ECLI:NL:RBAMS:2020:4411

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
20/1078
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van kostenvergoeding voor rechtsbijstand in strafzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 28 augustus 2020, is het verzoek van verzoekster om een kostenvergoeding voor haar raadsman toegewezen. Verzoekster had een verzoekschrift ingediend om een vergoeding van € 721,47 voor de kosten van de raadsman en € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster, na de inbeslagname van haar voertuig op 5 december 2019, zowel het CVOM om teruggave had verzocht als een klaagschrift ex artikel 552a Sv had ingediend. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding moest worden afgewezen, omdat het indienen van een klaagschrift niet afhankelijk is van een voorafgaand verzoek om teruggave. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, gezien de omstandigheden van de zaak, er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de kosten van de raadsman te vergoeden. De rechtbank heeft de werkelijke kosten vergoed, omdat er geen sprake was van bovenmatige kosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als verzoekster.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/294003-19
RK: 20/1078
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteland] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman, mr. C.C.J. Tuip, [adres]
verzoekster.

1.Procesgang

Het verzoekschrift is op 24 februari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 24 maart 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
In verband met de coronamaatregelen heeft met instemming van de raadsman van verzoekster en de officier van justitie geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. Zij hebben schriftelijk op elkaars standpunt gereageerd.

2.Inhoud van het verzoekschrift en standpunt van de verdediging

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 721,47 voor de kosten van de raadsman en € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
De raadsman van verzoekster heeft aangevoerd dat verzoekster zowel het CVOM heeft verzocht om tot teruggave over te gaan als kort hierna een klaagschrift ex artikel 552a Sv heeft ingediend vanwege de duur van een dergelijke procedure. Verzoekster werd zeer ernstig bezwaard door de inbeslagname van haar voertuig en had er om die reden belang bij om naast de procedure ex artikel 552s Sv het Openbaar Ministerie te verzoeken tot teruggave.
Kort na de beslissing, meer specifiek op 15 januari 2020, heeft de raadsman bij de strafgriffie van de rechtbank Amsterdammiddels een machtiging verzocht om het klaagschrift in te trekken. Pas op 20 januari 2020 ontving de raadsman de beschikking van de rechtbank Amsterdam (van 10 januari 2020) waarin het beklag gegrond is verklaard. Verzoekster heeft alles in het werk gesteld de kosten voor deze procedure te beperken.
Kortom, verzoekster is van mening dat er gelet op haar belangen gronden van billijkheid zijn om over te gaan tot toewijzing van de verzochte vergoeding.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van € 721,47 moet worden afgewezen. Naar het oordeel van het Openbaar Ministerie is voor het indienen van een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering niet vereist dat voorafgaand hieraan het Openbaar Ministerie op een andere, meer informele wijze wordt verzocht om teruggave. Het niet voorafgaand verzoeken om teruggave kan wel een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. [1]
Verzoekster heeft een dag na het indienen van het verzoek tot teruggave aan de officier van justitie een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering ingediend bij de rechtbank, zonder het antwoord van de officier van justitie af te wachten. Na de beslissing van de officier van justitie tot teruggave van 19 december 2019 heeft verzoekster haar klaagschrift niet ingetrokken, ondanks dat het Openbaar Ministerie de raadsman hierop heeft gewezen.
Het Openbaar Ministerie acht dan ook geen gronden van billijkheid aanwezig voor een toekenning van de verzochte vergoeding. Dit verzoek moet dan ook worden afgewezen.
Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het bedrag dient te worden gematigd. Gelet op het feit dat beklagzaken juridisch eenvoudig van aard zijn en een vast stramien volgen, kunnen voor de werkzaamheden ten behoeve van de beklagprocedure forfaitaire bedragen worden gehanteerd. Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij verzoeken ex artikel 533 Sv. De forfaitaire vergoeding van kosten in de beklagprocedure bedraagt € 830,- inclusief BTW, zijnde € 550,- inclusief BTW voor kosten rechtsbijstand in de 552a Sv-procedure en € 280,- inclusief BTW voor het indienen van het verzoekschrift.

4.Beoordeling

4.1
Inhoud van het dossier
Op 5 december 2019 is het voertuig van verzoekster (met kenteken 9G65BJ) in beslag genomen. Ondanks verzoeken aan de officier van justitie op diezelfde dag heeft dit niet geleid tot teruggave. Vervolgens is namens verzoekster een klaagschrift ex artikel 552 Sv ingediend.
Op 19 december 2019 heeft de officier van justitie per e-mail gereageerd op het verzoek tot teruggave van 5 december 2019 en beslist tot teruggave van het voertuig.
Op 10 januari 2020 heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave gelast van de auto aan verzoekster.
4.2
Toetsingskader
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman.
Gelet op de beschikking van de raadkamer van 10 januari 2020 was de auto op dat moment vermoedelijk nog niet aan verzoekster geretourneerd. Er was kennelijk nog een beslissing te nemen op het beslag en er is besloten tot teruggave. Blijkens de overwegingen heeft de officier van justitie zich toen ook niet verzet tegen teruggave aan klager. Tegen die achtergrond acht de rechtbank het billijk een vergoeding toe te kennen voor de kosten die in het kader van de artikel 552a Sv-procedure zijn gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand. Hierbij wordt niet uitgegaan van een forfaitair bedrag, maar worden de werkelijke kosten vergoed, tenzij gronden van billijkheid vragen om matiging van die kosten. Dat is niet het geval. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde factuur en urenspecificatie. Van in het oog springende bovenmatigheid is geen sprake en dus zal de gevraagde vergoeding worden toegekend.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen en daarbij, gelet op de uitgebreide schriftelijke uitwisseling van standpunten nu wegens de uitbraak van het coronavirus is afgezien van een mondelinge behandeling, uitgaan van het bedrag van € 550,-.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 721,47 (zevenhonderdeenentwintig euro zevenenveertig) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2020.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.271,47 (duizendtweehonderdeenenzeventig euro zevenenveertig) op IBAN-nummer [nummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Stroobach & Dijkers advocaten, onder vermelding van vergoeding 530 Sv, inzake: [verzoeker] /Staat.
Aldus gedaan op 28 augustus 2020
door mr. R.C.J. Hamming, rechter.

Voetnoten

1.De officier van justitie verwijst naar het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 september 2019 met ECLI-nummer ECLI:NL:GHAMS:2019:3418.