In deze zaak vorderde Lease Express B.V. betaling van openstaande leasekosten van Comfort Food Company B.V. (CFC) voor drie bezorgscooters. De procedure begon met een dagvaarding op 12 september 2019, waarna een mondelinge behandeling plaatsvond op 14 januari 2020. Lease Express stelde dat CFC de leaseovereenkomsten op 1 mei 2019 had opgezegd, maar dat deze opzegging niet rechtsgeldig was omdat de overeenkomsten niet tussentijds konden worden beëindigd. CFC voerde aan dat de scooters onveilig waren en dat Lease Express haar verplichtingen niet nakwam, wat leidde tot een buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomsten op 9 mei 2019.
De kantonrechter oordeelde dat CFC haar verplichtingen uit de leaseovereenkomsten moest nakomen tot het einde van de overeengekomen duur, omdat er geen voldoende gronden waren voor ontbinding. De rechter concludeerde dat de storingen die CFC had gemeld, niet leidden tot verzuim aan de zijde van Lease Express. De kantonrechter wees de vordering van Lease Express toe, inclusief hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde CFC in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 3 september 2020.