te voegen in zijn kamer, die hij huurde. Na aankomst van het gezin heeft de huisbaas zich bedacht. Eiser kon geen woning vinden, omdat hij te weinig verdient. Hij kwam op straat en heeft zich aangemeld voor de noodopvang. Eiser voelt de verantwoordelijkheid voor zijn gezin als zware belasting. Hij heeft zich jarenlang zelf goed gered en belangrijke dingen zelf geregeld (werk, woning etc.).
2.2.
Op 17 december 2018 (hierna: eerste aanvraag) heeft eiser zich met zijn gezin gemeld bij het Centraal Meldpunt Dakloze Gezinnen. Op 3 januari 2019 is eiser toegelaten tot de crisisopvang. De GGD screende eiser vervolgens en kwam in een advies van
14 januari 2019 tot de conclusie dat eiser voldoende zelfredzaam is. Volgens het beleid van de gemeente komen mensen alleen in aanmerking voor maatschappelijke opvang, als zij onvoldoende zelfredzaam zijn. De gemeente concludeerde daarom in het besluit van
13 februari 2019 dat eiser niet in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang.
2.3.
Eiser heeft op 18 april 2019 een nieuwe aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang (hierna: tweede aanvraag). In een brief van 25 april 2019 heeft de gemeente gereageerd op deze aanvraag door aan te geven dat er al een besluit is genomen, waarin de aanvraag van eiser is afgewezen. In het besluit van 26 juni 2019 heeft de gemeente het bezwaar van eiser tegen de brief van 25 april 2019 niet-ontvankelijk verklaard. De gemeente vindt dat de brief een informatieve brief was. Er is daarom geen sprake van een weigering om een besluit te nemen.
2.4.
De rechtbank hield zitting in deze zaak op 2 september 2019 en sloot het onderzoek. De rechtbank heropende de zaak op 8 oktober 2019 omdat zij nog een aantal vragen had aan partijen. De gemeente en de gemachtigde van eiser hebben hier een schriftelijke reactie op gegeven. Partijen gaven de rechtbank toestemming om zonder nog een extra zitting uitspraak te doen.

Is er sprake van een besluit?

3. De rechtbank heeft in haar beslissing van 8 oktober 2019 geoordeeld dat, anders dan de gemeente stelt, de brief van 25 april 2019 een besluit is tot afwijzing van de aanvraag om maatschappelijke opvang onder verwijzing naar de eerder afwijzende beslissing van
13 februari 2019. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het besluit van 26 juni 2019 vernietigen. Omdat de besluitvorming van de gemeente op dit punt niet klopt, heeft eiser recht op een vergoeding van de proceskosten.
Mocht de gemeente de aanvraag afwijzen met een verwijzing naar een eerder besluit?
4.1.
De gemeente is in haar reactie van 29 oktober 2019 van mening dat eiser op het moment van zijn tweede aanvraag geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot een ander oordeel dan in het besluit van 13 februari 2019. De gemeente vindt dat zij de tweede aanvraag terecht heeft afgewezen, onder verwijzing naar het eerdere besluit van 13 februari 2018. De rechtbank volgt dit standpunt van de gemeente. Dit betekent wel dat de gemeente het bezwaar van eiser ongegrond had moeten verklaren in plaats van
niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank verklaart het bezwaar van eiser ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank legt haar oordeel hieronder uit.
Wanneer heeft een burger recht op de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang?
4.2.
Artikel 1.1.1 van de Wmo definieert opvang als onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Uit de toelichting op deze bepaling blijkt dat iemand aanspraak kan maken op onderdak vanuit de Wmo
als diegene zijn thuissituatie heeft verlaten en niet in staat blijkt voor zichzelf vervangend onderdak te regelen. In dat geval kan iemand zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving, aldus de toelichting bij de Wmo. Wanneer het gaat om personen die de thuissituatie hebben verlaten om op vakantie of op avontuur te gaan of op zoek te gaan naar werk, is voor het bieden van opvang door de gemeente geen aanleiding. Van dergelijke personen mag worden verwacht dat zij zelf zorg dragen voor onderdak. [1]
4.3.
De maatschappelijke opvang is een maatwerkvoorziening die de gemeente biedt op grond van de Wmo, waarin iemand langdurige huisvesting en begeleiding kan krijgen via een persoonlijk traject. Het doel is om uiteindelijk weer zelfstandig(er) te kunnen wonen. Burgers die zes maanden of langer in de maatschappelijke opvang zitten, kunnen uitstromen naar een zelfstandige woning.
4.4.
Zoals de rechtbank in een eerdere uitspraak overwoog, klopt de stelling van de gemeente dat er geen recht bestaat op maatschappelijke opvang als er alleen sprake is van een huisvestingsprobleem. [2] De Wmo noemt als uitgangspunt van onze samenleving dat mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven en dus ook voor een dak boven hun hoofd. Dit is onlangs ook bevestigd door de hogerberoepsrechter. [3] Uit de uitspraak van de hogerberoepsrechter blijkt dat in het concrete geval moet worden beoordeeld of de burger door problemen bij het zich handhaven in de samenleving niet in staat is zelf in onderdak voor hem (en zijn gezin) te kunnen voorzien. De vraag is wanneer kan hier sprake van zijn? Met andere woorden: Wanneer is de gemeente op grond van de Wmo verantwoordelijk voor structurele opvang in de vorm van een maatwerkvoorziening?
4.5.
De rechtbank benadrukt allereerst dat het niet gaat om het (on)vermogen om een
woningte vinden. De aanvrager moet ook niet beschikken over andere vormen van onderdak die de situatie van dakloosheid kunnen opheffen. [4] Volgens het beleid van de gemeente gaat het vooral om situaties waarin burgers zeer beperkt zelfredzaam zijn op de leefgebieden psychiatrie en verslaving. [5] Deze groep is niet in staat om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. In situaties waarin de aanvrager met een gezin wel zelfredzaam is, worden ze tijdelijk door de gemeente opgevangen in de crisisopvang. De crisisopvang is een algemene voorziening van de gemeente en behelst kortdurend voltijd verblijf voor gezinnen die feitelijk dak- en thuisloos zijn. Het doel van de crisisopvang is dat betrokkenen en hun kinderen tot rust komen en dat wordt gekeken naar de mogelijkheden voor een meer structurele oplossing, zoals gezinsopvang. Het gezin moet meewerken aan een traject dat gericht is op het opheffen van de situatie van dakloosheid en het herstel naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan. [6]
4.6.
De rechtbank oordeelt dat, naast de situatie waarin een ouder zeer beperkt zelfredzaam is op de leefgebieden psychiatrie en verslaving, de gemeente ook verantwoordelijk is voor het bieden van structurele opvang en begeleiding aan een dakloos gezin wanneer zij voldoen aan de volgende voorwaarden: 1) het gezin heeft alles in het werk gesteld om vervangend onderdak te organiseren, 2) ook met de begeleiding in de crisisopvang is het gezin niet in staat om een structurele oplossing te vinden voor de situatie van dakloosheid, 3) en het gezin had de hulpvraag niet redelijkerwijs van te voren kunnen voorzien en voorkomen. [7] Bijvoorbeeld de situatie dat een gezin (r)emigreert naar Nederland, zonder eerst huisvesting te regelen, terwijl zij hiertoe wel de mogelijkheid had.
Als voldaan is aan deze voorwaarden kan niet meer worden gesproken van slechts een huisvestingsprobleem als gevolg van de woningnood, maar dan blijkt iemand niet in staat te zijn om vervangend onderdak te organiseren. In dat geval kan iemand zich niet op eigen kracht handhaven in de samenleving, aldus de toelichting bij de Wmo. De gemeente is ook in die situatie dus op grond van de Wmo verantwoordelijk voor het bieden van structurele opvang en begeleiding. De rechtbank benadrukt dat het hier gaat om uitzonderlijke situaties, omdat uit ervaring van de gemeente blijkt dat mensen in de crisisopvang die alles in het werk stellen om (met begeleiding) een woning buiten [woonplaats] te vinden, deze ook vinden.
Heeft eiser recht op maatschappelijke opvang?
Standpunt gemeente
4.7.
Uit het GGD-advies van 14 januari 2019 blijkt dat eiser een zelfredzame man is die door de komst van zijn gezin uit het buitenland dakloos is geraakt en zelfstandig niet uit deze situatie lijkt te komen. Daarom is eiser opgevangen in de crisisopvang. Volgens het beleid van de gemeente komen mensen alleen in aanmerking voor maatschappelijke opvang, als zij onvoldoende zelfredzaam zijn. De gemeente concludeerde daarom in het besluit van
13 februari 2019 dat eiser niet in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang.
Uit de nadere reactie van de gemeente van 29 oktober 2019 blijkt dat de begeleiders van eiser van [naam] in de crisisopvang hebben gezegd dat eiser heel lang niet buiten [woonplaats] heeft willen reageren op een woningaanbod en de samenwerking daarin traineerde. Eiser reageert nu sinds kort ook buiten [woonplaats] . Eiser wil verder geen gebruik maken van andere aangeboden hulpverlening, zoals de inzet van [naam] . Hij vindt zich als ouder voldoende vaardig om de kinderen in deze moeilijke situatie te begeleiden. Verder gaat eiser iedere dag naar zijn werk en doet hij zijn eigen administratie en andere (financiële) regelzaken.
Standpunt eiser
4.8.
Eiser heeft behoefte aan structurele opvang, vooral voor zijn kinderen. Zijn jongste kind is ten tijde van de tweede aanvraag geboren. Indien hij in aanmerking komt voor de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang is er perspectief op een snelle uitstroom naar een omslagwoning, zodat de kinderen dichtbij de opvanglocatie naar school kunnen en geen dreiging meer kennen van verdere wisselingen van opvang. Eiser stelt dat hij in eerste instantie heeft geprobeerd zijn baan te behouden door in de buurt van [woonplaats] naar woningen te zoeken. Hij werkt nu hard aan het reageren op woningen overal in het land.
Oordeel rechtbank
4.9.
De rechtbank heeft begrip voor eisers situatie, maar de gemeente heeft naar aanleiding van het advies van de GGD eerder al beslist dat eiser met opvang en begeleiding in de crisisopvang in staat moet worden geacht zelf in onderdak voor hem en zijn gezin te kunnen voorzien. Eiser heeft altijd zijn eigen onderdak geregeld, heeft een baan en regelt zijn eigen financiële zaken. Verder krijgt hij ook tijdelijke opvang en ambulante begeleiding om een oplossing voor zijn huisvestingsprobleem te vinden. Volgens de gemeente heeft eiser weliswaar geen sociaal netwerk in Nederland, maar zijn er nog ongebruikte mogelijkheden voor eiser om een woning buiten [woonplaats] te zoeken. Dit kan ook van eiser verwacht worden, omdat de gemiddelde inschrijfduur om een sociale huurwoning in [woonplaats] negen jaar is. In dit kader is ook van belang dat eiser de hulpvraag redelijkerwijs had kunnen voorkomen door eerst een woning te regelen voor zijn gezin, voordat hij ze liet overkomen. De rechtbank volgt het standpunt van de gemeente dat eiser (nog) in staat is om zelf elders onderdak te organiseren. Dat eiser een vierde kind heeft gekregen en sinds kort wel zoekt naar woningen buiten [woonplaats] doet hier niks aan af. Deze aspecten maken namelijk niet dat eiser niet meer in staat is om zelf een dak boven zijn hoofd en dat van zijn gezin te regelen. De gemeente wees de aanvraag om maatschappelijke opvang daarom ook op goede gronden af met een verwijzing naar het besluit van 13 februari 2019.

Had de gemeente anders moeten oordelen vanwege de belangen van de kinderen?

5.1.
Uit artikel 3 van het internationale Verdrag inzake de Rechten van het kind (IVRK) volgt dat dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van die kinderen moeten worden betrokken. De bestuursrechter moet in dit verband toetsen of de gemeente zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en of zij bij de uitoefening van haar bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven. [8]
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat eiser in staat wordt geacht zelf voor huisvesting te zorgen. Het is dus primair eisers verantwoordelijkheid om huisvesting voor zijn kinderen te regelen, die de levensomstandigheden waarborgen die nodig zijn voor de ontwikkeling van zijn kinderen. [9] De rechtbank oordeelt dat de gemeente voldoende heeft gedaan om de ontstane dakloosheid tijdelijk te ondervangen en de belangen en rechten van de kinderen te waarborgen. Met de crisisopvang wordt voorkomen dat er een acute noodsituatie ontstaat voor het gezin. De rechtbank begrijpt dat de crisisopvang geen ideale situatie is voor de kinderen van eiser. Het gezin woont ten tijde van de uitspraak al een jaar op één kamer en ze delen verschillende voorzieningen met de andere gezinnen in de crisisopvang. Deze voorzieningen zijn niet altijd hygiënisch. Door de baby wordt de nachtrust van de andere kinderen verstoord, wat maakt dat ze vaker vermoeid zijn. Verder is het een tijdelijke voorziening en is de toekomst onzeker. Dit maakt echter niet dat de crisisopvang ongeschikt is, als tijdelijke voorziening ter ondersteuning van de ouders om een meer structurele oplossing te vinden. Daarbij vindt de rechtbank ook van belang dat in de meer structurele maatschappelijke opvang (waarin personen begeleid worden naar een eigen woning) slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar is. Dit betekent dat het verstrekken van opvang aan eiser en zijn gezin tot gevolg heeft dat andere personen, die niet in staat zijn zichzelf in de samenleving te handhaven, geen gebruik kunnen maken van deze opvang.

Wat zijn de proceskosten waar eiser recht op heeft?

6.1
Zoals de rechtbank in overweging 3. heeft overwogen, heeft eiser recht op een vergoeding van de kosten, die hij maakte voor deze procedure.
6.2.
De rechtbank bepaalt dat de gemeente aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt. De rechtbank veroordeelt de gemeente in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1837,50,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit zoals dit is gewijzigd bij het besluit van xx ongegrond;
- draagt de gemeente op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de gemeente in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1837,50,-.
Dit is de uitspraak van mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, tot stand gekomen met ondersteuning van mr. A. Teggelaar, gerechtsjurist
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2020.
Rechter
Gerechtsjurist
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen. [10]
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2013-20174, 33 841, nr. 3, p. 122.
2.Tussenuitspraak van 13 september 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:6760. Te vinden op
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3446.
4.Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019
5.Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019
6.Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019
7.De rechtbank verwijst hierbij naar de toelichting op artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo. Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, nr 3, p.148.
8.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3446.
9.Zie artikel 27, tweede lid, van het IVRK en de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 8 november 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3008.
10.Op de website www.rechtspraak.nl kunt u digitaal hoger beroep instellen.