Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2019 in de zaak tussen
[eiser] te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. K.H. Zonneveld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente waarin hem werd gelast om de overtreding van artikel 2:44, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) te staken. Dit besluit volgde op de constatering dat eiser inbrekerswerktuigen bij zich had, wat leidde tot een dwangsom van € 2.500,- per overtreding met een maximum van € 10.000,-. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had gehandeld, aangezien eiser als medepleger van de overtreding kon worden aangemerkt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen inbrekerswerktuigen en de criminele antecedenten van eiser en zijn broer, die samen betrokken waren bij eerdere diefstallen. De rechtbank concludeerde dat de last onder dwangsom proportioneel was en dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding stond tot het te beschermen belang. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.