3.2.1Feiten en omstandigheden
[naam kind] is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren. Zij is de dochter van [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en [naam moeder] . [medeverdachte] heeft de Indiase nationaliteit en [naam moeder] heeft de Nederlandse en de Pakistaanse nationaliteit. [naam kind] heeft de Nederlandse nationaliteit. Na een verblijf in India is [naam moeder] op 7 december 2014 met [naam kind] en haar oudere dochter [naam dochter] vanuit India naar Nederland gekomen. In de loop van 2015 zijn zowel [medeverdachte] (in India) als [naam moeder] (in Nederland) echtscheidingsprocedures begonnen, waarin geprocedeerd werd — zowel in Nederland als in India — over het gezag over [naam kind] . [naam kind] verbleef van december 2014 bij haar moeder in Nederland, tot zij in de ochtend van 29 september 2016 in Amsterdam vanuit de woning van de oma van [naam kind] werd meegenomen door een aantal mannen.
De rechtbank stelt de feiten en omstandigheden vast aan de hand van de verklaringen van [naam 2] , de aangifte van [naam moeder] , de verklaringen van de getuigen ter plaatse, de bij de medeverdachten aangetroffen documenten en diverse zich in het dossier bevindende stills van camerabeelden.
De rechtbank neemt de verklaringen van [naam 2] , die op 11 juli 2019 door de rechtbank (inmiddels onherroepelijk) is veroordeeld, als belangrijk uitgangspunt voor de feitenvaststelling om de volgende redenen. Hij heeft zich als enige van de betrokkenen kort na het uitgaan van het Amber Alert bij zijn advocaat en vervolgens bij de politie gemeld. Hij heeft als enige uitvoerig en consistent verklaard. Hij heeft niets verklaard wat niet overeenkomt met de inhoud van het dossier. Zo vindt de door [naam 2] beschreven gang van zaken rond de bijeenkomst in het Hilton-hotel, waarvoor hij onder de naam “ [document 1] ” een vergaderruimte huurde, bijvoorbeeld steun in het dossier en de zich daarin bevindende stills van camerabeelden. Met zijn verklaringen heeft hij zichzelf belast. De rechtbank heeft niet de indruk dat [naam 2] zijn rol kleiner heeft gemaakt dan deze was. Anders dan bij de andere medeverdachten worden de verklaringen van [naam 2] niet ontkracht door objectieve bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank volgt [naam 2] daarom voor wat betreft de feitelijke gang van zaken.
De rechtbank gebruikt de verklaringen van de medeverdachten alleen indien deze verklaringen objectieve ondersteuning vinden in het dossier of als de medeverdachten zichzelf belasten.
De voorbereiding van de ontvoering
In de fase voorafgaand aan de ontvoering heeft het volgende plaatsgevonden.
Enige tijd vóór de daadwerkelijke ontvoering is [medeverdachte] op zoek gegaan naar mensen om hem te helpen bij de ontvoering van zijn dochter [naam kind] . [medeverdachte] had daarbij lokale ondersteuning nodig en is bij [naam 3] uitgekomen, met wie hij al zakelijk contact had. [medeverdachte] was de opdrachtgever en de financier van de ontvoering. Verdachte heeft de Indiase nationaliteit en wordt aangeduid als [medeverdachte] ’s neef.
Vóór 17 september 2016 vond een
conference callplaats tussen [medeverdachte] , [naam 4] , [naam 3] en [naam 2] waarin [medeverdachte] zijn probleem heeft voorgelegd. [naam 3] heeft informatie ontvangen en heeft die vervolgens doorgestuurd aan [naam 2] . Dit ‘startpakket’ bestond onder andere uit eerdere observatieverslagen, opgemaakt door Engelsen en Israëliërs, en een begroting voor de kosten van de ontvoering, genaamd ‘ [document 2] ’ en opgemaakt door [naam 4] op 16 september 2016.
23 september 2016
Document ‘concept operatie [document 1] ’
Op 23 september 2016 heeft [naam 2] een plan van aanpak geschreven, het document genaamd ‘concept operatie [document 1] ’. [naam 2] schreef dit document ter voorbereiding op de bijeenkomst de dag erna in Duitsland. In het document is de missie als volgt omschreven: “
Het is onze missie om 2 locaties van de familie vast te stellen en de beste tijd en plaats uit te zoeken teneinde [naam kind] met haar vader te herenigen.”
27 september 2016
In de avond van 27 september hebben [naam 3] , [naam 5] (hierna: [naam 5] en [naam 2] samen gegeten in restaurant De Witte Bergen in Eemnes. [naam 3] had het initiatief genomen om [medeverdachte] te zien. Er is toen besproken dat [naam 4] [naam 1] had ingehuurd en dat hij werd ingevlogen. Hij zou oma rustig houden. [naam 1] zou [naam 2] en verdachte assisteren.
28 september 2016: Hilton-hotel
Op 28 september 2016 heeft [medeverdachte] rond 13.00 uur bij Sixt BV op de luchthaven Schiphol een Renault Espace en een Volkswagen Golf gehuurd die een dag later bij de ontvoering zijn gebruikt. Op de huurovereenkomsten van beide auto’s is ‘ [verdachte] ’ aangemerkt als second driver. Op camerabeelden van Sixt niet veel later in de parkeergarage is verdachte te zien met [medeverdachte] .
Later op de dag vond een bijeenkomst plaats in het Hilton-hotel. [naam 2] kreeg bericht van [naam 3] dat er een ontmoeting moest plaatsvinden op Schiphol. [naam 2] heeft een vergaderruimte gehuurd in het Hilton-hotel vanaf 15.30 uur. Hij heeft de ruimte gehuurd onder de naam ‘ [document 1] ’, de codenaam van het project die alle betrokkenen kenden. Op deze manier zou het voor de anderen duidelijk zijn waar zij moesten zijn. [naam 2] heeft de huur van de ruimte contant betaald met het geld dat hij eerder had ontvangen van [naam 3] , terwijl Splinter dit geld op zijn beurt weer van [medeverdachte] had ontvangen Bij de bijeenkomst waren [naam 2] , [medeverdachte] , [naam 5] en [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en verdachte aanwezig. Tijdens de bijeenkomst is besproken dat het weghalen van [naam kind] bij voorkeur moest plaatsvinden vóór de zitting (
de rechtbank begrijpt: in de lopende civiele procedure) die op vrijdag 30 september 2016 gepland stond. [naam 4] had [naam 2] verzocht een flip-over te huren. Op de flip-over is door [medeverdachte] een schets gemaakt van de straat ( [adres oma] ) van het huis van [naam oma] , de oma van [naam kind] (hierna: oma). [naam 4] heeft [naam 1] bijgepraat, die net was ingevlogen. [naam 2] heeft ook het woord gevoerd. Hij heeft gesproken over wat hij had gezien, wie er zou rijden en wat het plan was voor de dag erna. Tijdens deze bijeenkomst vroeg [naam 4] of er machinepistolen (‘MP5’s’) nodig waren. Daarnaast is besproken dat [naam 5] verdachte na de overdracht weg zou brengen. Hij moest naar dezelfde bestemming als [medeverdachte] , maar hij zou niet meer in de auto passen bij [medeverdachte] , [naam kind] , [naam 4] en [naam 3] vanwege het kinderzitje. De bijeenkomst in het Hilton-hotel op Schiphol heeft ongeveer drie uur geduurd.
Na de bijeenkomst is [naam 2] met [naam 1] en verdachte naar de locatie in Amsterdam gegaan waar de ontvoering zou plaatsvinden, te weten de [adres oma] , het adres van oma. Het plan was dat [naam 1] oma zou tegenhouden en [naam 2] en verdachte met [naam kind] zouden vertrekken. [naam 2] heeft [naam 1] en verdachte die avond rondgereden en hen vervolgens afgezet bij het Centraal Station in Amsterdam.
Rond 23.15 uur kwamen [naam 1] , [medeverdachte] , [naam 4] en verdachte aan bij het Hyatt-hotel in Hoofddorp en boekten zij vier kamers.
29 september 2016: de dag van de ontvoering
Op 29 september 2016 is [naam 2] rond 06.30 uur vertrokken vanuit Bergen naar Amsterdam. Hij
heeft [naam 1] en verdachte opgehaald bij station Diemen Zuid. [naam 2] heeft bij het station de tie-wraps aan [naam 1] gegeven. [naam 1] en verdachte waren op het station afgezet door [medeverdachte] en [naam 4] . [medeverdachte] kwam aan in de Renault en is in de Golf bij [naam 4] gestapt, waarna zij samen naar Hilversum zijn gereden. In eerste instantie is besproken dat [medeverdachte] zelf mee zou gaan om [naam kind] te ontvoeren, maar uiteindelijk heeft hij ervoor gekozen dit niet te doen. [naam 2] is met [naam 1] en verdachte in de Renault gestapt en [naam 2] heeft deze bestuurd. [naam 6] heeft om 08.00 uur waargenomen dat [naam moeder] met haar oudste dochter vertrok richting Hoofddorp. Op dat moment heeft [naam 6] [naam 3] gebeld en doorgegeven dat [naam moeder] was vertrokken. [naam 2] heeft even met [naam 1] en verdachte rondgereden, totdat zij de ‘go’ kregen dat [naam moeder] was vertrokken en [naam kind] alleen met oma zou zijn. Het is onduidelijk wie het bericht heeft gestuurd, maar het kan niet anders dan dat het bericht is gestuurd door [naam 3] , [naam 4] of [medeverdachte] . Zij stonden namelijk samen op de parkeerplaats in Eemnes. Eén van hen heeft aan [naam 1] , [naam 2] en verdachte laten weten dat [naam moeder] weg was. Na ontvangst van het bericht is [naam 2] de [adres oma] op gereden. [naam 2] heeft [naam 1] en verdachte uit de auto gelaten, is voor het huis van oma gestopt, is vervolgens zelf uitgestapt en heeft aangebeld.
Op 29 september 2016 wordt even na 8.00 uur ‘s ochtends door [naam 2] aangebeld op de [adres oma] . [naam kind] verblijft samen met haar oudere halfzus [naam dochter] en haar moeder [naam moeder] regelmatig bij haar oma. Oma opent de deur. [naam 2] doet zich voor als iemand van de Sociale Dienst. Omdat drie mannen voor de deur argwaan zouden wekken, wachten [naam 1] en verdachte even verderop. Als oma de deur opent, wenkt [naam 2] naar [naam 1] en verdachte dat zij ook kunnen komen. [naam 2] vraagt of de moeder van [naam kind] thuis is, waarop oma ontkennend antwoordt. [naam 2] zegt dat hem ter ore is gekomen dat iemand tegen haar zin wordt vastgehouden in de woning. [naam 2] loopt naar binnen. Dan gaan ook [naam 1] en verdachte naar binnen. In de woning zijn op dat moment aanwezig: [naam kind] , oma, [naam tante] (de tante van [naam kind] , hierna: [naam tante] ) en [naam neef] (een neef van [naam kind] ). [naam 1] heeft een document in zijn hand waarvan hij zegt dat dit van de rechtbank is en dat zij [naam kind] komen halen. Dit document blijkt afkomstig te zijn van een sharia-rechtbank in Mumbai, India. [naam tante] pakt het document uit de handen van [naam 1] . Verdachte tilt [naam kind] op en loopt met haar naar de auto. Ook [naam 2] loopt naar buiten. [naam 2] en verdachte stappen met [naam kind] in de Renault Espace waarmee zij waren aangekomen en rijden weg. [naam tante] rent naar buiten, maar blijft bij de deur staan als ze ziet dat de auto al wegrijdt. [naam 1] raakt in een worsteling met oma en [naam tante] . [naam 1] probeert oma en [naam tante] een kamer in te duwen. [naam 1] probeert vervolgens weg te komen, waarbij oma en [naam tante] hem proberen tegen te houden. Oma en [naam tante] proberen met [naam 1] naar buiten te gaan om zo hulp in te roepen van buren. [naam 1] heeft tie-wraps en een taser bij zich. Tijdens zijn poging om te vluchten, slaat [naam 1] [naam tante] met de taser tegen haar hoofd. Buurman [naam buurman] , die oma en [naam tante] te hulp schiet, wordt ook door [naam 1] geraakt met de taser. [naam 1] wordt ter plaatse aangehouden.
[naam 2] komt met verdachte en [naam kind] in de Renault Espace aan bij de parkeerplaats van restaurant De Witte Bergen in Eemnes. Daar staan [naam 3] , [medeverdachte] en [naam 4] naast de Volkswagen Golf op hen te wachten. [naam 5] zit in haar Fiat Punto. Verdachte stapt uit de Renault Espace en stapt, zoals een dag eerder afgesproken, vervolgens bij [naam 5] in. [medeverdachte] stapt met [naam kind] achter in de Golf, met als bestuurder [naam 3] . [naam 4] stapt in de Golf als bijrijder. [naam 3] rijdt vervolgens als eerste weg en korte tijd later volgt [naam 5] in de Fiat. Zij rijden gezamenlijk naar de woning van [naam 3] en [naam 5] in [woonplaats] . [naam 3] heeft vervolgens [naam kind] , [medeverdachte] en [naam 4] naar een andere locatie gebracht, te weten zijn woning in [woonplaats] . Hierna is geprobeerd verder vervoer te regelen via een kennis van [medeverdachte] in Krefeld. [naam 3] heeft [naam kind] , [medeverdachte] en [naam 4] verder Duitsland in gereden en is zelf op een parkeerplaats in Krefeld uit de auto gezet. In overeenstemming met het plan is [medeverdachte] met [naam kind] naar Mumbai, India, gegaan. Tot op heden verblijft [naam kind] naar alle waarschijnlijkheid in India.
3.2.2Overwegingen
Gelet op de feiten en omstandigheden die onder 3.2.1 zijn opgenomen is de rechtbank van oordeel dat beide ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Verdachte wordt vervolgd voor zowel het medeplegen van – kort gezegd – ontvoering (feit 1) als onttrekking aan het wettig gezag (feit 2). Voor alle deelnemingsvormen geldt dat - naast opzet op het gronddelict - ook op het medeplegen opzet moet bestaan.
Opzet op ontvoering
Verdachte was aanwezig bij de bijeenkomst in het Hilton-hotel op 28 september 2016, waar de ontvoering is voor besproken. De rechtbank leidt daaruit af dat hij wist dat het doel was om [naam kind] te ontvoeren, zodat [medeverdachte] haar naar India kon meenemen. Ook was verdachte die dag aanwezig bij de huur van de twee auto’s die op de dag van de ontvoering, mede door hemzelf, zijn gebruikt. Vervolgens heeft hij in de avond van 28 september 2016 een voorverkenning gedaan rond de plaats-delict met [naam 1] en [naam 2] . Bij de feitelijke uitvoering van de ontvoering was hij direct betrokken. Op de ochtend van de ontvoering heeft hij met [naam 2] en [naam 1] rondgereden. Met z’n drieën hebben zij gewacht totdat zij de ‘go’ kregen dat [naam moeder] was vertrokken en [naam kind] alleen met oma zou zijn. Daarna is verdachte samen met [naam 1] en [naam 2] naar de [adres oma] gegaan, heeft hij de woning van oma betreden, [naam kind] opgetild en is met haar vanuit de woning naar de auto gelopen en samen met [naam 2] afgereisd naar Eemnes, waar hij [naam kind] aan [medeverdachte] heeft overgedragen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam kind] .
Opzet op onttrekking wettig gezag
Ten aanzien van het onttrekken van [naam kind] aan het wettig gezag overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank beoordeelt de stand van zaken met betrekking tot het gezag op 29 september 2016 naar Nederlands recht. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op die datum beide ouders wettig gezag hadden over [naam kind] (ECLI:NL:HR:2018:31). Uit de omstandigheid dat verdachte samen met [naam 2] en [naam 1] heeft gewacht totdat [naam moeder] , de moeder van [naam kind] , uit de woning was vertrokken en zij de ‘go’ kregen, leidt de rechtbank af dat het bij verdachte bekend was dat [naam kind] zou worden meegenomen zonder medeweten en toestemming van [naam moeder] . Vervolgens is hij samen met [naam 2] en [naam 1] naar de woning van oma gegaan. [naam 1] kwam mee als ‘deurstopper’ en had tie-wraps en een taser bij zich. Het gebruik van geweld was ingecalculeerd, zoals ook blijkt uit de documenten ‘ [document 1] ’ en ‘ [document 2] ’. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat [naam moeder] het wettig gezag had, zodat het bewijs voor “vol opzet” op het onttrekken daaraan ontbreekt. Echter, op grond van algemene ervaringsregels mag worden aangenomen dat een moeder van een kind het wettig gezag over dit kind heeft. Door onder deze omstandigheden samen met anderen op deze (gewelddadige) manier [naam kind] weg te nemen, bestond de aanmerkelijke kans dat [naam kind] aan het wettig gezag zou worden introkken, welke kans verdachte gelet op zijn gedragingen bewust heeft aanvaard. Opzet op medeplegen
Op grond van de onder 3.2.1 beschreven vaststelling van de feiten en omstandigheden ten aanzien van de feitelijke handelingen van verdachte de dag voor, tijdens en na het wegnemen van [naam kind] acht de rechtbank de materiële bijdrage van verdachte voldoende om van een significante bijdrage te spreken. De samenwerking bestond in de kern uit een gezamenlijke uitvoering. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de planning niet zodanig afweek van de uitvoering, dat gezegd moet worden dat er geen sprake meer was van gezamenlijk opzet. Er was een duidelijke rolverdeling waar iedereen zich aan hield en van op de hoogte was, zoals ook blijkt uit het draaiboek ‘ [document 1] ’ en de feitelijke uitvoering die aan dit vooraf uitgewerkte plan is gegeven. Van opzet op medeplegen was dan ook ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten sprake.
Opzet op geweld
Ten aanzien van de specifieke geweldshandelingen geldt voor alle medeplegers, waaronder verdachte, dat (op z’n minst voorwaardelijk) opzet op die handelingen heeft bestaan. Het is aannemelijk dat geweld zou worden gebruikt, omdat bij het ontvoeren van een kind tegen de wil van degene die daarover (mede) het gezag heeft, in dit geval de moeder, de aanmerkelijke kans bestaat dat geweld moet worden gebruikt. Degene(n) die in nauwe verbintenis tot het kind staat(n) en bij wie het kind zich op dat moment bevindt, zullen dat kind immers niet zomaar laten wegvoeren. Zeker als men — zoals in deze zaak — wetenschap heeft van het feit dat er onmin is tussen de vader en de moeder, bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat van een vrijwillige overgave van het kind geen sprake zal zijn.
De rechtbank stelt bovendien vast dat in het plan van aanpak specifiek staat omschreven dat oma kan worden vastgebonden. Tijdens de bijeenkomst in het Hilton-hotel is daar ook over gesproken. Er zijn daadwerkelijk tie-wraps en een taser meegenomen naar de woning van oma, en de taser is ook gebruikt door [naam 1] . Het plan was dat moeder weg zou zijn en oma met dwingende hand naar de woonkamer zou worden bewogen. [naam 1] zou ‘deurstopper’ zijn, zodat er genoeg tijd zou zijn om [naam kind] naar de auto te brengen waarmee zij naar de plaats van overdracht in Eemnes kon worden gebracht. In het door [naam 2] opgemaakte plan wordt niet alleen een ‘geweldenaar’ opgenomen, maar [naam 1] is daadwerkelijk ingevlogen om die rol op zich te nemen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte met zijn bijdrage aan de ontvoering willens en wetens de aanmerkelijke kans op alle bewezen geweldshandelingen heeft aanvaard.
Voortdurend delict feit 2
Wanneer een minderjarige wordt onttrokken aan het wettig gezag, duurt die situatie voort totdat de minderjarige weer bij de (tevens) gezaghebbende ouder is. Dat kan geruime tijd duren. Zeker als de onttrekking plaatsvindt naar een ander land, in het bijzonder een land waarmee Nederland geen verdragsrechtelijke rechtshulprelatie heeft. Het feit dat verdachte en de medeverdachten die voortdurende situatie hebben gecreëerd, maakt dat hen ook de periode waarin de minderjarige aan het gezag blijft onttrokken, kan worden toegerekend. Verdachte wist of had kunnen weten dat het doel van de ontvoering was om [naam kind] naar India te brengen. Ook ten aanzien van deze omstandigheid is op z’n minst sprake van voorwaardelijk opzet op het laten voortduren van de situatie nu is meegewerkt aan het overbrengen van een minderjarig kind naar India. De rechtbank acht daarom de gehele ten laste gelegde periode bewezen.