Op 10 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door België was uitgevaardigd. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 25 juni 2020 en betreft strafbare feiten die naar Belgisch recht zijn gepleegd. De opgeëiste persoon, geboren in 2001 en met de Nederlandse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de openbare zitting op 27 augustus 2020. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten voldoende zijn omschreven en dat de overlevering kan plaatsvinden, mits de garantie voor terugkeer naar Nederland is gewaarborgd. De Procureur des Konings heeft deze garantie op 17 augustus 2020 verstrekt, wat de rechtbank voldoende achtte.
De rechtbank heeft ook de weigeringsgronden van de Overleveringswet (OLW) in overweging genomen, maar concludeerde dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.